ECLI:NL:RBNHO:2025:5973

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11322368
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van voorschotnota's en eindafrekening door energieleverancier tegen afnemer die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf

In deze zaak vordert de energieleverancier GGP B.V. betaling van voorschotnota's en een eindafrekening van de gedaagde, die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf. De gedaagde heeft de overeenkomsten voor de levering van gas en elektriciteit niet nagekomen en heeft de voorschotnota's onbetaald gelaten. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde geen beroep kan doen op de consumentenbescherming, omdat hij als ondernemer handelt. De gedaagde heeft zijn verweer dat het in rekening gebrachte verbruik niet overeenstemt met het werkelijk verbruik onvoldoende gemotiveerd. Ook zijn beroep op overmacht en persoonlijke omstandigheden wordt afgewezen. De rechtbank wijst de vordering van GGP toe en veroordeelt de gedaagde tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. In reconventie vordert de gedaagde een verklaring voor recht dat hij de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd, maar deze vordering wordt afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan GGP.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11322368 \ CV EXPL 24-2589
Vonnis van 1 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap GULF GAS AND POWER (GGP B.V.),
te 's-Hertogenbosch,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: GGP,
gemachtigde: mr. R.J.H. van der Burgt,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een energieleverancier betaling van de voorschotnota’s en eindafrekening. Omdat de afnemer heeft gehandeld in de uitoefening van zijn bedrijf, kan hij geen beroep doen op de bepalingen over de informatieverplichtingen en misleidende verkooppraktijken. De afnemer heeft verder zijn verweer dat het in rekening gebrachte verbruik van energie niet overeenstemt met het werkelijk verbruik onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het beroep op overmacht en persoonlijke omstandigheden van de afnemer slaagt evenmin. De afnemer moet daarom de kosten van het in rekening gebrachte verbruik voor energie betalen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 september 2024
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie
- het tussenvonnis van 19 december 2024
- de brief van 24 maart 2025 van GGP met nadere producties
- de mondelinge behandeling van 4 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met bemiddeling van een energieadviseur op 17 augustus 2021 twee overeenkomsten met GGP gesloten voor de levering van gas en elektriciteit aan het adres [adres] in Zaandam, waar [gedaagde] een restaurant heeft. De overeenkomsten zijn ingegaan op 18 augustus 2021 voor de duur van vijf jaar.
2.2.
[gedaagde] heeft de voorschotnota’s vanaf 1 september 2021 onbetaald gelaten.
2.3.
[gedaagde] heeft de overeenkomsten op 11 september 2023 opgezegd. De overeenkomsten zijn door GGP per 19 september 2023 beëindigd. Daarbij heeft GGP de jaarafrekening en eindafrekening met een opzegvergoeding naar [gedaagde] verstuurd.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
GGP vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 15.940,48, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
GGP legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] de voorschotnota’s en eindafrekening van in totaal € 13.686,24 niet heeft betaald. GGP was genoodzaakt haar vordering uit handen te geven aan haar gemachtigde. Dat heeft ook na herhaalde aanmaningen niet geleid tot betaling door [gedaagde] . GGP maakt daarom ook aanspraak op de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 911,86.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van GGP, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van GGP, met veroordeling van GGP in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] voert het volgende aan. GGP heeft de informatieplicht geschonden door bij de totstandkoming van de overeenkomsten niet de relevantie voorwaarden en verplichtingen te verstrekken, waaronder over het opzegproces. De overeenkomst is via een telemarketeer onder invloed van misleidende verkooppraktijken tot stand gekomen. [gedaagde] heeft de overeenkomsten mondeling opgezegd, maar GGP heeft dat genegeerd. Daarmee heeft GGP [gedaagde] ook belemmerd naar een andere energieleverancier over te stappen. Verder betwist [gedaagde] de hoogte van het verbruik dat op basis van een schatting is vastgesteld en niet overeenkomt met het werkelijk verbruik. Het restaurant was namelijk grotendeels gesloten tijdens corona en volledig na de brand eind juli 2022. Ook is sprake van persoonlijke omstandigheden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[gedaagde] vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat hij de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd in augustus 2021 en juli 2022, en veroordeling van GGP tot herberekening van de gefactureerde kosten op basis van de werkelijke situatie.
