ECLI:NL:RBNHO:2025:6107

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
C/15/364622 / KG ZA 25-243
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot hervatten omgangsregeling en toewijzing verzoek om begeleiding door Centrum Jeugd en Gezin

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die beiden betrokken zijn bij een geschil over de omgang met hun dochter, [minderjarige]. De man vorderde medewerking van de vrouw om de omgangsregeling met hun dochter te hervatten, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de man niet voldoende had aangetoond dat de omgang veilig kon plaatsvinden, vooral gezien het verleden van geweld en de huidige situatie waarin de man geen contact heeft met de betrokken hulpverleningsinstanties zoals Veilig Thuis en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De vrouw had verzocht om begeleiding van het CJG bij het maken van afspraken over de omgang, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank benadrukte het belang van de veiligheid en het welzijn van [minderjarige] en oordeelde dat de man zijn adres aan de vrouw moest bekendmaken, zodat zij op de hoogte is van waar hun dochter verblijft tijdens de omgang. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/364622 / KG ZA 25-243
Vonnis in kort geding van 10 juni 2025
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S. Akkas te Amsterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende op een geheim adres,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.E. Muller te Haarlem.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met één productie
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie tevens akte houdende producties 1 tot en met 4 van de vrouw
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de man
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
[minderjarige] is uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter op 26 mei 2025. De vrouw heeft op 23 mei 2025 schriftelijk bericht dat [minderjarige] heeft aangegeven niet te willen komen.
1.3.
Voor de mondelinge behandeling op 27 mei 2025 zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Akkas voornoemd en de vrouw, bijgestaan door mr. Müller voornoemd.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. De relatie is sinds 2020 geëindigd.
Uit de relatie is op [geboortedatum] 2017 een dochter geboren, [minderjarige]. De man heeft [minderjarige] erkend. De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over [minderjarige].
2.2.
Partijen hebben in onderling overleg afspraken gemaakt over de omgang tussen de man en [minderjarige].
2.3.
Op 15 juli 2023 heeft zich een ernstig incident voorgegaan tussen de man en de vrouw, waarbij de man heeft geprobeerd de vrouw te wurgen. [minderjarige] was hierbij aanwezig. Naar aanleiding van dit incident is een melding gedaan bij Veilig Thuis. De vrouw heeft Veilig Thuis vervolgens hulp gevraagd om tips/handvatten te kunnen krijgen om [minderjarige] zo goed mogelijk te ondersteunen/begeleiden in haar contact met haar vader. Veilig Thuis heeft meermalen geprobeerd in contact te komen met de man, maar de man reageert niet en heeft Veilig Thuis telefonisch geblokkeerd.
2.4.
De man is voor het gebeuren op 15 juli 2023 strafrechtelijk vervolgd. Hij is op 12 maart 2024 veroordeeld door de politierechter ter zake van mishandeling en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De man is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Verder is als bijzondere voorwaarde aan de man een contactverbod opgelegd, inhoudende dat hij gedurende de proeftijd geen contact mag opnemen, zoeken of hebben in welke vorm dan ook met de vrouw.
2.5.
Veilig Thuis heeft hulpverlening noodzakelijk geacht. In een brief van 11 maart 2024 aan de vrouw deelt Veilig Thuis hierover onder meer het volgende mee:
(…)
Veilig Thuis heeft de heer [de man] meerdere malen op verschillende manier benaderd met het verzoek om contact te hebben. De heer [de man] heeft geen reactie gegeven op deze verzoeken en heeft Veilig Thuis telefonisch geblokkeerd.(…)
(…)
Veilig Thuis heeft zorgen over de omgang tussen vader en [minderjarige]. U bent als
gezaghebbende ouder verantwoordelijk dat deze omgang veilig verloopt. Als u deze
veiligheid niet kan garanderen moet u ook geen omgang tussen [minderjarige] en haar vader
toestaan. Veilig Thuis zou graag zien dat u zicht heeft op deze omgang en ook kan
garanderen dat dit veilig verloopt. U zegt niet bang te zijn dat vader [minderjarige] iets aan zal
doen. Veilig Thuis is van mening dat de negatieve uitlatingen die vader over u doet in
het bijzijn van [minderjarige] ook al zorgen voor onveiligheid. Ook zegt u dat er geen afspraken
met vader te maken zijn over bijvoorbeeld regelmaat in de omgang of contact tussen u
en [minderjarige] wanneer zij bij haar vader is. U zegt dat vader van mening is dat hij niet
verantwoordelijk is om u op de hoogte te houden hoe het met [minderjarige] gaat wanneer ze
bij hem is en dat u zich hier niet mee moet bemoeien. Wat Veilig Thuis betreft valt dit
dus ook onder een veilig verloop van de omgang. Als hier geen afspraken over te
maken zijn met vader dan dient u zich af te vragen of er dan wel omgang moet plaats
vinden.
