ECLI:NL:RBNHO:2025:6447

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
15/025128-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer en voorbereidingshandelingen van cocaïne met een aanzienlijke hoeveelheid

Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen hiertoe. De verdachte, die gedetineerd was in Justitieel Complex Zaanstad, werd verweten samen met anderen in de periode van 18 oktober 2023 tot en met 16 januari 2024 voorbereidingshandelingen te hebben getroffen voor het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden cocaïne. Daarnaast werd de verdachte verweten op 21 mei 2023 ongeveer 25,5 kilogram cocaïne Nederland te hebben binnengebracht. De rechtbank heeft de zaak behandeld na meerdere openbare terechtzittingen en heeft op basis van de bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, de feiten bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een onmisbare schakel was in de invoer van cocaïne en dat zijn bijdrage van dusdanig gewicht was dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 78 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaatsen Alkmaar, Haarlemmermeer en Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/025128-23 (zaak A) en 15/223312-24 (zaak B) (P)
Uitspraakdatum: 11 juni 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 april 2024 (Alkmaar), 8 juli 2024 (Haarlem), 13 augustus 2024 (Haarlem), 4 november 2024 (Alkmaar), 27 januari 2025 (Alkmaar), 14 april 2025 (Haarlem) (alle pro forma), 6 en 7 mei 2025 (Haarlemmermeer, inhoudelijke behandeling) en 11 juni 2025 (Haarlem, sluiting onderzoek en uitspraak) in de zaak tegen:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad,
hierna te noemen: de verdachte of [verdachte 2].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op de regiezitting van 13 augustus 2024 gevoegd.
De zaak met parketnummer 15/025128-23 wordt hierna aangeduid als zaak A.
De zaak met parketnummer 15/223312-24 wordt hierna aangeduid als zaak B.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. T.M. Fikkers, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvouw, mr. T. Urbanus, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlasteleggingen

De verdachte wordt verweten drie strafbare feiten te hebben gepleegd. Deze komen – kort gezegd – op het volgende neer.
Onder zaak A wordt de verdachte verweten dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden cocaïne in de periode van 18 oktober 2023 tot en met 16 januari 2024.
Onder zaak B wordt de verdachte verweten dat hij zich samen met anderen op 21 mei 2023 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 25,5 kilogram cocaïne (feit 1). Dit is subsidiair ten laste gelegd als een poging.
Daarnaast wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 20 mei 2023 tot en met 26 mei 2023 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 25,5 kilogram cocaïne (feit 2).
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.De standpunten

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit in zaak A en van de tenlastegelegde feiten 1 primair en 2 in zaak B.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen, met uitzondering van – kort gezegd – het ‘bewegen van een of meer anderen’ en het raadplegen van de track and trace module van [naam 1].
Ten aanzien van zaak B heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de invoer en/of wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne, en omdat zijn handelen niet kwalificeert als een bijdrage van voldoende gewicht aan de invoer. De raadsvrouw heeft betoogd dat de gedragingen van de verdachte niet wijzen op opzettelijke betrokkenheid. Zo kwam hij pas in de loods enkele uren nadat de cocaïne was gearriveerd. Daarnaast is het passend bij de werkzaamheden van de verdachte dat hij door de loods wandelt. Dit kan niet worden geïnterpreteerd als zoekend rondkijken. Verder is het niet vreemd dat de verdachte twee mannen (medeverdachten [naam 2] en [naam 3]) de loods heeft binnengelaten en ze kort de loods heeft laten betreden. Er kwamen wel vaker chauffeurs of klanten aan een zijdeur. Ook uit de telefoongegevens van de verdachte en de medeverdachten kan niet worden afgeleid dat de verdachte betrokken was bij, of een bijdrage heeft geleverd aan de invoer van cocaïne. Het telefoongesprek van 26 mei 2023 tussen de verdachte en de getuige [naam 4] wordt door de politie ten onrechte geïnterpreteerd als belastend.
De raadsvrouw heeft tot slot als ‘alternatief scenario’ naar voren gebracht dat er concrete aanwijzingen zijn dat andere personen die werkzaam zijn bij [naam 1], namelijk ‘Oostblokkers’, betrokken zijn bij de invoer van de cocaïne op 21 mei 2023.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1.