3.7.
GGP voert verweer. GGP concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de zitting. Dat betekent dat [gedaagde] zijn verweer niet nader heeft onderbouwd, geen vragen heeft kunnen beantwoorden van de kantonrechter en dat wat tijdens de zitting door GGP is aangevoerd onweersproken is gebleven. De gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van [gedaagde] .
Schending informatieverplichting en oneerlijke handelspraktijk
4.2.
Tussen partijen zijn twee overeenkomsten voor de levering van elektriciteit en gas gesloten voor de duur van vijf jaar. Volgens [gedaagde] heeft GGP haar informatieverplichting geschonden en zijn de overeenkomsten tot stand gekomen onder invloed van een oneerlijke handelspraktijk. [1] Ter onderbouwing daarvan voert [gedaagde] aan dat de overeenkomsten zijn gesloten via een telemarketeer die onvoldoende informatie heeft verstrekt over de relevante voorwaarden, waardoor transparantie ontbrak en hij geen weloverwogen toestemming heeft kunnen geven. Onder meer heeft GGP volgens [gedaagde] nagelaten informatie te verstrekken over het recht van ontbinding en de wijze van opzegging. [gedaagde] wordt niet gevolgd in zijn verweer. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.3.
Voor overeenkomsten tussen een handelaar en een consument gelden verschillende wettelijke informatieplichten, waaronder het verstrekken van informatie over het recht van ontbinding. Ook zijn er bepalingen over een oneerlijke handelspraktijk. [gedaagde] doet een beroep op deze bepalingen, maar heeft gehandeld in de uitoefening van zijn bedrijf en niet als consument. [gedaagde] kan als kleine ondernemer ook niet worden vereenzelvigd met een consument, omdat hij de overeenkomsten voor de levering van energie heeft gesloten voor zijn restaurant en dus niet (in overheersende mate) om te voorzien in een consumptiebehoefte.
4.4.
Ook als een dienstverlener een overeenkomst sluit met een afnemer die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf gelden informatieplichten. [2] De dienstverlener moet bijvoorbeeld zijn adresgegevens, de prijs van de dienst en het gebruik van algemene voorwaarden ter beschikking stellen aan de afnemer. Verder kan een misleidende handelspraktijk tussen ondernemingen een onrechtmatige daad opleveren. GGP heeft tijdens de zitting toegelicht dat de overeenkomsten tot stand zijn gekomen via een energieadviseur die [gedaagde] heeft geadviseerd in het contracteren van energie en die niet werkzaam is voor GGP. De energieadviseur heeft een offerte opgevraagd en deze met [gedaagde] besproken. Nadat [gedaagde] akkoord ging met de offerte heeft GGP de overeenkomsten en algemene voorwaarden aan hem verstrekt. GGP heeft verder toegelicht dat de aanvullende leveringsvoorwaarden onderdeel zijn van de overeenkomsten. Deze aanvullende leveringsvoorwaarden staan op pagina twee en drie van de overeenkomsten en zijn door [gedaagde] geparafeerd. Op de overeenkomsten staan de duur van de overeenkomsten en andere essentiële informatie. Omdat [gedaagde] niet is verschenen op de zitting, is het voorgaande onweersproken gebleven. [gedaagde] heeft zijn verweer dat sprake is van een schending van de algemene informatieplichten en dat GGP zich schuldig heeft gemaakt aan misleidende handelspraktijken onvoldoende onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
Algemene voorwaarden
4.5.
