Op 10 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 januari 2025 op Schiphol bijna zes kilogram cocaïne had ingevoerd. De verdachte, geboren in 1989 en momenteel gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol, werd beschuldigd van opzettelijke invoer van cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. Tijdens de openbare terechtzitting op 24 februari 2025 heeft de officier van justitie, mr. M. Kubbinga, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. F.T. Sakrak, pleitte voor vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van opzet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs, waaronder verklaringen van de verdachte en WhatsApp-berichten, kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte op de hoogte was van de cocaïne in zijn koffer. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank overwoog dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de handel in cocaïne vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de ernst van het bewezen feit rechtvaardigde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2025.