ECLI:NL:RBNHO:2025:6336

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
355803 HA ZA 24-453
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebrekkige uitvoering verbouwwerkzaamheden en schadevergoeding

In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een woning, Bouwdan Aannemingsmaatschappij B.V. ingeschakeld voor verbouwwerkzaamheden. Eisers stellen dat de werkzaamheden niet binnen de afgesproken termijn zijn uitgevoerd en dat er gebreken zijn in de uitvoering. Bouwdan erkent dat de werkzaamheden niet zijn afgerond, maar betwist dat zij in verzuim is. De rechtbank oordeelt dat er geen fatale opleverdatum is afgesproken, maar dat Bouwdan wel in verzuim is geraakt door de werkzaamheden niet tijdig af te ronden. De rechtbank stelt vast dat er diverse gebreken aan het uitgevoerde werk zijn en dat Bouwdan aansprakelijk is voor de schade die eisers hebben geleden. De rechtbank wijst de vordering van Bouwdan om het conservatoir beslag op te heffen af. In reconventie wordt de vordering van Bouwdan afgewezen. De rechtbank kent schadevergoeding toe aan eisers voor de herstelkosten, beschadigd bad, vermiste goederen en opslagkosten als gevolg van de te late oplevering. De proceskosten worden toegewezen aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/355803 / HA ZA 24-453
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. O.S.H. Horssius,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWDAN AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd in Alkmaar,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Bouwdan,
advocaat: mr. D.M. Schouten-Hennen.
De zaak in het kort
Bouwdan heeft in opdracht van [eisers] verbouwwerkzaamheden aan de woning van [eisers] uitgevoerd. Voor de verbouwwerkzaamheden heeft Bouwdan een onderaannemer ingeschakeld. [eisers] vinden dat de werkzaamheden niet binnen de afgesproken termijn zijn uitgevoerd en dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. Zij stellen Bouwdan hiervoor aansprakelijk en vorderen betaling van de schade die zij hebben geleden. Bouwdan erkent dat de werkzaamheden nog niet zijn afgerond, maar betwist dat zij in verzuim is komen te verkeren. In reconventie vordert zij dan ook opheffing van het conservatoir beslag dat [eisers] hebben laten leggen. De rechtbank stelt vast dat partijen geen fatale opleverdatum zijn overeengekomen. [eisers] mochten wel verwachten dat de werkzaamheden in elk geval binnen afzienbare termijn na aanvang van de werkzaamheden zouden zijn afgerond en niet dat de werkzaamheden na vijf maanden nog steeds niet waren afgerond. Door het werk niet tijdig af te ronden nadat [eisers] een termijn had gesteld, is Bouwdan in verzuim geraakt. De rechtbank stelt daarnaast diverse gebreken aan het uitgevoerde (onvoltooide) werk vast. Bouwdan moet hiervoor schadevergoeding aan [eisers] betalen. De overige gevorderde schadeposten wijst de rechtbank deels toe om redenen genoemd in de beoordeling. In reconventie wijst de rechtbank de vordering van Bouwdan om het beslag op te heffen af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 juli 2024 met producties 1 tot en met 12,
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 7,
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie 13,
- het tussenvonnis van 4 december 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging aanvullende producties, tevens akte vermeerdering van eis, met producties genummerd 11 tot en met 23,
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2025, waar de advocaten van partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [eisers] nog een geluidsopname overgelegd, die eerder abusievelijk niet was overgelegd als productie 9 bij dagvaarding.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn de eigenaren van de woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning). Bouwdan is een aannemer.
2.2.
[eisers] hebben naar aanleiding van een offerte van 1 augustus 2023 aan Bouwdan opdracht gegeven voor de op haar offerte vermelde werkzaamheden voor de verbouwing aan hun woning. De aanneemsom bedroeg € 117.068,04 inclusief btw. De werkzaamheden betroffen onder meer sloopwerkzaamheden, aanleggen van elektra volgens het elektraplan, het aanleggen van vloerverwarming en stuc- en schilderwerk in de gehele woning. In de offerte is onderaan op elke pagina het volgende bulletpoint opgenomen:
“In deze offerte zijn we uitgegaan van maximaal (6 weken) arbeidstijd met (2 man). Indien meer arbeidstijd nodig blijkt berekenen we dat door.”
2.3.
Voor de verbouwwerkzaamheden heeft Bouwdan een onderaannemer ingeschakeld.
Op 4 oktober 2023 zijn de werkzaamheden aan de woning gestart. Om de verbouwing uit te kunnen voeren hebben [eisers] tijdelijk alternatieve woonruimte moeten zoeken.
2.4.
Op 9 november 2023 hebben [eisers] per Whatsappbericht aan [directeur] (hierna: [directeur] ), directeur van Bouwdan, onder ander het volgende geschreven:
“En qua oplevering heb je daar ook zicht op?
En welke week kan ik iemand inplannen om de vloer te beoordelen zodat ze weten wat ze moeten doen (om vloer te leggen)”.
Hierop heeft [directeur] diezelfde dag per Whatsappbericht als volgt gereageerd:
“5 weken vanaf vandaag”
Daarop hebben [eisers] onder andere gereageerd:
“Die 5 weken is compleet klaar of klaar om vloer te bekijken? (Just to be sure)”.
[directeur] heeft hierop gereageerd met “ja”, waarop [eisers] diezelfde dag per whatsappbericht hebben geschreven: “Compleet klaar, ok. Thanks.”.
2.5.
Nadien hebben [eisers] in de periode tussen 22 november 2023 en 8 maart 2024 tevergeefs gevraagd om een planning. Zo schrijven [eisers] op 22 november 2023 aan [directeur] onder andere als volgt op Whatsapp:
(…)
“Today I visited the house and learned some things that are very disappointing. Why aren’t the led strips ordered yet? Why the stuker doesn’t even know about them? Following above, the ceilings are not yet closed and the floor work can’t start.