Voor zover [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn of GGP hem voorafgaand of tijdens het sluiten van de overeenkomsten geen redelijke mogelijkheid heeft geboden daarvan kennis te nemen, wordt ook daaraan voorbij gegaan. GGP heeft tijdens de zitting toegelicht dat de energieadviseur de offerte en algemene voorwaarden met [gedaagde] heeft doorgenomen en dat na akkoord de leveringsovereenkomsten, waarvan de aanvullende leveringsvoorwaarden deel uitmaken, zijn verstrekt door GGP en ondertekend door [gedaagde] . Ook heeft GGP verduidelijkt dat in de aanvullende leveringsvoorwaarden staat dat [gedaagde] de algemene voorwaarden heeft ontvangen en dat hij met de inhoud daarvan akkoord is gegaan (pagina 2 onder het kopje documentatie). Omdat [gedaagde] niet op zitting is verschenen, is het voorgaande onweersproken gebleven en wordt uitgegaan van de juistheid daarvan.
4.6.
Volgens [gedaagde] is sprake van tegenstrijdige en verwarrende voorwaarden, omdat in de algemene voorwaarden telefonische opzegging is toegestaan en in de aanvullende leveringsvoorwaarden schriftelijke opzegging is vereist. GGP beroept zich echter niet op deze bepalingen; zij betwist dat [gedaagde] de overeenkomsten mondeling heeft opgezegd. Ten slotte zijn de algemene voorwaarden van GGP volgens [gedaagde] onduidelijk en onredelijk bezwarend en kunnen deze worden vernietigd. [gedaagde] heeft dat verder niet onderbouwd. Dat verweer van [gedaagde] wordt daarom niet gevolgd.
Mondelinge opzegging in augustus 2021 en juli 2022
4.7.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de overeenkomsten in augustus 2022 en juli 2022 mondeling heeft opgezegd, wat door GGP gemotiveerd is weersproken. Het lag dan ook op de weg van [gedaagde] zijn standpunt te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan, terwijl GGP tijdens de zitting onweersproken heeft aangevoerd dat [gedaagde] op 23 september 2021 telefonisch contact met haar heeft opgenomen om het voorschot te verlagen. Dat strookt niet met het standpunt van [gedaagde] dat hij de overeenkomsten in augustus 2021 de eerste keer heeft opgezegd. Verder had het op de weg van [gedaagde] gelegen om contact met GGP op te nemen na ontvangst van de voorschotnota’s en betalingsherinneringen als hij meende dat de overeenkomsten daadwerkelijk telefonisch waren opgezegd. GGP heeft onweersproken verklaard dat [gedaagde] behalve op 23 september 2021 geen contact met haar heeft opgenomen. Het verweer van [gedaagde] dat hij de overeenkomsten mondeling heeft opgezegd wordt daarom gepasseerd.
Overmacht en persoonlijke omstandigheden
4.8.
Het beroep op overmacht en persoonlijke omstandigheden door de corona maatregelen en brand kan evenmin slagen. Van overmacht is sprake als de tekortkoming niet is te wijten aan schuld van [gedaagde] , en niet krachtens de wet, de overeenkomsten of in het verkeer geldende opvatting voor zijn rekening komt. De overeenkomsten zijn in juli 2021 gesloten, dus op een moment dat corona volop speelde en er al eerder beperkende maatregelen door de overheid waren opgelegd. Voor zover juist is dat hij daardoor niet aan zijn verplichtingen kon voldoen, komt dat voor zijn rekening en risico. Verder heeft GGP gemotiveerd weersproken dat [gedaagde] het pand na de brand niet meer kon gebruiken. Ook geldt dat [gedaagde] vanaf aanvang van de overeenkomsten niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
De hoogte van de vordering
4.9.
GGP heeft de vordering onderbouwd met de voorschotnota’s, twee jaarafrekeningen en de eindafrekening. Tijdens de zitting heeft GGP toegelicht dat [gedaagde] de meterstanden niet doorgaf en daarom het in rekening gebrachte verbruik is gebaseerd op een schatting door de netbeheerder op basis van het historisch verbruik en de netbeheerder dat berekende verbruik bij haar in rekening brengt. Op grond van haar algemene voorwaarden is GGP gerechtigd in dat geval een geschat verbruik in rekening te brengen.
4.10.