De bewijsmiddelen in zaak A en zaak B
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit in zaak A en de feiten 1 primair en 2 in zaak B op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn opgenomen.
De bewezenverklaring in zaak A volgt uit de bewijsmiddelen en behoeft – mede gelet op de standpunten van de verdediging en de officier van justitie – geen nadere motivering. De rechtbank zal hierna motiveren hoe zij tot de bewezenverklaring van de feiten 1 primair en 2 van zaak B is gekomen.
4.2.
Bewijsmotivering zaak B
Op basis van de bewijsmiddelen en hetgeen is besproken op de terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 21 mei 2023, rond 00:45 uur, wordt in een loods van het bedrijf [naam 1] B.V. (hierna: [naam 1]) in Aalsmeer op een vrachtplaat met nummer [nummer 1] een bloemendoos met airwaybillnummer [nummer 2] gevonden die met vluchtnummer [nummer 3] vanuit Bogota (Colombia) naar Luik (België) en vervolgens met luchtvervangend vervoer (vrachtwagen) naar [naam 1] in Aalsmeer is gestuurd. Deze bloemendoos hoort niet op deze vrachtplaat te liggen en is dan ook als zogenoemde ‘bijpak’ vervoerd. De inhoud van de doos zou moeten bestaan uit bloemen, maar in de doos zitten 26 met zwarte folie omwikkelde pakketten. Ook blijken er twee gps-trackers in de doos te zijn geplaatst. Na het aantreffen van de afwijkende inhoud van de doos wordt de directeur van [naam 1] geïnformeerd en wordt de doos apart gezet in het kantoor van de directie. Omstreeks 07:15 uur komt de Koninklijke Marechaussee ter plaatse en rond 09:40 uur wordt de bloemendoos met inhoud voor nader onderzoek overgebracht naar het Joint Inspection Centre Schiphol. De inhoud van de pakketten wordt getest en gewogen en het blijkt te gaan om ongeveer 25,5 kilogram cocaïne.
Om 5:17 uur diezelfde dag begint [verdachte 2] aan zijn dienst: hij klokt in en loopt door de loods. Om 5:44 uur komt een witte Opel Vivaro bestelbus aanrijden bij een zijdeur van de loods van [naam 1]. Deze bus is op 20 mei 2023 gehuurd op naam van de vriendin van medeverdachte [naam 2] (hierna: [naam 2]). Om 5:45 uur opent [verdachte 2] de zijdeur, kijkt naar buiten en sluit de deur weer. Enkele seconden later opent [verdachte 2] de deur opnieuw en laat hij een man binnen. Dit blijkt later medeverdachte [naam 3] (hierna: [naam 3]) te zijn (de rechtbank leidt dit af uit bewijsmiddel 12 – kort gezegd: signalement – in combinatie met de telefoongegevens zoals opgenomen in bewijsmiddel 13 en 22 en 27). [verdachte 2] en [naam 3] lopen samen langs verschillende locaties in de loods. Om 5:49 uur komen [verdachte 2] en [naam 3] terug bij de zijdeur, gaan enkele seconden naar buiten en komen direct daarna opnieuw de loods binnen met een derde persoon. Deze derde persoon blijkt [naam 2] te zijn (de rechtbank leidt dit af uit bewijsmiddel 11 – kort gezegd: signalement – in combinatie met bewijsmiddel 32 betreffende na te noemen video waarop de stem van [naam 2] wordt herkend). Van 5:50 uur tot 6:04 uur lopen [verdachte 2], [naam 3] en [naam 2] gezamenlijk langs verschillende vrachtpallets in de loods. [naam 3] en [naam 2] hebben beiden een papier in hun hand.