We hope you realize that we are 10 weeks without a house? Not to mention the promised 6-8 weeks for renovation in general. All additional delays are not acceptable anymore,
The silence from Bouwdan is also not accepted, we already had this discussion before.
Looking forward to hearing from you and also looking forward to receiving more
precise planning. (…)”.
2.6.
In december 2023 heeft Bouwdan aan [eisers] een factuur verzonden wegens het afronden van 70% van het werk. Deze factuur is door [eisers] betaald.
2.7.
Op 22 december 2023 heeft Bouwdan offerte 2023-4126 ad € 15.088,17 inclusief btw voor de daarop vermelde werkzaamheden aan [eisers] toegestuurd. In deze offerte zijn onder andere de posten 2x trappen ad € 9.129,94, 1x verlaagd plafond
ad € 17.640,00 en 300 manuren ad € 13.500,00 gecrediteerd.
2.8.
Hierop heeft [eiseres] onder andere per Whatsappbericht op 4 januari 2024 als volgt gereageerd:
“I wanted to ask you to make the above offer 15k (ex btw) so you can finish all in the house and we don’t have discussions anymore. I am able to pay the invoice tomorrow since I don’t have the reader by the hand right now.”
En op 5 januari 2024:
“Thank you for your reply.
Indeed, we want to stay within budget and the additional invoice came as a surprise. I understand it and no problem. My boss agreed to help me and he can pay that 15k. So i like to ask you to send that amount and finish everything in the house including closing that one part of stairs (no covering) and railing as discussed. Thank you ”.
en
“I am not asking for anything extra – just please finish as it’s shown. And that money you can use if you need suddenly to order something extra.”
2.9.
Bouwdan heeft vervolgens een factuur d.d. 8 januari 2024 met factuurnummer 2024-003 en omschrijving “inrichting thuis werkplek – Offerte 2023-4126” verzonden voor een bedrag van € 15.000,00 exclusief btw/€ 18.150,00 inclusief btw. [eisers] hebben deze factuur betaald.
2.10.
De verbouwing van de woning van [eisers] is op zeer veel punten niet verlopen zoals [eisers] dat wensten en zich hadden voorgesteld. In verband hiermee hebben [eisers] Architecten en ingenieursbureau ir. C. Riksman b.i. (hierna: Riksman) opdracht gegeven om een bouwkundig onderzoek uit te voeren. In het rapport van 3 maart 2024 heeft Riksman opgenomen welke werkzaamheden volgens haar nog moeten worden gedaan en welke werkzaamheden moeten worden hersteld omdat deze gebrekkig zijn uitgevoerd.
2.11.
Op 11 maart 2024 heeft de advocaat van [eisers] het rapport van Riksman aan Bouwdan gestuurd en haar gesommeerd de woning binnen drie weken vrij van gebreken op te leveren. Bouwdan is er in deze brief nadrukkelijk op gewezen dat indien een tijdige bevestiging uitblijft, [eisers] de herstelwerkzaamheden zullen laten uitvoeren door een andere derde partij en deze kosten op Bouwdan zullen worden verhaald.
2.12.
In opdracht van Bouwdan heeft ir. G. Nascimento van maatschap PAN Architecten (hierna: PAN) op 20 maart 2024 een contra-expertise verricht. Hierbij waren Bouwdan, de onderaannemer en [eiser] aanwezig. Tijdens de bespreking zijn door [eiser] een aantal extra opleverpunten naar voren gebracht die niet in het rapport van Riksman stonden. Dit heeft geresulteerd in een rapport van 20 maart 2024, dat een lijst bevat waarin PAN de opleverpunten noemt die nog moeten worden uitgevoerd.
2.13.
Medio mei 2024 heeft een tweede schouwing door Riksman plaatsgevonden ter inventarisatie van de herstelkosten. In een rapport van 2 juni 2024 beschrijft Riksman welk werk zou moeten worden uitgevoerd of hersteld en wat de (herstel)kosten daarvan zijn.
2.14.
Namens [eisers] is op 14 juni 2024 een omzettingsverklaring verstuurd waarin aan de hand van de schadebegroting van Riksman wordt gesteld dat de schade in ieder geval € 91.427,41 (waaronder € 72.500,00 inclusief btw aan herstelkosten) bedraagt en is Bouwdan gesommeerd om voornoemd bedrag binnen twee weken te betalen.
2.15.
Aan deze sommatie heeft Bouwdan geen gehoor gegeven. Namens Bouwdan is daarentegen bij brief van 17 juni 2024 verzocht om meer tijd om het werk af te ronden.
2.16.
[eisers] hebben op 9 juli 2024 – na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam – ten laste van Bouwdan onder de ING Bank conservatoir derdenbeslag gelegd.
2.17.
Nadien is er – al dan niet tussen de advocaten van partijen – verder gecorrespondeerd. Dit heeft niet tot een oplossing geleid.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eisers] vorderen na wijziging van eis bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, - samengevat - Bouwdan te veroordelen tot betaling aan [eisers] van:
a. een bedrag van € 72.500,- voor de herstelkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024;
b. een bedrag van € 58.534,02 dan wel (in het geval de rechtbank oordeelt dat maximaal drie informatieplichten zijn geschonden) een bedrag van € 29.267,01 ter vermindering van de aanneemsom voor de schendingen van de informatieplichten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2025;
c. een bedrag van € 18.150,- voor de terugbetaling van de (meerwerk)factuur van
8 januari 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2024;
d. een bedrag van € 11.047,23 voor de terugbetaling van het minderwerk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2023;
e. een bedrag van € 9.477,- voor de beschadigde materialen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024;
f. een bedrag van € 7.059,48 voor de kosten van de expertiserapportages, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024;
g. een bedrag van € 4.796,80 voor de kosten van de accommodaties als gevolg van de te late oplevering, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2025;
h. een bedrag van € 2.057,93 voor de opslagkosten als gevolg van de te late oplevering over de periode 15 december 2023 t/m november 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding;
i. een bedrag van € 2.044,02 voor de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024;
j. een bedrag van € 1.629,03 voor de vermiste goederen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024;
k. een bedrag van € 225,05 voor het vervangen van de deurcilinders, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024;
l. de beslagkosten ad € 282,27 (voor conservatoir beslag), € 97,57 (aanvullend beslag) en € 97,57 (overbetekening), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding;
m. de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eisers] baseren hun vorderingen kort gezegd op het standpunt dat Bouwdan toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst.
