In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 11 juni 2025, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen, [eisers] en [gedaagden], over de juridische erfgrens tussen hun percelen. De eisende partijen, [eisers], zijn sinds 15 maart 2023 eigenaar van een woning, terwijl de gedaagde partijen, [gedaagden], sinds januari 2018 eigenaar zijn van een aangrenzende woning. De partijen hebben in overleg besloten om de bestaande erfafscheiding te verwijderen en een nieuwe schutting te plaatsen. Echter, er is onenigheid ontstaan over de exacte ligging van de erfgrens, die volgens de kadastrale gegevens niet overeenkomt met de feitelijke situatie. De eisende partijen vorderen dat de kadastrale erfgrens als juridische erfgrens wordt erkend, terwijl de gedaagde partijen stellen dat de erfgrens door verjaring is gewijzigd.
De kantonrechter heeft in deze tussenvonnis vastgesteld dat er onvoldoende duidelijkheid is over de feitelijke situatie en de erfafscheiding in de afgelopen twintig jaar. De rechter heeft [gedaagden] opgedragen bewijs te leveren van hun stelling dat de erfafscheiding gedurende deze periode op de door hen beschreven manier heeft bestaan. Dit bewijs zal worden geleverd door middel van een gerechtelijke plaatsopneming (descente) en een getuigenverhoor ter plaatse, waarbij de rechter en de griffier aanwezig zullen zijn. De partijen moeten ook aanwezig zijn om hun stellingen te onderbouwen en te onderzoeken of er overeenstemming kan worden bereikt. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na de plaatsopneming en het getuigenverhoor.