Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
2.Feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
om haar moverende redenen” slechts de helft van de totale verbouwingskosten van € 12.727,94 moet voldoen. Wat hiervan ook zij, tussen partijen is niet in geschil dat de verbouwingswerkzaamheden aan de woning in 2016 zijn uitgevoerd. Op dat moment is de vordering van [eiseres] op [gedaagde] opeisbaar geworden, ongeacht de grondslag daarvan. Een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden (artikel 3:309 Burgerlijk Wetboek [BW]). Dezelfde termijn geldt voor zover de vordering is gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking en als de rechtbank ervan zou uitgaan dat [eiseres] bedoelde dat [gedaagde] zijn afspraak moet nakomen om de verbouwingskosten te betalen (artikel 3:107 BW). Niet is gebleken dat [eiseres] de vordering binnen deze verjaringstermijn heeft gestuit.