Het werk is niet binnen de afgesproken termijn afgerond en vertoont diverse gebreken. Ondanks verzoek daartoe heeft Bouwdan de gebreken niet hersteld, zodat zij in verzuim is komen te verkeren. [eisers] hebben vervolgens een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gestuurd. Bouwdan dient op basis daarvan de door [eisers] geleden (herstel)schade te vergoeden.
[eisers] leggen aan de vordering onder b ten grondslag dat Bouwdan een zevental informatieplichten heeft geschonden, waardoor het gevorderde bedrag in mindering moet worden gebracht op de aanneemsom. Daarnaast is Bouwdan gehouden tot terugbetaling van het minderwerk en de meerwerkfactuur omdat Bouwdan geen aanspraak kan maken op dit meerwerk omdat zij niet heeft voldaan aan de waarschuwingsplicht als bedoeld in artikel 7:755 BW. Ook dient Bouwdan de expertisekosten, buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten, opslagkosten, kosten voor beschadigde en verdwenen materialen en proceskosten te vergoeden. Dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.3.
Bouwdan betwist de vorderingen en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten en nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
Bouwdan vordert in reconventie het door [eisers] gelegde conservatoir beslag als opgeheven te beschouwen, althans [eisers] te veroordelen het gelegde conservatoir beslag op te heffen, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
3.6.
[eisers] voeren hiertegen verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze vorderingen gezamenlijk behandelen.
Geen schending pre-contractuele verplichtingen
4.2.
De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of Bouwdan heeft voldaan aan haar (pre)contractuele informatieplichten. [eisers] stelt dat sprake is van schending van de precontractuele informatieplichten in de zin van artikel 6:230m en 6:230v BW en dat daarvoor een sanctie geldt van een korting van 50% op de hoofdsom. Volgens [eisers] heeft Bouwdan nagelaten essentiële informatie te verschaffen. Bouwdan voert hiertegen verweer.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat zij een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten en dat [eisers] voor het werk van Bouwdan een prijs verschuldigd zijn. Bouwdan heeft de overeenkomst met [eisers] gesloten in het kader van haar bedrijfsactiviteiten en [eisers] zijn consumenten. Dat betekent dat bij het sluiten van de overeenkomst moet zijn voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van afdeling 2b van titel 5 van Boek 6 BW. Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De rechtbank moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften zijn nageleefd.
4.4.
Voor de beantwoording van de vraag welke informatieplichten in deze zaak gelden, is van belang hoe de tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden geduid in de zin van de bepalingen van afdeling 2b. Oftewel, is sprake van een overeenkomst op afstand of een overeenkomst buiten de verkoopruimte (steeds zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub e en f BW, in welk geval artikel 6:230m e.v. BW van toepassing zijn), of van een overeenkomst anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte (waarop artikel 6:230l BW van toepassing is). De rechtbank volgt [eisers] niet in hun stelling dat moet worden getoetst aan artikel 6:230m BW. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een overeenkomst anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en vervolgens wat het toetsingskader van artikel 6:230l BW inhoudt.
4.5.
De rechtbank stelt op grond van de processtukken en de toelichting die partijen ter zitting hebben gegeven het volgende vast. Partijen hebben voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst meermaals per e-mail gecommuniceerd over de voor [eisers] te verrichten werkzaamheden en Bouwdan is meerdere malen op locatie geweest om te kijken naar de verbouwmogelijkheden. Bouwdan heeft hiervoor meerdere offertes gestuurd. Op enig moment heeft Bouwdan een definitieve offerte gemaild, die [eisers] voor akkoord hebben ondertekend en teruggestuurd. Partijen hebben dus geruime tijd voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst meermalen contact met elkaar gehad, zowel fysiek als via de mail.
4.6.
Volgens artikel 6:230g lid 1 onder e BW wordt onder een overeenkomst op afstand (kort gezegd) verstaan een overeenkomst die tussen een handelaar en een consument op afstand is gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening, zonder persoonlijke aanwezigheid van de handelaar en de consument en waarbij alleen gebruik is gemaakt van middelen voor communicatie op afstand. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld over de totstandkoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, is daarvan geen sprake.
4.7.
Een overeenkomst buiten de verkoopruimte is volgens artikel 6:230g lid 1 onder f BW (kort gezegd) een overeenkomst tussen de handelaar en de consument die wordt gesloten (1) in gelijktijdige aanwezigheid van de handelaar en de consument op een andere plaats dan de verkoopruimte van de handelaar, (2) in de verkoopruimte van de handelaar of met behulp van een middel van communicatie op afstand, onmiddellijk nadat de consument persoonlijk is aangesproken op een plaats die niet verkoopruimte van handelaar is, of (3) tijdens een excursie die door de handelaar is georganiseerd. De bescherming die een consument toekomt bij het sluiten van een overeenkomst buiten de verkoopruimte, is voorbehouden aan consumenten die onder mogelijke psychologische druk staan of te maken krijgen met een verrassingselement omdat van hen wordt gevraagd dadelijk een beslissing te nemen over het aangaan van een overeenkomst. [1] Die situatie heeft zich in dit geval niet voorgedaan. Zoals hiervoor is vastgesteld hebben [eisers] hebben zich namelijk gedurende langere tijd kunnen bezinnen op de beslissing om al of niet met Bouwdan een overeenkomst aan te gaan.
4.8.
