ECLI:NL:RBNHO:2025:5892

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
C/15/364110 / KG ZA 25-207
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over een strandhuisje en de verkoop daarvan

In deze zaak gaat het om een kort geding tussen twee partijen die in een affectieve relatie hebben gestaan en nu in geschil zijn over de eigendom van een strandhuisje. De eiseres, bijgestaan door haar advocaat mr. F.B.M. Groos, maakt aanspraak op vergoeding van uitgaven die zij heeft gedaan voor het onderhoud van het strandhuisje. De gedaagde, die in Spanje woont, heeft het strandhuisje op zijn naam staan en heeft in een WhatsApp-bericht aan de advocaat van eiseres laten weten dat de eiseres geen aanspraak kan maken op het strandhuisje. Tijdens de zitting zijn partijen overeengekomen dat het strandhuisje zal worden verkocht, maar er zijn nog verschillende punten van onenigheid over de verkoop en de verdeling van de opbrengst. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de gedaagde geen beschikkingshandelingen mag verrichten zonder instemming van de eiseres en dat hij binnen drie weken een sleutel van het strandhuisje aan de eiseres moet overhandigen. Ook is bepaald dat de verkoopopbrengst op een kwaliteitsrekening van een notaris moet worden gestort. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde verder verplicht om medewerking te verlenen aan de verkoop van het strandhuisje en heeft dwangsommen opgelegd voor het geval hij hieraan niet voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/364110 / KG ZA 25-207
Vonnis in kort geding van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats 1],
eiseres,
advocaat mr. F.B.M. Groos te Vijfhuizen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
De zaak in het kort
Partijen discussiëren over de eigendom van een strandhuisje. Ter zitting zijn partijen het eens geworden dat het strandhuisje zal worden verkocht. [eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van door haar gedane uitgaven voor onderhoud/behoud van het strandhuisje en is bereid om deze kosten te verrekenen met het aandeel van [gedaagde] in de verkoopopbrengst van het strandhuisje. De procedure is na de zitting op verzoek van partijen aangehouden om afspraken te kunnen maken over de verkoop. De voorzieningenrechter zal op de punten waarover partijen geen overeenstemming hebben bereikt een beslissing nemen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 15
  • de nogmaals ingediende producties 3 en 13 van [eiseres]
  • de aanvullende productie 16 van [eiseres]
  • de aanvullende productie 17 van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling van 1 mei 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitnota van mr. Groos namens [eiseres].
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen [eiseres], bijgestaan door mr. Groos voornoemd en [gedaagde].
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn niet gehuwd geweest en hebben geen samenlevingsovereenkomst opgesteld. In 2020 is de relatie geëindigd.
2.2.
In 1991 hebben partijen (een bouwpakket van) een strandhuisje gekocht. Het strandhuisje staat jaarlijks vanaf eind maart/begin april op het strand van [plaats 2], dat wordt geëxploiteerd door [de vereniging] (hierna: de vereniging).
In het najaar wordt het strandhuisje getransporteerd naar de winterstalling.
2.3.
Vanaf de aanvang van het lidmaatschap van de vereniging heeft [eiseres] alle financiële bijdragen aan de vereniging betaald. Dit betreft de kosten voor de standplaats en de transportkosten.
2.4.
Sinds 1994 staat [gedaagde] bij de vereniging geregistreerd als hoofdlid. [eiseres] staat niet geregistreerd bij de vereniging.
2.5.
Het eerste strandhuisje is op enig moment teniet gegaan. [gedaagde] heeft met de resterende bruikbare onderdelen van het strandhuisje en voor gemeenschappelijke rekening aangeschaft ander materiaal een nieuw strandhuisje op een staalframe gebouwd.
2.6.
