4.2.De voorheen bestaande aanbouw met daarop een dakterras was 4,217 m diep en 3,645 m hoog (inclusief het hekwerk van 1 m hoog). Vergunning is verleend voor een aanbouw met daarop een dakterras van 4,283 m diep en 4,425 m hoog (inclusief het hekwerk van 1 m hoog). De uitbouw met daarop het hekwerk is aldus 6,6 cm dieper en 78 cm hoger dan voorheen. De verhoging van de uitbouw heeft zo een gelijkvloerse aansluiting op de verdiepingsvloer van de woning mogelijk gemaakt, waar voorheen een trapje vanaf de verdiepingsvloer nodig was om het dakterras te kunnen betreden.
De standpunten van partijen
5. Het college stelt zich - voor zover voor de te beantwoorden beroepsgrond relevant - op het standpunt dat voor de aanbouw (gelet op de bouwdiepte en bouwhoogte) met toepassing van het afwijkingenbeleid vergunning is verleend. Voor het hekwerk ten behoeve van het dakterras is (enkel) vergunning verleend voor de activiteit “bouwen” omdat het dakterras gelet op de aanduiding “terras” is toegestaan en het voldoet aan de voorwaarden van artikel 22.2.4 van de bestemmingsplanvoorschriften. Aan een toetsing aan het afwijkingenbeleid wordt voor het dakterras dus niet toegekomen, omdat het in zoverre niet strijdig is met het bestemmingsplan.
6. Eisers beroepsgrond richt zich tegen het hekwerk op het dakterras. Volgens eiser voldoet de aanbouw aan de bouwregels. Het hekwerk, als bij de aanbouw behorend bouwwerk, voldoet voor wat betreft de hoogte echter niet aan het bestemmingsplan. Het college heeft dat hekwerk daarom ten onrechte niet getoetst aan het in 4.2.1 van zijn afwijkingenbeleid voor kruimelgevallen gestelde ten aanzien van dakterrassen en balkons. Indien het college dat wel had gedaan, had voor het hekwerk geen vergunning verleend mogen worden. Ter zitting heeft hij in aanvulling hierop gesteld dat het college de artikelen 22.2.2 en 22.2.4 van de planvoorschriften onjuist uitlegt. Voor wat betreft de maximaal toegestane hoogte moeten de aanbouw en het hekwerk, als ook genoemde artikelen in samenhang worden bezien. Dit volgt ook uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 maart 2017, aldus eiser.
De beoordeling van de grond door de rechtbank
7. In voornoemde uitspraak was onder meer ook de uitleg van het bestemmingsplan “Alkmaar Zuid-West” in relatie tot percelen met het bestemmingsvlak “Wonen” en de aanduiding “terras” het onderwerp van geschil. In de overwegingen 6.1. en 6.2. van die uitspraak is het volgende overwogen:
“6.1. Het college heeft de hiervoor weergegeven planregels aldus uitgelegd dat ter plaatse in het algemeen een aan- en/of uitbouw van 3 m hoog mogelijk wordt gemaakt maar dat, in de situatie dat daarop een dakterras wordt aangelegd, een extra hekwerk van 1,2 m hoog mogelijk wordt gemaakt, gemeten vanaf het dak van de aan- en/of uitbouw. Dit betekent dat het dak van de aan- en/of uitbouw en het hekwerk van het dakterras in laatstgenoemde situatie tezamen maximaal 4,2 m hoog mogen zijn, zo stelt het college.
De rechtbank heeft in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat die uitleg onjuist is. Naar het oordeel van de Afdeling blijkt uit de planregels - in onderlinge samenhang bezien - voldoende duidelijk dat artikelonderdeel 22.2.2, aanhef en sub d, de hoofdregel bevat voor de maximaal toegestane bouwhoogte van een aan- en/of uitbouw zonder dakterras en dat artikelonderdeel 22.2.4, in aanvulling op die hoofdregel, een bijzondere bepaling bevat voor de situatie dat een dakterras wordt gerealiseerd op een aan- en/of uitbouw. Nu de bouwhoogte van het dakterras moet worden gemeten vanaf het dak van de aan- en/of uitbouw, is voldoende duidelijk dat de maximaal toegestane bouwhoogte van het dakterras moet worden opgeteld bij de maximaal toegestane bouwhoogte die in het algemeen geldt voor een aan- en/of uitbouw.