Het papier in de hand van [naam 2] betreft een air cargo manifest van Qatar Airways. Dat is te zien op een video die is aangetroffen in de telefoon van [naam 2]. In deze video is de loods van [naam 1] zichtbaar en zegt [naam 2]: ‘we zijn binnen’
.Daarna worden er pallets met dozen gefilmd en komt het manifest in beeld. Op dit manifest staat dat de betreffende vracht vanuit Bogota (Colombia) via Luik (België) naar [naam 1] is verstuurd met vlucht [nummer 3]. Daarnaast is het nummer van de vrachtplaat van de betreffende vracht leesbaar: [nummer 1]. Dit is het nummer van de vrachtplaat waarop de bloemendoos met de 26 pakketten cocaïne is aangetroffen. Verder is op de telefoon van [naam 2] een video aangetroffen waarop zichtbaar is dat iemand vrachtplaten met bloemendozen filmt. Eén doos wordt specifiek in beeld gebracht: dit betreft een bloemendoos met airwaybillnummer [nummer 2]. Daarna wordt het nummer van de vrachtplaat in beeld gebracht. De vrachtplaat heeft het nummer [nummer 1]. De vloer en de rollerbanen die zichtbaar zijn in de video komen niet overeen met de loods van [naam 1]. Kennelijk is deze video op een andere locatie gemaakt. De nummers van de doos en de vrachtplaat zijn wel gelijk aan de nummers van de doos en de vrachtplaat waarin de 26 pakketten met cocaïne zijn aangetroffen bij [naam 1]. Verder wordt op de telefoon van [naam 2] een schermafbeelding van Flightradar 24 aangetroffen. Op de schermafbeelding is een vlucht weergegeven. De weergegeven vlucht betreft Qatar Cargo vliegtuig met vluchtnummer [nummer 3]. Dit vluchtnummer is eveneens weergegeven op het manifest en betreft kennelijk de vlucht waarmee de 26 pakketten met cocaïne zijn vervoerd.
Nadat [verdachte 2], [naam 3] en [naam 2] gezamenlijk gedurende ongeveer 14 minuten door de loods hebben gelopen, verlaten [naam 3] en [naam 2] de loods en rijden zij om 6:05 uur samen weg in de Opel Vivaro. Om 6:35 uur komt de Opel Vivaro terug naar de loods en rijdt heen en weer over de parkeerplaats van [naam 1]. Ook om 06:53 uur is de Opel Vivaro rijdend op de openbare weg gezien op de camerabeelden van [naam 1].
Op 25 mei 2023 wordt de directeur van [naam 1], [naam 5], bij zijn huis benaderd door een man. Hij vraagt [naam 5] waar de in beslag genomen bloemendoos zich bevindt, wil weten hoeveel kilo er in beslag was genomen en verzoekt om een bewijs van inbeslagname. Een dag later, op 26 mei 2023, neemt [naam 2] telefonisch contact op met [naam 5] en vraagt of het klopt dat er gisteren ‘iemand van ons’ is langs geweest en of [naam 5] de verklaring kan toesturen via de app.
Op 26 mei 2023 voert [verdachte 2] een telefoongesprek met [naam 4]. In dit gesprek meldt [verdachte 2] dat het ‘sinds vandaag wel weer rustig is’. Wanneer [naam 4] wordt gevraagd naar dit gesprek, verklaart [naam 4] dat dit gesprek met [verdachte 2] ging over ‘gezeik tussen [verdachte 2] en een gozer die [bijnaam] wordt genoemd’. [naam 4] verklaart ook dat ‘[bijnaam]’ in een gele Mercedes AMG A45 rijdt. De haardracht van [naam 2] past bij de omschrijving ‘[bijnaam]’
,uit de politiesystemen blijkt dat deze bijnaam vaker voor [naam 2] wordt gebruikt. Verder rijdt [naam 2] in een (opvallende) gele Mercedes AMG A45.
Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte 2] en [naam 3] elkaars nummers in meerdere telefoons hebben opgeslagen als contact, zij hebben in 2022 reeds contact met elkaar gehad en hebben na 21 mei 2023 opnieuw contact met elkaar gezocht.
De rol van [verdachte 2]
De rechtbank stelt voorop dat bij de invoer van cocaïne vanuit het buitenland naar Nederland per vrachtvliegtuig, op de wijze zoals die in dit geval aan de orde is, meerdere personen betrokken moeten zijn. Er zijn in het bronland personen die het transport organiseren en de doos met cocaïne verzenden, terwijl aan de ontvangstzijde personen nodig zijn die de doos met cocaïne onderkennen, veiligstellen en buiten het besloten systeem van de douane brengen. De personen aan de ontvangstzijde zullen op de hoogte moeten zijn van het moment van aankomst van de cocaïne en moeten ook de mogelijkheid hebben om de cocaïne in bezit te krijgen. Het is immers volstrekt onwaarschijnlijk dat de verzendende partij de cocaïne ‘op goed geluk’ verstuurt zonder zekerheden te hebben over de ontvangst en het veiligstellen van de cocaïne. In een besloten (douane)systeem, waar luchttransport onder valt, zullen in een geval als het onderhavige dan ook personen betrokken moeten worden die werkzaam zijn binnen een dergelijk systeem.