In 2004 is het op het staalframe gebouwde strandhuisje door een brand tenietgegaan. [eiseres] had het huisje verzekerd en heeft van haar verzekeraar een schade-uitkering van € 21.000,- ontvangen. Dit bedrag is door partijen gebruikt om weer een nieuw strandhuisje te bouwen. Dit strandhuisje (dat thans op plek [nummer] staat) is het onderwerp van dit geschil.
2.7.
In 2020 is [gedaagde] naar Spanje verhuisd. Sindsdien heeft alleen [eiseres] gebruik gemaakt van het strandhuisje. Zij heeft ook de jaarlijkse contributie aan de vereniging betaald.
2.8.
Op enig moment is [eiseres] ermee bekend geworden dat [gedaagde] eind maart 2025 naar Nederland was gekomen om het strandhuisje te verkopen.
2.9.
In een WhatsAppbericht van 24 maart 2025 heeft [gedaagde] aan mr. Groos bericht dat het strandhuisje volledig op zijn naam staat en dat [eiseres] nergens aanspraak op heeft.
2.10.
Op 4 april 2025 heeft [eiseres] conservatoir beslag op het strandhuisje gelegd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] (en diens rechtsopvolgers) bij wijze van voorlopige voorziening en vooruitlopend op (een vordering tot) de verdeling van de gemeenschap, te gebieden tot de afgifte c.q. de levering aan [eiseres], van het (gelijke) aandeel van [eiseres] in de gemeenschap (te weten: het strandhuisje met nummer [nummer], staande op het gedeelte van het strand in [plaats 2] dat wordt geëxploiteerd door [de vereniging]), althans te bepalen dat [gedaagde] (en diens rechtsopvolgers) tot verdeling en de afgifte c.q. de levering van het aandeel van [eiseres] verplicht zijn, althans te bepalen dat [gedaagde] (en diens rechtsopvolgers) verplicht zijn aan [eiseres] te vergoeden de (nog vast te stellen) waarde die overeenstemt met het aandeel van [eiseres] in de gemeenschap, op straffe van een dwangsom van € 100.000,- indien [gedaagde] (of diens rechtsopvolger) in gebreke blijft hieraan te voldoen c.q. in strijd met dit verbod handelt, althans een andere in goede justitie te bepalen maatregel op te leggen;
II. [gedaagde] (en diens rechtsopvolgers) te verbieden zonder de instemming van [eiseres] beschikkingshandelingen met betrekking tot het strandhuisje (de gemeenschap) te verrichten, waaronder het vervreemden, leveren of bezwaren van het strandhuisje op straffe van een dwangsom van € 100.000, - indien [gedaagde] (of diens rechtsopvolger) in gebreke blijft hieraan te voldoen c.q. in strijd met dit verbod handelt, althans een andere in goede justitie te bepalen maatregel op te leggen;
III. [gedaagde] (en diens rechtsopvolgers) te verbieden om het (hoofd-)lidmaatschap voor strandhuisje [nummer] van [de vereniging] zonder de instemming van [eiseres] aan een derde over te dragen, op straffe van een eenmalige dwangsom van € 100.000, - indien [gedaagde] (of diens rechtsopvolger) in gebreke blijft hieraan te voldoen, althans een andere in goede justitie te bepalen maatregel op te leggen;
IV. [gedaagde] (en diens rechtsopvolgers) in het geval van een (gezamenlijke) verkoop van het strandhuisje, te gebieden tot het verlenen van alle benodigde medewerking aan de betaling (door de koper van het strandhuisje) van de volledige koopsom voor het strandhuisje op de kwaliteitsrekening van een door partijen aan te wijzen notaris, met de uitdrukkelijke bepaling dat er niet tot uitkering aan [eiseres] en/of [gedaagde] zal worden overgegaan, zolang tussen [eiseres] en [gedaagde] geen schriftelijke en door beide partijen ondertekende afspraken omtrent de verdeling van de gemeenschap (te weten de waarde c.q. de koopsom van het strandhuisje) en de verrekening van de door [eiseres] gedane uitgaven ex art. 3:170 BW is gemaakt, althans een andere in goede justitie te bepalen voorziening te treffen waarmee de koopsom en het verhaalsrecht van [eiseres] is veiliggesteld en niet door [gedaagde] kan worden verduisterd c.q. gefrustreerd;