Er is dus geen sprake van een overeenkomst op afstand en ook niet van een overeenkomst die is gesloten buiten de verkoopruimte. Dat betekent dat in deze zaak moet worden getoetst of Bouwdan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230l BW heeft voldaan. Dit wetsartikel bepaalt – kort gezegd – dat een handelaar verplicht is om voor het aangaan van een overeenkomst met een consument op een duidelijke en begrijpelijke wijze informatie aan de consument te verstrekken over de voornaamste kenmerken van de diensten, de identiteit van de handelaar, de totale prijs van de dienst die hij wil verlenen, de wijze van betaling, levering en de termijn waarbinnen de handelaar zich verbindt de dienst te verlenen.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat Bouwdan voldoende heeft toegelicht en dat uit de processtukken voldoende blijkt dat is voldaan aan deze precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l BW. In de offerte zijn de voornaamste kenmerken van de te verrichten diensten (verbouwwerkzaamheden) beschreven en zijn de gegevens van Bouwdan, de totale prijs van de werkzaamheden, de wijze van betaling en de termijn waarbinnen het werk (in beginsel) zal worden verricht opgenomen. In verband met dit laatste is ter zitting gebleken dat Bouwdan mondeling een indicatie van (minimaal) zes weken heeft gegeven. Dit is gelet op de aard en omvang van de te verrichten diensten (verbouwwerkzaamheden) een voldoende concrete termijn. Dat deze termijn niet is gehaald, wil niet zeggen dat Bouwdan hiermee haar informatieplichten heeft geschonden. Uit de gang van zaken volgt dan ook dat Bouwdan de informatie over haar werkzaamheden voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze aan [eisers] heeft medegedeeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Bouwdan niet haar precontractuele informatieplichten heeft geschonden.
4.10.
[eisers] stellen dat Bouwdan haar precontractuele informatieplicht ook heeft geschonden bij het meerwerk, omdat geen duidelijke informatie zou zijn gegeven over de totale prijs daarvan. Hierin volgt de rechtbank [eisers] niet. Voor de motivering daarvan verwijst de rechtbank naar wat hierna onder het kopje ‘Terugbetaling (meerwerk) en minderwerkfacturen’ wordt overwogen.
4.11.
Het voorgaande betekent dat de vordering die is weergegeven onder b niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Vervangende schadevergoeding
4.12.
Voor een geslaagd beroep op vervangende schadevergoeding is vereist dat de andere partij tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat die andere partij in verzuim is (tenzij nakoming onmogelijk is). Dat volgt uit artikel 6:87 BW. In dat geval kan de schuldeiser aan de schuldenaar schriftelijk meedelen dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert (een zogenaamde omzettingsverklaring). Door de omzetting gaat de oorspronkelijke verbintenis tot nakoming teniet. Nu nakoming niet onmogelijk was, moet dus eerst beoordeeld worden of Bouwdan in verzuim is.
Geen fatale opleverdatum, wel in verzuim
4.13.
Volgens artikel 6:82 lid 1 BW treedt het verzuim in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in, onder meer wanneer een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen (artikel 6:83 aanhef en onder a BW).
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat partijen een fatale opleverdatum zijn overeengekomen, zoals [eisers] stellen. Daartoe is het volgende redengevend. De rechtbank stelt vast dat partijen in de overeenkomst geen (fatale) opleverdatum zijn overeengekomen. In de offerte is weliswaar opgenomen dat is gerekend met een arbeidstijd van zes weken, maar daaraan is toegevoegd dat als er meer arbeidstijd nodig is, dat wordt doorberekend. Dit duidt erop dat in de overeenkomst geen (fatale) termijn is afgesproken. Volgens [eisers] heeft Bouwdan voor aanvang van de werkzaamheden gezegd dat de bouwtijd zes tot acht weken zou zijn. Ook dit is slechts een indicatie. Dat [eisers] die zes tot acht weken niet hebben opgevat als een overeengekomen, fatale oplevertermijn volgt ook uit de daarop volgende WhatsAppcorrespondentie tussen partijen, waarin [eisers] (meermaals) vragen om een planning.
4.15.
[eisers] stellen dat partijen op 9 november 2023 hebben afgesproken dat het werk vijf weken na die datum, dus 14 december 2023, zou worden opgeleverd. Uit de Whatsappcorrespondentie van 9 november 2023, die is weergegeven in 2.4, blijkt dat [eisers] in één bericht twee vragen stellen: of er zicht is op oplevering en in welke week zij iemand kunnen inplannen om de vloer te beoordelen. Bouwdan reageert daarop “vijf weken na vandaag”, zonder te concretiseren op welke vraag dit het antwoord is. Daarop vragen [eisers] of die vijf weken compleet klaar is of klaar om de vloer te bekijken. Opnieuw een dubbele vraag dus, waarbij het voor de rechtbank onduidelijk is gebleven op welk van de twee vragen het bevestigende antwoord van Bouwdan is gericht. In deze berichten ziet de rechtbank dan ook niet een overeengekomen opleverdatum, laat staan dat die termijn een fataal karakter heeft in de zin dat Bouwdan na het verstrijken daarvan zonder nadere ingebrekestelling in verzuim zou komen te verkeren.
4.16.
Het voorgaande neemt niet weg dat, ook bij het ontbreken van een uiterste opleverdatum, van een redelijk handelend en redelijk bekwaam aannemer mag worden verwacht dat hij zijn werkzaamheden met voldoende voortvarendheid uitvoert en zonder onnodige vertraging tot afronding van het werk komt. In die verplichting is Bouwdan tekortgeschoten. Daartoe is het volgende van belang.
4.17.