De rechtbank is van oordeel dat het [verdachte 2] is geweest die deze rol op zich heeft genomen. De rechtbank overweegt daartoe dat [naam 1] onderdeel uitmaakt van een besloten douanesysteem in luchttransport, dat [verdachte 2] hier werkzaam was en was belast met de afhandeling van de vracht. [verdachte 2] is gestart aan zijn dienst kort nadat de cocaïne [naam 1] had bereikt. Op het moment dat [verdachte 2] aan zijn dienst begon, was de doos met cocaïne weliswaar onderschept door werknemers van [naam 1], maar bevond deze doos – waarin ook twee gps-trackers zaten – zich nog in de loods van [naam 1] (het kantoor van de directie). Immers, de Koninklijke Marechaussee is pas rond 7:15 uur naar de loods gekomen en heeft vervolgens de doos in beslag genomen. De persoon die de gps-trackers kon volgen, kon daardoor denken dat de cocaïne zich nog binnen het bereik van [verdachte 2] bevond op het moment dat hij zijn dienst begon en vervolgens met [naam 2] en [naam 3] door de loods liep. Nu de doos niet op de vrachtplaat behoorde te liggen – maar als ‘bijpak’ werd verzonden (zie bewijsmiddel 5) – en deze doos daarom, zo begrijpt de rechtbank de eigen verklaring van [verdachte 2], apart zou worden gezet, is het niet relevant dat [verdachte 2] pas enige uren nadat de cocaïne was gearriveerd, aan zijn dienst begon.
[verdachte 2] heeft [naam 2] en [naam 3] – die kennelijk een bekende was van [verdachte 2], zo leidt de rechtbank af uit de hiervoor weergegeven ‘telefoongegevens’ – via een zijdeur de loods heeft binnengelaten, terwijl zij niet bevoegd waren om de loods te betreden, nu zij geen werknemers zijn van [naam 1] en nergens uit blijkt dat zij zich als klant of chauffeur hebben gemeld bij [naam 1]. [verdachte 2] loop vervolgens met deze twee personen gedurende ongeveer veertien minuten door de loods. Daarbij is van belang dat [naam 2] op dat moment een air cargo manifest vasthield met daarop informatie over de vrachtzending met de doos met cocaïne en dat in zijn telefoon – kort gezegd – video’s en afbeeldingen zijn gevonden die kennelijk in relatie staan tot de vlucht en bloemendoos waarmee de cocaïne is ingevoerd. De rechtbank trekt op grond van dit alles de conclusie dat [verdachte 2], [naam 2] en [naam 3] door de loods liepen met als doel de doos met cocaïne te vinden.
Verder leidt de rechtbank uit het telefoongesprek tussen [verdachte 2] en [naam 4] en de verklaring van Nieuwenhuis daarover, af dat [verdachte 2] en [naam 2] ‘gezeik’ hadden en dat dit ‘gezeik’ op 26 mei 2023 weer rustig was. In aanmerking genomen dat [naam 2] en [verdachte 2] samen in de loods waren waar op 21 mei 2023 de cocaïne in beslag is genomen en de omstandigheid dat [naam 2] op 26 mei 2023 van [naam 5] (de directeur van [naam 1]) de bevestiging heeft gekregen dat er een bewijs van inbeslagname van de cocaïne is en dat hij ([naam 2]) daarvan een ‘kopie’ (schermafbeelding) kan krijgen, gaat de rechtbank ervan uit dat dit ‘gezeik’ betrekking had op de verloren partij cocaïne.