V. te bepalen dat [gedaagde] (en diens rechtsopvolgers) en [eiseres] binnen twee weken na dit vonnis samen een notaris aanwijzen, waarmee een depotovereenkomst zal worden gesloten, ter storting van de koopsom van het strandhuisje, alsmede te bepalen dat [gedaagde] (en/of diens rechtsopvolger) een vergoeding voor de door [eiseres] gedane uitgaven ten behoeve van de gemeenschap verschuldigd is, althans een andere in goede justitie te bepalen maatregel op te leggen;
VI. te bepalen dat indien [gedaagde] (en diens rechtsopvolgers) weigert aan de vorderingen I, II, III, IV en V te voldoen/medewerking te verlenen, dit vonnis in de plaats treedt van alle rechtshandelingen die (van de zijde van [gedaagde]) nodig zijn om het strandhuisje te verkopen en/of om de koopsom in depot te (laten) storten ex art. 3:300 lid 1 (althans ex art.3:181 BW), alsmede [eiseres] te machtigen om datgene waartoe [gedaagde] op grond van het te wijzen vonnis verplicht is zelf te bewerken ex art. 3:299, althans een andere in goede justitie te bepalen maatregel op te leggen;
VII. [gedaagde] te veroordelen om de (beslag-)kosten en/of de kosten van dit geding te voldoen binnen zeven dagen na dit vonnis te vermeerderen met de nakosten, onder de bepaling dat indien de kosten niet binnen genoemde termijn zijn betaald, hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is.
3.2.
[eiseres] betoogt dat het strandhuisje gemeenschappelijk eigendom is van partijen. Op grond van haar eigendomsrecht maakt [eiseres] aanspraak op levering van haar aandeel in de gemeenschap, dan wel de helft van de waarde van het strandhuisje. Het is [gedaagde] verboden om, zonder toestemming van [eiseres], te beschikken over haar aandeel in de gemeenschap. Daarnaast heeft [eiseres] als mede-eigenaar een vordering op [gedaagde] wegens door haar gedane uitgaven ten behoeve van het onderhoud en het behoud van het strandhuisje. [eiseres] maakt aanspraak op vergoeding daarvan door [gedaagde], middels verrekening met het aandeel van [gedaagde] in de verkoopopbrengst van het strandhuisje.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Eigendom strandhuisje

4.1.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter [gedaagde] het volgende voorgehouden.
De vraag wie eigenaar is van het strandhuisje moet in dit geval worden beantwoord aan de hand van de in het Burgerlijk Wetboek (BW) opgenomen regels van eigendomsverkrijging. De bouw van het huisje op het staalframe heeft op grond van art. 5:14 lid 2 en 5:15 BW geleid tot gemeenschappelijk eigendom, nu daarbij roerende zaken die aan verschillende eigenaren toebehoorden tot één zaak zijn verenigd. Dit betekent dat het nieuw gebouwde strandhuisje op dat moment gezamenlijk eigendom was en daarmee in een gemeenschap viel. Na de brand hebben partijen met de uitkering uit de verzekeringspolis – die was afgesloten om het gezamenlijk eigendom te verzekeren – een nieuw strandhuisje gebouwd. Ook dat nieuwe strandhuisje is daarmee gemeenschappelijk eigendom. Dat [gedaagde] bij de vereniging staat geregistreerd (als hoofdlid) maakt het voorgaande niets anders. Een lidmaatschap staat los van de vraag wie eigenaar is van een strandhuisjes dat met gebruik van dat lidmaatschap standplaats heeft.
4.2.