In de overeenkomst is rekening gehouden met een bouwtijd van zes weken en [directeur] heeft tijdens de zitting namens Bouwdan verklaard dat een indicatie van minimaal zes weken aan [eisers] is gegeven. Hoewel niet is komen vast te staan dat overeenstemming bestond over een uiterste opleverdatum, mochten [eisers] wel verwachten dat de werkzaamheden binnen die periode van zes weken, althans binnen een afzienbare termijn daarna zouden worden afgerond. Dat betekent dat van Bouwdan mocht worden verwacht dat zij begin 2024 het werk zou afronden. In maart 2024, ruim vijf maanden na aanvang van de werkzaamheden, waren deze nog steeds niet afgerond. In zoverre is Bouwdan tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Voor zover Bouwdan heeft aangevoerd dat de afronding van het werk mede afhankelijk was van (meerwerk)keuzes van [eisers] en de aanwezigheid van door hen ingeschakelde derden, verwerpt de rechtbank dat standpunt bij gebrek aan concretisering. Het is de rechtbank niet gebleken dat de door Bouwdan genoemde omstandigheden, voor zover al juist, tot een dusdanige vertraging in het werk hebben geleid.
4.18.
Op 11 maart 2024 is Bouwdan gesommeerd om uiterlijk op 1 april 2024 alle overeengekomen werkzaamheden volledig (en vrij van gebreken) af te ronden. Gelet op de indicatie van de bouwtijd die Bouwdan had gegeven en de reeds verstreken bouwtijd, vindt de rechtbank dit een redelijke termijn. Op 1 april 2024 was het werk niet af en dus heeft Bouwdan niet aan de sommatie voldaan. Dit betekent dat Bouwdan op 1 april 2024 in verzuim is geraakt.
4.19.
Door de omzettingsverklaring van 14 juni 2024 die door [eisers] is verstuurd, is de verbintenis tot nakoming omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Hierna zal de rechtbank de gevorderde schadeposten beoordelen.
Kosten herstelwerkzaamheden
4.20.
Om de door [eisers] geleden schade te becijferen dient te worden beoordeeld welk bedrag [eisers] moeten betalen om het werk alsnog (vrij van gebreken) af te ronden. [eisers] stellen dat dit een bedrag van € 72.500,00 is en baseren zich hierbij op de rapporten van Riksman.
4.21.
Bouwdan heeft aangevoerd dat er nog zeer veel werkzaamheden zijn verricht na de schouwing van 3 maart 2024, waardoor het rapport van 2 juni 2024 van Riksman niet kan worden gebruikt om de kosten te begroten die gemaakt moeten worden om het werk af te ronden. Ook staat in het rapport van Riksman vermeld dat het rapport van PAN niet in de begroting is verwerkt. Uit het rapport van PAN blijkt dat veel van de opleverpunten al zijn uitgevoerd dan wel zijn opgelost. Ook hebben [eisers] kennelijk niet aan Riksman medegedeeld dat veel werkzaamheden door [eisers] zelf dan wel door [eisers] ingeschakelde derden zijn verricht. Het rapport van Riksman kan dan ook geen basis bieden bij de beoordeling van de gevorderde schade, aldus Bouwdan.
4.22.
De rechtbank stelt voorop dat uit de rapporten van Riksman en PAN volgt dat Bouwdan veel van de uitgevoerde werkzaamheden nog niet had uitgevoerd en dat een aantal van de wel uitgevoerde werkzaamheden gebreken bevat. Bouwdan heeft dit niet betwist. Bouwdan moet de schade die [eisers] daardoor lijden, vergoeden. De vraag is om welke (nog uit te voeren en gebrekkige) werkzaamheden het gaat. De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat Bouwdan heeft doorgewerkt nadat Riksman het eerste rapport heeft uitgebracht waarin nog uit te voeren en gebrekkige werkzaamheden zijn opgesomd. Het tweede rapport van Riksman, waarin de schade is begroot, is gebaseerd op het eerste rapport. Zoals Bouwdan terecht heeft aangevoerd, en [eisers] niet (voldoende gemotiveerd) hebben betwist, heeft Bouwdan na het eerste rapport van Riksman doorgewerkt en bepaalde werkzaamheden voltooid en gebreken verholpen. Daarmee heeft Riksman in het tweede rapport op een (beperkt) aantal punten ten onrechte geen rekening gehouden. De schadebegroting kan dus niet zonder meer op het tweede rapport van Riksman worden gebaseerd.
4.23.
PAN is in haar rapport aan de hand van het eerste rapport van Riksman nagegaan welke werkzaamheden nog moesten worden uitgevoerd en welke werkzaamheden (inmiddels) waren voltooid. [eisers] hebben dit rapport niet (voldoende gemotiveerd) weersproken, zodat de rechtbank op dit punt uitgaat van het rapport van PAN. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat de werkzaamheden nog niet of gebrekkig waren uitgevoerd zoals wordt beschreven in het rapport van Riksman, tenzij PAN heeft aangegeven dat bepaalde werkzaamheden inmiddels zijn uitgevoerd of gebreken zijn opgelost. Bouwdan heeft tijdens de zitting weliswaar verklaard dat er meer is gedaan dan in het rapport van PAN is vermeld, maar dit standpunt heeft zij niet onderbouwd zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Hierna zal de rechtbank de herstelkosten op basis van het hiervoor beschreven uitgangspunt begroten.
4.24.
Riksman heeft in de schadebegroting aangegeven welke opleverpunten door een elektricien moeten worden uitgevoerd en wat de kosten daarvan zijn. De rechtbank stelt vast dat PAN ten aanzien van deze opleverpunten alleen heeft vastgesteld dat de begane grond inmiddels is voorzien van een werkende deurbel (punt 21 BG), maar hiervoor heeft Riksman geen bedrag in de schadebegroting opgenomen en daarmee dus kennelijk al rekening gehouden. PAN heeft niet vastgesteld dat andere opleverpunten die een elektricien moet uitvoeren al waren opgelost en Bouwdan heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat dit wel het geval is. De rechtbank gaat op dit punt daarom uit van de schadebegroting van Riksman. Dit betekent dat de kosten die moeten worden gemaakt om resterende (herstel)werkzaamheden uit te laten voeren door een elektricien, waarvan Bouwdan de hoogte verder niet heeft betwist, € 16.406,- bedragen (manuren en materiaal, incl. btw).