De rechtbank stelt op basis van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, vast dat [verdachte 2] wist (vol opzet) dat bij de vrachtzending die op 21 mei 2023 bij [naam 1] aankwam, een doos met cocaïne als ‘bijpak’ aanwezig was, en dat hij handelingen heeft verricht met als doel die doos met cocaïne in handen van hemzelf en [naam 2] en [naam 3] te stellen. Hierin ligt logischerwijs besloten dat [verdachte 2] vóórdat de cocaïne werd verzonden, afspraken heeft gemaakt met anderen over zijn aanwezigheid in de loods van [naam 1] zodat hij de cocaïne na aankomst kon veiligstellen.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor beschreven bijdrage van [verdachte 2] van dusdanig gewicht is dat sprake is van medeplegen. [verdachte 2] was een onmisbare schakel bij het invoeren van cocaïne vanuit Colombia naar Nederland: zonder hem was er geen mogelijkheid voor de organisatie om in Nederland weer te kunnen beschikken over de cocaïne.
De conclusie van de rechtbank ten aanzien van zaak B , feit 1 primair
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 2] zich met zijn handelen als medepleger heeft schuldig gemaakt aan de invoer van 25,5 kilogram cocaïne. De rechtbank merkt nog op dat hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht als ‘alternatief scenario’, te weten dat er aanwijzingen zijn dat er mogelijk bij [naam 1] werkzame ‘Oostblokkers’ betrokken zijn geweest bij het transport, geenszins afbreuk doet aan hetgeen hiervoor over betrokkenheid van [verdachte 2] is overwogen. Dit verweer wordt reeds daarom verworpen. De overige door de raadsvrouw gevoerde verweren vinden weerlegging in hetgeen hiervoor is overwogen en in de bewijsmiddelen, of zullen onbesproken blijven nu de rechtbank de onderdelen waartegen verweer is gevoerd niet heeft gebruikt in de bewijsvoering.
De conclusie van de rechtbank ten aanzien van zaak B, feit 2
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 1 primair en de bewijsmiddelen in de bijlage, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 2] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd - voorbereidingshandelingen met betrekking tot het invoeren van 25,5 kilogram cocaïne. Dit maakt dat de rechtbank feit 2 ook bewezen zal verklaren.
4.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A ten laste gelegde feit en de feiten 1 primair en feit 2 van zaak B heeft begaan, met dien verstande dat:
ten aanzien van zaak A
hij in de periode van 18 oktober 2023 tot en met 16 januari 2024, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen om (telkens) (een) feit(en), bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens),
- gecommuniceerd via een versleutelde berichtendienst te weten Signal en
- meerdere (telefoon)gesprekken en/of chats gevoerd over de invoer van
verdovende middelen en/of
- gesprekken gevoerd over wijze van verpakken en vervoeren en de hoeveelheden en het inladen op de luchthaven van vertrek, van de binnen Nederlands grondgebied in te voeren verdovende middelen en
- gesprekken gevoerd over zendingen met vluchten van Qatar Airways en/of Ethiopian Airways vanuit Bogota, Colombia, en/of Ecuador via Miami en/of Luik, België, naar Nederland voor invoer van de verdovende middelen en
- meermalen aan een ander of anderen een datum doorgegeven op welke dag de partijen verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied ingevoerd kon worden en
- gesprekken gevoerd over percentages en/of prijzen die zijn gemoeid met de invoer van de verdovende middelen en
- gesprekken gevoerd over een andere invoer methode en het testen van deze methode.
ten aanzien van zaak B
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 21 mei 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 25,5 kilogram cocaïne.
feit 2:
hij in de periode van 20 mei 2023 tot en met 21 mei 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 25,5 kilogram cocaïne, voor te bereiden of te bevorderen,
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feiten,
immers heeft/hebben en is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een bestelbus gehuurd en
- met mededaders, althans één of meer andere bij de invoer betrokken personen contact gehad omtrent het transport en de aankomst van een zending cocaïne en de voorgenomen werkwijze bij voornoemd strafbaar feit en
- zich met een bestelauto naar de loods van [naam 1] gelegen aan de [adres] begeven met als doel om daar een bloemendoos met daarin cocaïne op te halen en
- toegang tot de loods van [naam 1] verschaft en aldaar op zoek gegaan naar de bloemendoos met daarin cocaïne.
- afspraken gemaakt en/of overlegd over het zekerstellen en/of ophalen en/of uithalen van de cocaïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
ten aanzien van zaak B:
de eendaadse samenloop van:
feit 1 primair:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 2:medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren (84 maanden).