[gedaagde] heeft op grond van deze uiteenzetting beaamd dat hij inziet dat het strandhuisje gezamenlijk eigendom is. Een strandhuisje is een roerende zaak. In de erkenning door [gedaagde] ligt besloten dat hij ook de bezitspretentie van [eiseres] erkent. Levering van een aandeel in de gemeenschap kan daarmee niet meer aan de orde zijn, zodat de daartoe ingestelde vordering zal worden afgewezen, behoudens voor zover die strekt tot feitelijk herstel van [eiseres] in het bezit door afgifte van een sleutel, waarover hieronder meer.
Verkoop strandhuisje
4.3.
Partijen hebben ter zitting afgesproken dat het strandhuisje verkocht zal worden. De procedure is vervolgens op verzoek van partijen aangehouden om hen in de gelegenheid te stellen afspraken over deze verkoop te maken. Met partijen is afgestemd dat mr. Groos de voorzieningenrechter daarna zou informeren over welke aspecten zij het niet eens zijn geworden en dat de voorzieningenrechter op deze punten een beslissing zal nemen.
Mr. Groos heeft bij brief van 15 mei 2025 gevolg gegeven aan deze afspraak.
Blijkens deze brief liggen de volgende kwesties nog open:
  • de volmacht aan de dochter van [gedaagde] voor het verrichten van verkoophandelingen;
  • het verbod tot overdracht van het (hoofd)lidmaatschap;
  • de weigering van [gedaagde] tot afgifte van een sleutel aan [eiseres];
  • de storting van de verkoopopbrengst op een (kwaliteits)rekening;
  • de wijze van verrekening van door [eiseres] gedane uitgaven ten behoeve van het strandhuisje met het aandeel van [gedaagde] in de verkoopopbrengst.
De voorzieningenrechter zal hierna ingaan op deze kwesties
Volmacht voor verkoophandelingen
4.4.
In de brief van 15 mei 2025 staat dat [gedaagde] zijn dochter, [betrokkene], volmacht wenst te verlenen voor de verkoophandelingen van het strandhuisje. [eiseres] heeft aangegeven dat zij hiermee kan instemmen, onder de voorwaarde dat bij een weigerachtige houding van de dochter van [gedaagde] [eiseres] de benodigde (rechts-)handelingen kan verrichten om tot een verkoop van het strandhuisje te komen.
4.5.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat [gedaagde], dan wel een door hem gevolmachtigde, alle benodigde medewerking moet verlenen aan de verkoop van het strandhuisje en dat dit vonnis in de plaats treedt in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW voor de voor de verkoop benodigde rechtshandeling en/of wilsinstemming van [gedaagde] indien [gedaagde] (dan wel de door hem gevolmachtigde) niet binnen 48 uur na een daartoe strekkend verzoek van [eiseres] zijn medewerking verleent.
Overdracht (hoofd)lidmaatschap
4.6.
Het is alleen mogelijk om een standplaats op het strand van [plaats 2] te huren als lid van de vereniging. Het lidmaatschap is in zoverre dus verbonden aan het strandhuisje. Zolang het strandhuisje niet is verkocht, is het noodzakelijk om ook het lidmaatschap bij de vereniging te laten voortduren. Verder acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat het gebruikelijk is om bij verkoop van een strandhuisje ook het (uit het lidmaatschap voortvloeiende) recht op de standplaats mee te verkopen. Het is [gedaagde] als mede-eigenaar niet toegestaan zonder toestemming van [eiseres] het strandhuisje te verkopen. De voorzieningenrechter zal [gedaagde] daarom ook verbieden om zonder toestemming van [eiseres] het (hoofd)lidmaatschap bij de vereniging over te dragen.
Sleutel
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat op dit moment alleen [gedaagde] over een sleutel van het strandhuisje beschikt. [gedaagde] weigert een sleutel aan [eiseres] af te geven, omdat hij het strandhuisje naar eigen zeggen heeft verbouwd en gereedgemaakt voor de verkoop.