4.25.
Riksman heeft in de schadebegroting ook opgenomen welke opleverpunten door een aannemer moeten worden uitgevoerd en dat de kosten daarvan in totaal € 13.909,- zijn (manuren en materiaal, incl. btw). PAN heeft ten aanzien van meerdere van deze opleverpunten in haar rapport vermeld dat deze opgelost zijn. Zoals hiervoor is overwogen zal de rechtbank de kosten die met die opleverpunten gemoeid zijn, niet toewijzen. Dit gaat om de volgen punten:
Opleverpunt
Locatie
Manuren
Materiaalkosten
7 BG
Toilet
2,5 uur
€ 35,00
8 BG
Toilet
1,5 uur
€ 15,00
12 BG
Badkamer
1,5 uur
€ 24,00
In totaal gaat dat dus om 5,5 manuren, waarbij is uitgegaan van € 65,00 per uur, dus
€ 357,50 en € 74,00 aan materiaalkosten. Dit betekent dat € 522,11 (€ 357,50 + € 74,00 + 21% btw) in mindering komt op de herstelkosten die Riksman heeft begroot. De rechtbank begroot de (herstel)kosten van de opleverpunten die een aannemer moet uitvoeren, die Bouwban voor het overige niet heeft weersproken, daarom op € 13.386,89 (€ 13.909 -/-
€ 522,11). Met andere opleverpunten die volgens PAN al zijn opgelost (20 BG, 21 BG en 3 Verd 2) heeft Riksman al rekening gehouden nu de herstelkosten daarvan in de schadebegroting op nihil zijn gesteld. Verder heeft Bouwdan aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk is voor hobbels die in de vloer zijn aangetroffen (punt 11 Verd. 1), maar het is de rechtbank gebleken dat Riksman dit gestelde gebrek niet in de schadebegroting heeft meegenomen zodat dit verweer verder onbesproken kan blijven.
4.26.
PAN heeft niet vastgesteld dat de opleverpunten die een stukadoor moet uitvoeren zijn opgelost en Bouwdan heeft onvoldoende gemotiveerd aangevoerd dat dit anders is. De rechtbank zal de herstelkosten van deze opleverpunten, waartegen Bouwdan geen verweer heeft gevoerd, daarom overeenkomstig het rapport van Riksman begroten op € 5.820,00 (manuren en materiaal, incl. btw).
4.27.
Ten aanzien van de opleverpunten die een loodgieter moet uitvoeren heeft PAN niet vermeld dat deze al zijn opgelost (behoudens een ontbrekende ventilatiedekplaat, 12 BG, waarvoor Riksman geen kosten heeft begroot). Bouwdan heeft dit ook niet (voldoende gemotiveerd) betwist. De rechtbank zal deze herstelkosten daarom in lijn met het rapport van Riksman begroten op € 7.321,00 (manuren en materiaal, incl. btw). In de schadebegroting is ook een bedrag van € 175,00 opgenomen voor kosten van een rioleringsbedrijf, maar [eisers] hebben niet toegelicht waarvoor deze kosten gemaakt moeten worden. Dit onderdeel zal de rechtbank daarom niet meenemen bij de begroting van de schade.
4.28.
Riksman heeft ook kosten begroot voor werkzaamheden die door een schilder moeten worden uitgevoerd. Bouwdan heeft in dit verband aangevoerd dat zij weliswaar de verkeerde kleur op de wanden heeft aangebracht, maar dat [eisers] daarmee later akkoord zijn gegaan. De rechtbank verwerpt dit verweer. Tegenover de betwisting hiervan door [eisers] heeft Bouwdan onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit dit akkoord kan worden afgeleid. De rechtbank gaat er daarom van uit dat Bouwdan op dit punt tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen.
Bouwdan heeft verder niet betwist dat een schilder nog (herstel)werkzaamheden moet uitvoeren en dat de kosten daarvan in totaal € 12.282,00 (manuren en materiaal, incl. btw) bedragen, zodat dit bedrag ook toewijsbaar is.
4.29.
De kosten om het werk alsnog uitvoeren en te herstellen bedragen dus € 55.215,89 (€ 16.406,00 + € 13.386,89 + € 5.820,00 + € 7.321,00 + € 12.282,00). Tegen de kosten voor bouwbegeleiding (€ 3.340,00), tekenwerk electra (€ 726,00) en controle (€ 908,00), heeft Bouwdan geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat deze ook toewijsbaar zijn. Hetzelfde geldt voor de post “Winst en risico” van 10%, die de rechtbank zal berekenen over de toe te wijzen herstelkosten en kosten voor bouwbegeleiding, zoals Riksman ook heeft gedaan. Deze post wordt daarmee begroot op € 5.855,59. Dit betekent dat de vordering onder a tot een bedrag van € 66.045,48 zal worden toegewezen. De wettelijke rente daarover is zoals gevorderd toewijsbaar vanaf 1 april 2024 tot de dag van volledige betaling.
Schade aan een deur
4.30.
[eisers] stellen dat Bouwdan schade heeft toegebracht aan haar reeds bestaande schuifpuideur, waardoor deze geheel dient te worden vervangen. Bouwdan betwist dat zij schade aan de schuifpuideur heeft toegebracht. Tegenover deze betwisting hebben [eisers] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op basis waarvan kan worden aangenomen dat de gestelde schade is veroorzaakt door Bouwdan (of haar onderaannemer). Deze schadepost ad € 5.043,00 komt daarom bij gebrek aan onderbouwing niet voor vergoeding in aanmerking.
Terugbetaling (meerwerk) en minderwerkfacturen
4.31.
