ECLI:NL:RBNHO:2025:6186

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
15.153219.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugslaboratoriumzaak na gebrek aan bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bereiden en verwerken van amfetamine en betrokkenheid bij een drugslaboratorium. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 mei 2025. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte had verklaard dat hij als klusjesman in het pand werkte en geen kennis had van de aanwezigheid van een drugslaboratorium. De rechtbank concludeerde dat de aangetroffen sporen van BMK op de kleding van de verdachte niet voldoende bewijs boden voor zijn betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk de daarvoor bestemde goederen en stoffen voorhanden had gehad. Het in beslag genomen geldbedrag van 42.600 euro werd bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien de verdachte had verklaard dat dit geld niet van hem was. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten en het beslag te bewaren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.153219.23 (P)
Uitspraakdatum: 5 juni 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 mei 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.M. van der Most en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. J. Kleiman, advocaat te Noord-Scharwoude, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te De Rijp, gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te De Rijp, gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden
en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of een hoeveelheid van een materiaal als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders
- een (bedrijfs)pand als (opslag/productie)locatie ter beschikking gesteld/gehad en/of
- (een of meer onderdelen van) een productieopstelling voorhanden gehad en/of
- goederen/(laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, te weten: jerrycans en/of vaten en/of pre-precursorzakken en/of reactieketels en/of containers (IBC's) en/of koelers en/of waterstof-generatoren en/of
- een (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën en/of grondstoffen bestemd voor de productie/vervaardiging van metamfetamine, althans synthetische drugs, voorhanden gehad, te weten:
een of meerdere liter(s) BMK en/of BMK-glycidezuur en/of zoutzuur en/of natriumcarbonaat en/of kwikchloride en/of fosforzuur waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat in het pand een trainingsbroek en een schoen van de verdachte zijn aangetroffen met daarop sporen van BMK. Ook is een handschoen met daarop DNA van de verdachte aangetroffen in de verborgen productieruimte. Gelet op die omstandigheden vindt de officier van justitie de verklaring van de verdachte dat hij nooit in de productieruimte is geweest ongeloofwaardig.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest van de verdachte. Het in beslaggenomen bedrag dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de productie van metamfetamine. De verdachte werkte in het pand als klusjesman en hij wist niet van het bestaan van de productieruimte. De sporen van BMK kunnen via overdacht op zijn werkkleding terecht zijn gekomen.

4.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal de verdachte vrijspreken, omdat zij dat wat aan hem ten laste is gelegd niet bewezen acht. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Vrijspraak feit 1De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet blijkt dat in het pand metamfetamine is aangetroffen. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat wat de verdachte onder 1 ten laste is gelegd.
Vrijspraak feit 2
Op 13 juni 2023 betreden twee verbalisanten een bedrijfspand gelegen aan [adres 2] in De Rijp. Bij binnenkomst ruiken de verbalisanten een chemische lucht die zij herkennen als mogelijke geur van amfetamine. De verdachte is op dat moment in het pand en geeft aan dat hij op dat hij in opdracht enkele reparaties en klusjes uitvoert. De verdachte leidt de verbalisanten rond in het pand en opent op hun verzoek een roldeur. In de ruimte achter die roldeur staan materialen die gebruikt kunnen worden voor de productie van synthetische drugs. De verbalisanten treffen daar ook, achter een houten wandje, een productieruimte aan met onder meer ketels, een afzuigbuis en grote zakken gevuld met een witte stof. In het kantoor staan meerdere jerrycans met een vloeistof en in het vriesvak van de koelkast vindt de politie een geldbedrag van 42.600 euro. De rechtbank concludeert op basis van het onderzoek van het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen van de politie dat in het pand sprake was van een drugslaboratorium waar BMK, een grondstof voor amfetamine, werd omgezet.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte in strafrechtelijke zin betrokken was bij het drugslaboratorium en hij dus opzettelijk de daarvoor bestemde goederen en stoffen voorhanden heeft gehad.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie en ter zitting uitvoerig en consistent verklaard over zijn aanwezigheid en zijn werkzaamheden in het pand. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de verhuurmakelaar, getuige [naam], die heeft bevestigd dat de verdachte schilderwerk en andere klusjes aan en in het pand uitvoerde. De verdachte heeft verder verklaard dat hij tot 13 juni 2023 drie weken heeft gewerkt in en rondom het pand. Zijn opdrachtgever heeft hem verteld dat delen van het pand aan anderen zouden worden verhuurd en dat hij na de eerste week niet meer in alle ruimtes – achter de roldeur – van het pand mocht komen. Ook was hem verteld dat hij na 18:00 uur niet meer in het pand mocht zijn. De beloning voor zijn werkzaamheden was 400 euro per week, wat voor hem in een keukenkastje in ruimte K (het kantoor) werd gelegd.
De verdachte heeft ook verklaard dat hij geen enkel vermoeden van de aanwezigheid van een drugslaboratorium heeft gehad en dat hij nooit in de productieruimte is geweest. Een chemische lucht heeft hij niet geroken. De grote vierkante vaten voor de roldeur zijn hem niet opgevallen. Wel heeft de verdachte een ketel en lege vaten zien staan, maar toen hij daarover navraag deed, is hem verteld dat in het pand een bedrijf zou komen dat melkmachines reinigt. De jerrycans met opschrift Kärcher (universele reiniger) stonden in het kantoor en heeft hij gezien. Het in het vriesvak aangetroffen geld heeft hij nooit gezien.
DNA- en BMK sporen
In het kantoor is een paar schoenen en een trainingsbroek aangetroffen die, zo heeft de verdachte verklaard, van hem zijn. Uit onderzoek van het NFI volgt dat zowel op de broek als op één van de schoenen sporen van BMK zijn aangetroffen. In de productieruimte lagen twee handschoenen met aan de binnenzijde een DNA-mengprofiel met daarin het DNA van de verdachte.
De verdachte heeft verklaard dat hij de broek tijdens zijn werkzaamheden droeg en deze achterliet in het kantoor als hij naar huis ging. De schoenen heeft hij in het kantoor laten staan nadat hij ze enkel op zijn eerste werkdag had gedragen en ze die dag nat waren geworden. De verdachte droeg handschoenen tijdens zijn werkzaamheden, maar er waren in het pand meerdere handschoenensetjes beschikbaar die door verschillende mensen konden worden gebruikt en op allerlei plekken lagen.
De rechtbank stelt vast dat de broek, de schoen en de handschoenen, waarop de genoemde sporen zijn aangetroffen, verplaatsbare voorwerpen zijn. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van de verdachte dat hij die na zijn werkdag in het pand achterliet. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat andere personen deze voorwerpen hebben gebruikt op momenten dat de verdachte niet in het pand aanwezig was, dan wel dat op die momenten op andere wijze BMK-sporen op die broek en die schoen zijn gekomen. De verklaring van de verdachte kan dan ook niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde worden gesteld.
Dit alles maakt dat bij gebrek aan overige bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.

5.Beslag

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag, te weten 42.600,- EUR (Omschrijving: PL1100-2023124262-1496554 IBG 13-06-2023), dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien de verdachte heeft verklaard dat dit geld niet van hem is en er tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
42.600,- EUR (Omschrijving: PL1100-2023124262-1496554 IBG 13-06-2023).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mrs. M.E. Francke en V.J.A. de Weerd, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juni 2025.