4.8.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van het strandhuisje. Een eigenaar is volgens artikel 5:1 lid 2 BW vrij met uitsluiting van ieder ander om van zijn zaak gebruik te maken.
Een eigenaar moet zijn eigendom dus kunnen betreden. Dit betekent dat ook [eiseres], als mede-eigenaar, toegang tot het strandhuisje moet hebben. [gedaagde] zal daarom een sleutel aan [eiseres] moeten verstrekken. Ook in het kader van de voorgenomen verkoop is het voor de hand liggend en praktisch dat zij over een sleutel beschikt, omdat [gedaagde] in Spanje woont. [gedaagde] zal daartoe worden veroordeeld.
Storting verkoopopbrengst
4.9.
[eiseres] vordert dat de verkoopopbrengst op de kwaliteitsrekening van een door partijen aan te wijzen notaris wordt gestort. Uit het bericht van mr. Groos aan de voorzieningenrechter van 15 mei 2025 volgt dat [gedaagde] niet bereid is om depotkosten te maken. Omdat het voor [eiseres] essentieel is dat de koopsom niet op de bankrekening van [gedaagde] wordt gestort heeft zij voorgesteld om de koper te laten betalen op haar bankrekening. Onduidelijk is of [gedaagde] hiermee instemt.
4.10.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat de verkoopopbrengst bij een door partijen aan te wijzen notaris moet worden gestort, omdat het – gelet op de verhouding tussen partijen – op dit moment niet wenselijk is als de gehele verkoopopbrengst op de bankrekening van één van partijen wordt gestort. De notaris dient vervolgens de verkoopopbrengst aan ieder van partijen uit te keren met inachtneming van de hierna te bespreken verrekening van kosten.
Verrekening kosten
4.11.
Als uitgangspunt geldt dat partijen voor gelijke delen eigenaar zijn van het strandhuisje en daarom ieder voor 50% dienen bij te dragen in de kosten. De aan het strandhuisje verbonden kosten kunnen worden onderscheiden in: de kosten voor de standplaats op het strand, dus de lidmaatschapskosten van de vereniging, onderhoudskosten en de kosten voor de winteropslag, transport daaronder begrepen. Hierna zal de voorzieningenrechter ingaan op deze kosten.
4.12.
Uit het bericht van mr. Groos aan de voorzieningenrechter van 15 mei 2025 volgt dat [gedaagde] heeft voorgesteld om de kosten voor de standplaats die zien op de periode 2011 tot en met 2024 op zijn aandeel in de kosten in mindering te brengen. [eiseres] heeft verklaard met dit voorstel in te kunnen stemmen, omdat de kosten voor de standplaats (gedeeltelijk) aan te merken zijn als met het gebruik samenhangende kosten.
4.13.
Wat betreft de overige kosten over de periode 1991 tot en met 2024/2025, inclusief onderhoud, volgt uit het hiervoor genoemde bericht dat [gedaagde] geen bezwaren heeft geuit tegen verrekening van zijn aandeel van 50% in de kosten met zijn aandeel in de verkoopopbrengst van het strandhuisje.
4.14.
Wat betreft de kosten van het jaar 2025 betoogt [eiseres] dat deze kosten geheel voor rekening van [gedaagde] moeten komen op grond van de omstandigheid dat [gedaagde] nogmaals heeft bevestigd niet bereid te zijn om een sleutel aan [eiseres] ter beschikking te geven. Dit betoog faalt. De voorzieningenrechter heeft onder 4.8 overwogen dat [gedaagde] een sleutel aan [eiseres] moet geven, zodat zij als mede-eigenaar ook toegang heeft tot het strandhuisje. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de weigering tot afgifte door [gedaagde] onvoldoende om af te wijken van het uitgangspunt dat de kosten door partijen gezamenlijk (ieder voor de helft) moeten worden gedragen. Dit betekent dat ook de kosten die zien op het jaar 2025 door partijen ieder voor helft moeten worden betaald.