7.2.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de strafmaat heeft de raadsvrouw gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de gevolgen die zijn detentie met zich heeft gebracht en de inzet van de verdachte voor re-integratie. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte slechts voor zaak A kan worden veroordeeld en is van oordeel dat in dat geval kan worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis. Indien de rechtbank tot een andere veroordeling komt heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat zij de eis van de officier van justitie disproportioneel vindt en heeft ter onderbouwing gewezen op naar haar oordeel relevante jurisprudentie.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het invoeren van cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen hiertoe. De verdachte heeft zich hiermee begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen en hierbij als werknemer van [naam 1] een belangrijke rol gespeeld. De verdachte heeft 25,5 kilogram cocaïne Nederland ingevoerd en de voorbereidingshandelingen in de periode van oktober 2023 tot en met januari 2024 zagen op eveneens forse hoeveelheden. Dergelijke hoeveelheden moeten bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Cocaïne bevat voor de gebruikers ervan zeer schadelijke stoffen en leidt vaak, direct en indirect, tot andere vormen van criminaliteit, waaronder (ernstige) geweldscriminaliteit en misdrijven die een bedreiging zijn voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Ook worden er regelmatig strafbare feiten gepleegd door de gebruikers van deze middelen om hun behoefte aan deze stof te kunnen financieren.
Als medewerker van [naam 1] heeft de verdachte een wezenlijke rol gehad bij het plegen van de feiten, omdat hij als medewerker toegang had tot de loods met vrachtzendingen en ook andere personen deze toegang kon verlenen. Hij heeft daarmee misbruik gemaakt van zijn positie en een mogelijkheid gecreëerd voor de smokkel van verdovende middelen. Voor de bestrijding van de internationale handel in harddrugs is het van groot belang dat medewerkers van transportbedrijven zoals [naam 1], weerstand bieden tegen de verleiding zich in te laten met de invoer van harddrugs. De verdachte deed dit niet, had voor de hiervoor genoemde gevolgen geen oog en was kennelijk slechts uit op eigen financieel gewin.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 30 september 2024, waaruit blijkt dat hij eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Nu dit feit gepleegd is in 2004 zal de rechtbank het strafblad van de verdachte echter niet in zijn nadeel meewegen. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 21 juni 2024, heeft de rechtbank gelet op wat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard over zijn persoonlijke omstandigheden en wat hierover verder uit het dossier blijkt. De rechtbank heeft begrip voor de medische situatie van de verdachte en de nadelige gevolgen die zijn detentie met zich brengt, maar deze omstandigheden leiden naar het oordeel van de rechtbank niet tot een lagere straf.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de aard, ernst en de negatieve maatschappelijke gevolgen van de bewezenverklaarde feiten zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van de rechtspraak (LOVS-oriëntatiepunten), geldt als uitgangspunt voor het invoeren van meer dan 20 kilo cocaïne, binnen georganiseerd verband, een gevangenisstraf voor de duur van 72 maanden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden, de aard van de feiten en de overige omstandigheden uit het dossier geen aanleiding om voor feit 1 van zaak B af te wijken van deze oriëntatiepunten en neemt een gevangenisstraf voor de duur van 72 maanden dan ook als uitgangspunt. De voorbereidingshandelingen van feit 2 van zaak B zijn dusdanig verweven met feit 1 van zaak B dat de rechtbank geen aanleiding ziet dit feit zelfstandig mee te wegen bij de strafmaat. Dat ligt anders wat betreft de bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen in zaak A omdat die voorbereidingshandelingen op zich zelf staan. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 78 maanden moet worden opgelegd.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit in zaak A en de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten in zaak B heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
78 [achtenzeventig] maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. de Bont, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort en mr. S. Mac Donald, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2025.