Volgens [gedaagde] kan het verbruik niet kloppen vanwege de corona maatregelen en de brand in juli 2022. Het is juist dat sprake is geweest van beperkingen als gevolg van de corona maatregelen, maar dat betekent nog niet dat dat heeft geleid tot minder verbruik van energie voor zijn restaurant. [gedaagde] had dat standpunt nader moeten onderbouwen. Dat geldt ook voor zijn standpunt dat de meterkast bij de brand kapot is gegaan en hij na de brand het pand niet meer kon gebruiken. GGP heeft dat standpunt met stukken voorafgaand aan de zitting, waarvan zij onbetwist heeft verklaard dat zij deze stukken zowel per e-mail als per post aan [gedaagde] heeft doen toekomen, en tijdens de zitting betwist. Uit een artikel over de brand op het internet blijkt dat deze door een omstander kon worden geblust en dat het ging om een brand bij de voordeur, waar de meterkast zich niet bevindt. Ook heeft GGP erop gewezen dat [gedaagde] geen melding van de brand bij haar heeft gedaan en zij evenmin van de netbeheerder een melding heeft ontvangen over het niet meer functioneren van de meter. Daarover heeft GGP tijdens de zitting verduidelijkt dat als een meter niet meer functioneert, de netbeheerder automatisch een signaal krijgt dat de meter “uit bedrijf” of “gesloopt” is en de netbeheerder dit vervolgens doorgeeft aan GGP, wat niet is gebeurd.
4.11.
Verder heeft GGP tijdens de zitting verduidelijkt dat zij tot op heden geen verrekenverzoek heeft ontvangen van een nieuwe energieleverancier of de netbeheerder, wat wel het geval was geweest als achteraf zou zijn gebleken dat het afgerekende verbruik niet juist zou zijn. De slotsom is dat [gedaagde] zijn verweer dat het in rekening gebrachte verbruik door GGP niet overeenstemt met het werkelijke verbruik onvoldoende heeft gemotiveerd.
4.12.
Omdat [gedaagde] de overeenkomsten tijdens de looptijd van vijf jaar heeft opgezegd, kan GGP op grond van de toepasselijke aanvullende leveringsvoorwaarden een opzegvergoeding bij [gedaagde] in rekening brengen van 15 % van de resterende waarde van de leveringsovereenkomsten (onderaan pagina 3 onder het kopje opzegvergoeding). GGP heeft een berekening overgelegd waaruit de in rekening gebrachte opzegvergoeding van € 771,06 blijkt.
4.13.
De conclusie is dat de vordering van GGP van € 13.686,24 zal worden toegewezen.
Nevenvorderingen
4.14.
Volgens [gedaagde] zijn de bijkomende kosten onredelijk. Zijn rechtsbijstandverlener zou het dossier hebben gesloten, omdat GGP pas zes maanden na de brief met verweer een reactie heeft gegeven. GGP heeft dit weersproken en met stukken onderbouwd dat de correspondentie tussen de gemachtigde van GGP en de toenmalige gemachtigde van [gedaagde] was voortgezet en dat daarbij is aangekondigd dat een dagvaarding zou worden uitgebracht. Van stilzitten van GGP waardoor [gedaagde] in zijn procesbelang is geschaad of van rauwelijks dagvaarden, is niet gebleken.
4.15.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de vervaldata van de verschillende facturen, zoals gevorderd.
4.16.
GGP vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. GGP heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. GGP heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 911,86, dat in overeenstemming is met het in het Besluit gehanteerde tarief, worden toegewezen.
4.17.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van GGP worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.469,54
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.19.
De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] de overeenkomsten rechtsgeldig heeft opgezegd in augustus 2021 en juli 2022 en de gevorderde herberekening van de gefactureerde kosten op basis van het werkelijk verbruik worden afgewezen onder verwijzing naar wat daarover in conventie is overwogen.
4.20.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van GGP worden vanwege de samenhang met de zaak in conventie begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan GGP te betalen een bedrag van € 13.686,24, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf veertien dagen na de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan GGP te betalen een bedrag van € 911,86 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.469,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten die tot en met vandaag worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.

Voetnoten

1.Respectievelijk artikel 6:230a en verder van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 6:193 e.v. BW.
2.Artikel 6:230b BW in verbinding met artikel 6:230a BW.