De derde en vierde deelvordering bestaan uit een bedrag van € 18.150,00 aan een betaalde meerwerkfactuur d.d. 8 januari 2024 en een bedrag van € 11.047,23 aan minderwerk. [eisers] stellen dat Bouwdan niet heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht en dat zij het meerwerk dat is vermeld op de factuur van 8 januari 2024 daarom niet in rekening had mogen brengen. Bouwdan dient het betaalde bedrag van € 18.150,00 daarom terug te betalen. In die factuur is rekening gehouden met een verrekening van minderwerk voor twee traprenovaties. Het bedrag van dat minderwerk dient daarom ook aan hen terugbetaald te worden, aldus [eisers]
4.32.
Ten aanzien van de meerwerkfactuur staat tussen partijen vast dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat deze factuur is betaald. De rechtbank deelt niet het standpunt van [eisers] dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten om meerwerk in rekening te brengen. In artikel 7:755 BW is bepaald dat de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen voor toevoegingen in het overeengekomen werk, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging. Hieraan heeft Bouwdan naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De rechtbank stelt vast dat Bouwdan een offerte van 22 december 2023 met nummer 2023-4126 heeft uitgebracht waarop het gewenste meerwerk is vermeld en de prijs die daarvoor betaald moet worden. Uit de daarop volgende WhatsAppcorrespondentie, die in 2.8 is weergegeven, blijkt dat [eisers] akkoord zijn gegaan met dit meerwerk. Omdat [eisers] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden hebben gesteld dat sprake is geweest van een andere gang van zaken, gaat de rechtbank aan hun stellingen voorbij en zullen ze niet worden toegelaten tot bewijslevering van hun stellingen op dit punt.
4.33.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen gronden aanwezig zijn, op basis waarvan Bouwdan gehouden zou zijn tot terugbetaling van de meer- werkfactuur en van het minderwerk (dat is verrekend met het meerwerk). De vorderingen van [eisers] onder c en d zullen dan ook worden afgewezen.
Verdwenen en beschadigde materialen
4.34.
Naast de hiervoor besproken herstelschade vorderen [eisers] vergoeding van een aantal andere schadeposten, op grond van onrechtmatige daad of toerekenbare tekortkoming. De rechtbank bespreekt de gevorderde schade hierna per post.
Tegels en kraan
4.35.
[eisers] stellen dat Bouwdan onzorgvuldig en nalatig is omgesprongen met de tegels en het bad die in de woning aanwezig waren tijdens de werkzaamheden en dat ze daardoor zijn beschadigd. Daarbij heeft Bouwdan een onjuiste installatiemethode toegepast waardoor de kraan beschadigd is geraakt. [eisers] verwijzen naar foto’s in het rapport van Riksman en een verklaring van de leverancier van de kraan van 15 april 2024 die schrijft dat de thermostaat van de regendouche boven kapot is. Bouwdan heeft gemotiveerd betwist dat zij de tegels en kraan heeft beschadigd.
4.36.
Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) draagt de partij die zich op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten beroept de bewijslast van die feiten of rechten. Het is dus aan [eisers] om te onderbouwen dat Bouwdan de tegels en kraan heeft beschadigd. Hierin zijn zij niet geslaagd. Allereerst is onduidelijk gebleven of deze materialen niet al bij levering waren beschadigd. Verder is ook niet duidelijk geworden wanneer deze materialen beschadigd zouden zijn. [eisers] verwijzen naar foto’s en een e-mailbericht van de leverancier, maar uit die foto’s en verklaring kan zonder verdere toelichting door [eisers] niet worden opgemaakt of Bouwdan verantwoordelijk is voor deze schade. [eisers] hebben geen enkel inzicht gegeven door wie en wanneer de beschadigingen hebben plaatsgevonden. Bovendien hebben zij hun schade niet onderbouwd. De vordering ten aanzien van de tegels en de kraan is daarom niet toewijsbaar.
Bad
4.37.
Bouwdan heeft erkend dat zij verantwoordelijk is voor de schade aan het bad. Hoewel een nadere specificatie van de omvang van de schade ontbreekt, komt het door [eisers] gevorderde bedrag ter vervanging van het bad van € 1.459,90 de rechtbank redelijk voor. De rechtbank zal de schade daarom op dit bedrag schatten en toewijzen. De wettelijke rente daarover zal zoals [eisers] onbetwist hebben gevorderd worden toegewezen vanaf 1 april 2024.
Uit de woning verdwenen roerende zaken
4.38.
[eisers] vorderen daarnaast vergoeding van € 1.629,03 voor drie roerende zaken die zijn verdwenen uit de woning. Bouwdan heeft aangevoerd dat de bouwstofzuiger en de vaatwasmachine door haar onderaannemer niet in de woning, maar elders zijn opgeslagen en dat de onderaannemer gehouden is deze spullen terug te geven. Bouwdan betwist dat zij verantwoordelijk is voor de verdwijning van een bandschuurmachine.
4.39.
Niet ter discussie staat dat de bouwzuiger en vaatwasmachine eigendom van [eisers] zijn. Ook staat vast dat de onderaannemer heeft erkend dat deze spullen bij hem in zijn loods zijn opgeslagen, maar dat hij niet precies meer weet waar deze spullen zijn gebleven. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen van de onderaannemer aan Bouwdan moet worden toegerekend omdat zij als hoofdaannemer aansprakelijk is voor handelingen van de door haar ingeschakelde derden. Aldus heeft Bouwdan inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eisers] Dat is onrechtmatig jegens [eisers] , waardoor Bouwdan is gehouden de schade van [eisers] te vergoeden. Die schade kan worden begroot op het door [eisers] gestelde bedrag van € 1.493,97 (€ 94,98 voor de bouwstofzuiger en € 1.398,99 voor de vaatwasmachine), nu Bouwdan daartegen geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd. De wettelijke rente daarover zal, zoals [eisers] hebben gevorderd, worden toegewezen vanaf 1 april 2024.
4.40.
[eisers] hebben in het licht van de gemotiveerde betwisting van Bouwdan niet voldoende onderbouwd dat Bouwdan (of haar onderaannemer) verantwoordelijk is voor de gestelde vermissing van een bandschuurmachine. Dit onderdeel van de vordering zal dus worden afgewezen.