Bijlage 1: de tenlasteleggingen
Ten aanzien van zaak A
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 oktober 2023 tot en met 16 januari 2024, te Aalsmeer en/of Schiphol en/of Diemen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (telkens) (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden cocaïne, in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feiten feit, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens),
- een of meer telefoon(s) voorhanden gehad en/of
- ( via dat/die telefoon(s)) meerdere malen ingelogd in de track and trace module van [naam 1] en/of
- gecommuniceerd via versleutelde berichten(dienst(en )) te weten Signal en/of
- een of meerdere (telefoon)gesprekken en/of chats gevoerd over de invoer van
verdovende middelen en/of
- ( een of meer) ontmoeting(en) gehad gerelateerd aan en/of in verband met de invoer van verdovende middelen en/of
- gesprekken gevoerd over wijze van verstoppen/verpakken en/of vervoer en/of de hoeveelhe(i)d(en) en/of het inladen op de luchthaven van vertrek, van de binnen
Nederlands grondgebied in te voeren verdovende middelen en/of
- gesprekken gevoerd over (bloemen)zendingen met vluchten van Qatar Airways en/of Ethiopian Airways vanuit Bogota, Colombia, en/of Ecuador via Miami en/of Luik, België, naar Nederland voor invoer van de verdovende middelen en /of
- ( meermalen) aan/van/met elkaar en/of een ander of anderen een datum en/of data doorgegeven op welke dag/dagen de (partij(en)) verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied ingevoerd konden worden en/of
- gesprekken gevoerd over percentages en/of prijzen die zijn gemoeid met de invoer en/of de inkoop en/of het uit de zending halen van de verdovende middelen en/of het (verdere) verhandelen en/of
- gesprekken gevoerd over nieuwe en/of andere invoer methode(s) en/of het testen van deze methode.
Ten aanzien van zaak B
Feit 1:
hij op of omstreeks 21 mei 2023 te Schiphol en/of Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 25,5 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 mei 2023 te Schiphol en/of Aalsmeer, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voornemen om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel
1, lid 4 van de Opiumwet ongeveer 25,5 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ( meermalen) met mededaders, althans alleen
-contact gehad met bij de invoer betrokken personen contact gehad omtrent de aankomst van een zending cocaïne en/of contact gehad omtrent het ophalen van een cocaïne bij [naam 1] gelegen aan de [adres] en/of
- een bestelbus gehuurd en/of
-via trackers informatie ontvangen en/of voorhanden gehad over de locatie van de zending (met daarin cocaïne) en/of
- zich met bestelauto naar de loods van [naam 1] gelegen aan de [adres] begeven met als doel om daar een pakket en/of bloemendoos (met daarin cocaïne) op te halen en/of
- toegang tot de loods van [naam 1] verschaft en/of aldaar (meermalen) op zoek gegaan naar het pakket en/of bloemendoos (met daarin cocaïne)zending
- ( telefonisch) contact gehad met M. [naam 5] ,de directeur van [naam 1] voor een bewijs van inbeslagname van de bloemenzending met daarin cocaïne terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (het brengen en/of vervoeren en/of afleveren) niet is voltooid;
Feit 2:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 mei 2023 tot en met 26 mei 2023 te Schiphol en/of Aalsmeer en/of Roelofarendsveen en/of Rotterdam en/of Amsterdam, althans op (een) locatie(s) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 25,5 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid, cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben en is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- één of meer telefoons bestemd voor communicatie met mededaders voorhanden gehad en/of
- een bestelbus gehuurd en/of
- ( meermalen) met mededaders, althans één of meer andere bij de invoer betrokken personen contact gehad omtrent de transport en aankomst van een zending cocaïne en de voorgenomen werkwijze bij voornoemd strafbaar feit en/of
-via trackers informatie ontvangen en/of voorhanden gehad over de locatie van de zending (met daarin cocaïne) en/of
- zich met bestelauto naar de loods van [naam 1] gelegen aan de [adres] begeven met als doel om daar een pakket en/of bloemendoos (met daarin cocaïne) op te halen en/of
- toegang tot de loods van [naam 1] verschaft en/of aldaar op zoek gegaan naar het pakket en/of bloemendoos (met daarin cocaïne)zending
- telefonisch contact gehad met M. [naam 5], de directeur van [naam 1] en/of naar de woning van die [naam 5] gereden voor een bewijs van inbeslagname van de bloemenzending met daarin cocaïne;
- afspraken gemaakt en/of overlegd over het zekerstellen en/of ophalen en/of uithalen van de cocaïne en/of het (tezamen) aanlopen van of reizen naar M. [naam 5] en/of het hem zeggen/dwingen dat hij contact moest opnemen met een bepaald telefoonnummer en/of informatie moest aanleveren ten einde de criminele groepering aan een bewijs van inbeslagname te helpen.
Bijlage 2: de bewijsmiddelen