Omgang tussen vader en [minderjarige] kan alleen als hier regelmaat en structuur in komt, u
[minderjarige] (vader, tante of oma vz) kan spreken om te vragen hoe het met haar gaat, u
weet waar [minderjarige] verblijft wanneer ze bij vader is en vader zijn medewerking verleent
aan de ondersteuning vanuit het Centrum voor Jeugd- en Gezin om de omgang op een
veilige manier te laten verlopen. Zolang vader dit weigert zou er geen omgang moeten
zijn tussen vader en [minderjarige] is de mening van Veilig Thuis.
Dienst ‘Monitoring’
Wij hebben besproken dat Veilig Thuis de zorgen uit de melding overdraagt aan het
Centrum voor Jeugd- en Gezin. Zij zullen samen met u een veiligheidsplan maken.
Dit betekent dat Veilig Thuis het dossier open houdt om periodiek te checken hoe het
gaat met u en uw gezin. Wij nemen dan contact met u op. Meestal nemen wij dan ook
contact op met de betrokken hulpverlening.
2.6.
Op grond van het advies van Veilig Thuis is vervolgens het Centrum Jeugd en Gezien (CJG) betrokken geraakt bij het gezin, voor begeleiding en ondersteuning van de vrouw bij de opvoeding van [minderjarige] en bij het contact met de man. De contacten vanuit CJG verlopen via [betrokkene] ([betrokkene]). De man staat niet open voor hulpverlening en heeft (ook) [betrokkene] telefonisch geblokkeerd. In een e-mail van 23 mei 2025 ten behoeve van de zitting deelt [betrokkene] mee dat wanneer de rechtbank een omgangsregeling uitspreekt het van belang is dat er hulpverlening betrokken wordt zodat er goede afspraken gemaakt kunnen worden en [minderjarige] met een prettig gevoel naar haar vader kan gaan.
2.7.
De omgang tussen de man en [minderjarige] vond plaats met tussenkomst van de moeder van de man. De afspraak was dat [minderjarige] gedurende de omgang van vrijdagmiddag tot zondagavond zou verblijven bij haar oma van vaderszijde. In februari 2025 ontdekte de vrouw dat die afspraak niet langer werd nagekomen, zonder dat zij hierover was geïnformeerd. De moeder van de man kon de vrouw desgevraagd niet meedelen waar [minderjarige] met de man verbleef. De man wil ondanks verzoek daartoe zijn nieuwe adres niet bekend maken aan de vrouw. Omdat de afspraak niet meer werd nagekomen en [minderjarige] om andere redenen verdrietig thuis kwam van de omgang heeft sinds medio februari geen omgang meer plaatsgevonden. Ook heeft de man geen WhatsApp contact meer kunnen krijgen met [minderjarige].

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw veroordeelt om uiterlijk binnen 24 uur na betekening van dit vonnis mee te werken aan een omgangsregeling, waarbij de man [minderjarige] elke vrijdag na school zal ophalen en zondag 18.00 uur terug zal brengen naar oma vaderszijde, op straffe van verbeurte van een dwangsom als de vrouw hieraan niet haar medewerking verleent en met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
De man stelt dat de vrouw de mondeling overeengekomen omgangsregeling ten onrechte heeft opgeschort.