Vervangen deurcilinders
4.41.
[eisers] hebben verder gesteld dat zij de deurcilinders van de woning hebben moeten vervangen omdat de sleutel van de woning vermoedelijk door de onderaannemer is kwijtgeraakt. Uit de door [eisers] in het geding gebrachte geluidsopname blijkt dat de onderaannemer heeft aangeboden deze cilinders te vervangen, maar dat [eiser] hierop aangeeft dat dit niet nodig is. Onder deze omstandigheden kunnen [eisers] dit niet achteraf als schade van Bouwdan vorderen, nog los van het feit dat de rechtbank in het aanbod van de onderaannemer geen erkenning ziet dat hij de sleutels is kwijtgeraakt. Dit betekent dat de vordering onder k zal worden afgewezen.
Kosten accommodaties en opslag
4.42.
[eisers] vorderen verder als schadevergoeding een bedrag van € 4.796,80 wegens vertragingsschade, bestaande uit woonlasten in de periode 22 december 2023 tot en met 18 maart 2024. Het gaat daarbij om de huur die zij als gevolg van de te late oplevering voor vervangende woonruimte hebben moeten betalen omdat zij tijdens de werkzaamheden niet in hun woning konden verblijven en zij niet meer langer meer bij vrienden konden wonen. Verder stellen [eisers] dat zij aanvullende opslagkosten hebben gemaakt. [eisers] hebben immers tijdens de werkzaamheden de spullen die aanwezig waren in de woning moeten opslaan in een opslagruimte. Nu de werkzaamheden langer in beslag namen dan aanvankelijk was gepland, maken [eisers] aanspraak op vergoeding van die kosten, over de periode 15 december 2023 tot en met november 2024 begroot op een bedrag van € 2.057,93. Bouwdan voert verweer tegen deze vorderingen.
4.43.
De rechtbank stelt voorop dat er op grond van artikel 6:85 BW slechts een verplichting tot vergoeding van schade wegens vertraging in de nakoming is over de tijd waarin de schuldenaar in verzuim is geweest. Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat Bouwdan vanaf 1 april 2024 in verzuim was. Dit betekent dat de gevorderde kosten voor de huur van accommodaties zullen worden afgewezen omdat in die periode nog geen sprake was van verzuim.
4.44.
Ten aanzien van de kosten voor opslagruimte overweegt de rechtbank dat uit de toelichting van [eisers] voldoende blijkt dat zij opslagruimte hebben moeten huren om hun spullen op te slaan in de gevorderde periode. Deze schade komt vanaf 1 april 2024 voor vergoeding in aanmerking en wordt vastgesteld op een bedrag van € 1.431,60 (8 x
€ 178,95, zijnde de periode april tot en met november 2024). De wettelijke rente hierover zal de rechtbank toewijzen vanaf 1 december 2024 tot de dag van betaling.
Expertisekosten
4.45.
[eisers] vorderen verder de expertisekosten van in totaal € 7.059,48 inclusief btw voor de twee rapporten die Riksman heeft opgesteld. Deze kosten zijn door Bouwdan niet weersproken en de rechtbank komt de hoogte van die kosten ook niet onredelijk voor. Het bedrag van € 7.059,48 inclusief btw zal worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het verstrijken van de betalingstermijn van de facturen van Riksman, dus over € 2.834,70 vanaf 22 maart 2024 en over € 4.224,78 vanaf 21 juni 2024.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.46.
[eisers] maken verder aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. [eisers] hebben echter nagelaten te stellen dat en welke buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat de rechtbank niet kan vaststellen of er werkzaamheden zijn uitgevoerd die voor vergoeding in aanmerking komen. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Het beslag
4.47.
[eisers] vorderen Bouwdan te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is onvoldoende onderbouwd en zal daarom worden afgewezen. [eisers] hebben namelijk – na daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld in het tussenvonnis van 4 december 2024 – de beslagstukken niet volledig in het geding gebracht en uit de stukken die wel zijn overgelegd blijkt niet welke kosten zijn gemaakt.
4.48.
Nu de vorderingen van [eisers] in conventie grotendeels zijn toegewezen ziet de rechtbank geen aanleiding om de ten laste van Bouwdan gelegde conservatoire beslagen op te heffen. De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.49.
Gelet op de eisvermeerdering van [eisers] zal het reeds geheven griffierecht voor beide partijen worden verhoogd.
4.50.
Bouwdan is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (in conventie en in reconventie, inclusief nakosten) betalen. Daarbij zal de rechtbank het griffierecht en het salaris advocaat, dat Bouwdan aan [eisers] moet vergoeden, berekenen over het toe te wijzen bedrag (in plaats van het gevorderde bedrag).
De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
3.035,00
(2,5 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.677,42
4.51.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze die onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Bouwdan tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 66.045,48 aan herstelkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 1 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Bouwdan om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.459,90 voor een beschadigd bad, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 1 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Bouwdan om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.493,97
voor vermiste goederen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 1 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Bouwdan om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.431,60 aan opslagkosten als gevolg van te late oplevering over de periode 1 april 2024 tot en met november 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 1 december 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt Bouwdan om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 7.059,48 aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, over een bedrag van € 2.834,70 vanaf 22 maart 2024 en over een bedrag van € 4.224,78 vanaf 21 juni 2024, tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
5.6.
wijst de vordering af,
in conventie en in reconventie voorts
5.7.
veroordeelt Bouwdan in de proceskosten van € 4.677,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Bouwdan niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8.
veroordeelt Bouwdan tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.9.
draagt de griffier op het griffierecht voor beide partijen te verhogen naar de tarieven die van toepassing zijn op de vermeerderde vordering van [eisers] ,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.11.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Boots en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.

Voetnoten

1.Zie voor deze uitleg de Memorie van Toelichting bij de Implementatiewet richtlijn consumentenrechten