4.15.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening. Overeenkomstig bijlage 1 bij het bericht van 15 mei 2025 bedragen de kosten die gelijkelijk voor rekening van beide partijen moeten komen, over de periode:
  • 1991 tot en met 2010 € 35.733,10
  • 2011 tot en met 2024 17.633,85 (exclusief de kosten voor de standplaats)
  • 2025 3.400,00
  • Onderhoudskosten
Totaal
€ 61.802,61
Deze zullen bij voorrang uit de opbrengst aan [eiseres] moeten worden voldaan. Het restant kan na aftrek van kosten gelijkelijk aan partijen worden uitgekeerd.
Dwangsom
4.16.
De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsommen toewijzen als in de beslissing vermeld.
Proceskosten
4.17.
Omdat dit geschil samenhangt met de afwikkeling van de tussen partijen beëindigde affectieve relatie, zullen de proceskosten (waaronder de beslagkosten) worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] zonder de instemming van [eiseres] beschikkingshandelingen ten aanzien van het strandhuisje te verrichten, waaronder het vervreemden, leveren of bezwaren van het strandhuisje,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] binnen drie weken na dagtekening van dit vonnis tot afgifte van een sleutel van het strandhuisje aan [eiseres],
5.3.
verbiedt [gedaagde] zonder de instemming van [eiseres] het (hoofd-)lidmaatschap voor strandhuisje [nummer] van [de vereniging] aan een derde over te dragen,
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 250,00 voor iedere dag dat hij, dan wel een door hem gevolmachtigde, niet aan een van de onder 5.1 tot en met 5.3 uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot het verlenen van alle benodigde medewerking aan de verkoop van het strandhuisje, op de volgende wijze:
  • [eiseres] en (de gevolmachtigde dochter van) [gedaagde] dienen zo spoedig mogelijk – in overleg – het strandhuisje op een door hen te bepalen wijze en tegen een door hen te bepalen vraagprijs op de markt te koop aanbieden;
  • [eiseres] en (de gevolmachtigde dochter van) [gedaagde] zullen in gezamenlijk overleg een door hen passend geacht bod op het strandhuisje accepteren;
  • [eiseres] en de (gevolmachtigde dochter van) [gedaagde] zullen binnen veertien dagen na dit vonnis samen een notaris of andere betrouwbare bewaarder aanwijzen, waarmee een overeenkomst zal worden gesloten tot depot van de koopsom van het strandhuisje en tot uitkering daarvan overeenkomstig dit vonnis;
  • [eiseres] en (de gevolmachtigde dochter van) [gedaagde] zullen de koper van het strandhuisje instrueren om de koopprijs te storten op de bankrekening van de aangewezen bewaarder;
  • de aangewezen bewaarder zal de sleutel(s) van het strandhuisje aan de koper overhandigen na voldoening van de koopprijs in handen van de bewaarder;
  • de aangewezen bewaarder zal de verkoopopbrengst op de volgende wijze onder partijen verdelen:
  • van de opbrengst worden de door de bewaarder gemaakte kosten afgetrokken en aan de bewaarder voldaan,
  • vervolgens worden de door [eiseres] voor gemeenschappelijke rekening betaalde kosten, als hiervoor berekend, afgetrokken en aan [eiseres] voldaan,
  • het restant wordt 50/50 aan partijen uitgekeerd.
5.6.
bepaalt dat, indien [gedaagde] (dan wel de door hem gevolmachtigde) de onder 5.5 opgedragen medewerking aan de verkoop van het strandhuisje, als in een schriftelijke sommatie concreet omschreven, niet binnen een daarin opgenomen redelijke termijn verleent, [eiseres] gemachtigd wordt de verkoop op de hiervoor omschreven wijze zelf (verder) ter hand te nemen en alle in dat kader te verrichten rechtshandelingen mede namens [gedaagde] te verrichten.
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1589