3.3.
De vrouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad zal bepalen dat partijen zich ommegaande onder begeleiding zullen stellen van het CJG en daar afspraken met elkaar maken over het hervatten van een zorgregeling tussen de man en [minderjarige] zoals CJG die in het belang van [minderjarige] acht en waarbij een professionele instantie zorgdraagt voor de begeleide overdrachten tussen partijen van [minderjarige], onder voorwaarde dat de man aan de vrouw zijn adres laat weten en met veroordeling van de man in de proceskosten.
Voorts vordert de vrouw voorwaardelijk, voor het geval de voorzieningenrechter bepaalt dat er een omgangsregeling komt tussen de man en [minderjarige], om te bepalen dat zij gedurende 10 minuten met [minderjarige] mag (video)bellen tijdens die omgang.
3.6.
De vrouw voert aan dat zij niet tegen omgang of contact is tussen de man en [minderjarige], maar dat [minderjarige] zelf momenteel geen contact met haar vader wil. De vrouw voert aan dat [minderjarige] verdrietig is, omdat de man tijdens de omgang slechte dingen zegt over de vrouw, vaak niet echt tijd heeft voor [minderjarige] maar veel zit te gamen en omdat de man [minderjarige] blij maakt met cadeautjes maar haar vervolgens verbiedt om die spullen ook mee te nemen naar het huis van haar moeder.
De vrouw verklaart verder dat haar niet was verteld dat [minderjarige] tijdens de omgang in strijd met de afspraak niet langer bij de moeder van de man verbleef, terwijl zij niet weet waar [minderjarige] dan wel verblijft. Verder voert zij aan dat de man haar niet heeft verteld dat hij een nieuwe partner heeft en [minderjarige] hiermee ineens heeft geconfronteerd en dat zij van [minderjarige] heeft gehoord dat de man haar regelmatig meeneemt in de auto en dan spullen verkoopt. De vrouw benadrukt dat zij niet wil dat [minderjarige] wordt betrokken in dergelijke zaakjes. Zij stelt dat zij het daarom van belang vindt dat de omgang weer wordt opgestart onder begeleiding van CJG, op basis van duidelijke afspraken en dat [minderjarige] hulp krijgt van CJG, omdat zij nu geen contact met haar vader wil.
3.7.
De man voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
Zorgregeling
4.2.
Zowel de vordering in conventie als de vordering in reconventie heeft betrekking op het hervatten van omgang tussen [minderjarige] en de man. Om die reden zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld en beoordeeld.
4.3.
Partijen verschillen van mening over de wijze waarop de omgang hervat moet worden en het contact hersteld moet worden.
De man is van mening dat de omgangsregeling weer kan worden hervat zoals die tot februari 2025 bestond, waarbij [minderjarige] om de week van vrijdagmiddag tot zondagavond 18:00 uur en gedurende een deel van de vakanties bij hem was. Hij heeft benadrukt dat [minderjarige] veilig is bij hem en dat de vrouw zich daarover geen zorgen hoeft te maken. Ook heeft hij verklaard bereid te zijn tot contact met de instanties (Veilig Thuis en/of CJG) maar niet voorafgaand aan het contactherstel met [minderjarige], omdat die contacten vertragend zullen werken op het contactherstel met [minderjarige]. Daarbij heeft hij benadrukt dat hij inmiddels al sinds medio februari helemaal geen contact meer heeft gehad met [minderjarige]. De man heeft desgevraagd verklaard dat hij zijn nieuwe adres niet aan de vrouw wil meedelen omdat hij bang is dat zij bij hem voor zijn deur komt terwijl hij aan een contactverbod is gebonden.
4.4.
De vrouw is van mening dat de omgang onder begeleiding van CJG tot stand moet worden gebracht en dat de hulpverlening aan [minderjarige] voorop moet staan. Zij benadrukt dat [minderjarige] op dit moment zelf geen contact met haar vader wil en verdrietig is omdat hij slechte dingen over haar moeder zegt en haar verbiedt om cadeaus die zij van hem krijgt mee te nemen naar haar moeder. Daarbij heeft zij ook benadrukt dat zij wil weten waar [minderjarige] is als zij bij de man verblijft en dat als de omgang langer duurt zij tussentijds contact met [minderjarige] wil kunnen hebben, zoals voorheen ook gebeurde.
