ECLI:NL:RBNHO:2025:6426

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
11561249 \ CV FORM 25-1309
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers wegens geannuleerde vlucht en beoordeling van buitengewone omstandigheden door vervoerder

In deze zaak hebben passagiers compensatie aangevraagd van de vervoerder, Easyjet Europe, vanwege een geannuleerde vlucht van Londen naar Amsterdam op 12 mei 2023. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk vertragingen door de luchtverkeersleiding. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had onderbouwd waarom het noodzakelijk was om de vlucht te annuleren. De passagiers hebben een vordering ingediend voor compensatie van € 750,00 per persoon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden, omdat de vervoerder niet had aangetoond dat het niet mogelijk was om de vlucht alsnog uit te voeren. De kantonrechter heeft het verzoek van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van in totaal € 886,13, inclusief proceskosten en rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11561249 \ CV FORM 25-1309
Uitspraakdatum: 11 juni 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]

beiden wonende te Heerhugowaard
3. [verzoeker 3]wonende te [plaats]
verzoekende partijen
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Easyjet Europe
gevestigd te Wenen, Oostenrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk (onder meer) de doorwerking van vertraging vanwege beperkingen door de luchtverkeersleiding. Hij heeft echter onvoldoende onderbouwd waarom het vervolgens noodzakelijk was om de vlucht te annuleren. Daarom wordt het verzoek van de passagiers toegewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A):
  • het verweerschrift.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 12 mei 2023 vervoeren van Londen, Verenigd Koninkrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EJU7832 dan wel EZY7832 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 136,13 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2] Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [3]
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht in kwestie onderdeel van de rotatievluchten Genève – Amsterdam – Londen – Amsterdam – Glasgow – Amsterdam – Londen – Amsterdam (vluchtnummers EZY7866, EZY7839, EZY7840, EZY7835, EZY7836, EZY7831 en EZY7832). Vlucht EZY7866 van Genève naar Amsterdam kreeg een latere vertrektijd opgelegd door de luchtverkeersleiding. Deze vertraging werkte door gedurende de rotatievlucht. Ook andere vluchten van de rotatie kregen een latere vertrektijd opgelegd door de luchtverkeersleiding. Daarnaast kregen de vluchten te maken met een aantal andere vertragingsoorzaken. Vanwege deze vertraging was het niet meer mogelijk om de retourvlucht Amsterdam – Londen – Amsterdam (vluchten EZY7831 en EZY7832) uit te voeren zonder het nachtregime van Schiphol te schenden. Daarom heeft de vervoerder vlucht EZY7831 en de vlucht in kwestie moeten annuleren. Ter onderbouwing verwijst hij onder meer naar vluchtrapporten en een schermafbeelding van de webpagina van Schiphol over het nachtregime.
4.4.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat Schiphol geen harde nachtklok kent en ook ’s nachts is geopend. Voor aankomsten tijdens het nachtregime kan om een zogenaamd ‘nachtslot’ worden verzocht. Als de vervoerder dit had gedaan, dan had de vlucht – zij het vertraagd – uitgevoerd kunnen worden, aldus de passagiers.
4.5.
Het verweer van de vervoerder slaagt niet. Hierbij kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven of en in hoeverre de vertraging van de voorgaande vluchten uit de rotatievlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Ook als dit vast zou komen te staan, volgt daaruit immers niet zonder meer dat het vervolgens noodzakelijk was om de vlucht in kwestie te annuleren. De vervoerder heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat het niet mogelijk was om de vlucht in kwestie alsnog na het ingaan van het nachtregime uit te voeren, bijvoorbeeld door een nachtslot aan te vragen. Dit volgt ook niet uit de door hem overgelegde schermafbeelding van de website van Schiphol. Daarin staat slechts dat voor aankomsten na het ingaan van het nachtregime een nachtslot vereist is en dat vluchten zonder nachtslot gezien zullen worden als ‘unplanned night movements’. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de passagiers had dit wel op zijn weg gelegen. Bij deze stand van zaken kan daarom niet worden geoordeeld dat de vervoerder geen invloed had op de annulering. Dit betekent dat deze niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
4.6.
De slotsom is dat het verzoek van de passagiers zal worden toegewezen. De over de hoofdsom verzochte wettelijke rente is als anderszins onbetwist eveneens toewijsbaar.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende onderbouwd dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de indiening van het vorderingsformulier. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Zij hebben niet gesteld dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.10.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat aan deze beschikking worden gehecht. [4]

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 886,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 750,00 vanaf 12 mei 2023 en over € 136,13 vanaf 25 februari 2025, tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 226,00 aan griffierecht en € 135,00 aan salaris gemachtigde, en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt,
5.3.
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.
4.Zoals bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015.