4.5.
Bij de beoordeling van de over en weer ingestelde vorderingen dient het belang van [minderjarige] voorop te staan. De voorzieningenrechter acht het voor [minderjarige] van belang dat zij contact kan hebben met haar beide ouders. Die contacten moeten echter op zo’n manier verlopen dat [minderjarige] zich veilig voelt en de contacten als plezierig ervaart.
Uit het dossier komt naar voren dat [minderjarige] op dit moment teleurgesteld is in de man, onder meer omdat hij tijdens de omgang slechte dingen zegt over haar moeder en omdat zij cadeaus die zij van de man heeft gekregen niet mee naar huis mag nemen.
4.6.
Uit de overgelegde stukken van Veilig Thuis en CJG blijkt dat de man zich tot nu toe niet heeft opengesteld voor hulpverlening en de contacten met deze instanties heeft geblokkeerd. Uit de mededeling van de man ter zitting dat hij het nut van de hulpverlening niet inzag omdat de relatie met de vrouw al verbroken was, volgt dat hij niet inziet dat de hulpverlening niet alleen voor de vrouw maar in belangrijke mate ook voor [minderjarige] bedoeld is. Omdat de man tot nu toe niet tot enig contact met de betrokken instanties bereid is geweest, heeft hij het daarmee mede aan zichzelf te wijten dat de omgang nog niet opnieuw is opgestart.
4.7.
Daarbij speelt mee dat de man weliswaar de biologische vader van [minderjarige] is, maar dat de vrouw de gezaghebbende ouder van [minderjarige] is. Zij heeft er om die reden ook recht op en belang bij om te weten waar [minderjarige] verblijft tijdens de omgang met de man. De man moet daarom in ieder geval zijn adres aan de vrouw bekend maken.
Ook had de man (via een derde) aan de vrouw kenbaar moeten maken dat hij een verandering wilde in de bestaande afspraak dat [minderjarige] tijdens de omgang bij haar oma aan vaderszijde zou verblijven. Het was de man niet toegestaan die afspraak eenzijdig te wijzigen en de vrouw hier in het geheel niet over te informeren.
4.8.
Gelet op het verslag van Veilig Thuis en het advies van mevrouw [betrokkene] acht de voorzieningenrechter het in de gegeven omstandigheden van belang dat partijen begeleid worden door het CJG bij het maken van afspraken over de vorm en de wijze van hervatten van de omgang van de man met [minderjarige]..
4.9.
Dit betekent dat de vordering in conventie van de man om de vrouw te veroordelen mee te werken aan de omgangsregeling wordt afgewezen. De vordering van de vrouw in reconventie zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.10.
Door de vrouw is aangevoerd dat zij rauwelijks is gedagvaard en zij heeft gevorderd dat de man om die reden wordt veroordeeld in de proceskosten. Hoewel het zorgvuldiger zou zijn geweest als de advocaat van de man de vrouw voorafgaande aan het opstarten van deze procedure zou hebben aangeschreven, ziet de voorzieningenrechter daarin onvoldoende aanleiding om af te wijken van de hoofdregel dat proceskosten tussen ex-partners in beginsel worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
bepaalt dat partijen zich binnen één week na de datum van dit vonnis onder begeleiding van het Centrum Jeugd en Gezin stellen en aldaar met elkaar afspraken maken over het hervatten van een zorgregeling tussen de man en [minderjarige], op een wijze die CJG in het belang van [minderjarige] acht en waarbij een professionele instantie zorgdraagt voor de begeleide overdrachten tussen partijen van [minderjarige],
5.4.
verbindt aan het hervatten van een zorgregeling tussen de man en [minderjarige] de voorwaarde dat de man zijn adres bekend maakt aan de vrouw,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 10 juni 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 1155