ECLI:NL:RBNHO:2025:5891

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
9581908 \ CV EXPL 21-8362
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na annulering van een vlucht door de vervoerder

In deze zaak vorderen passagiers schadevergoeding van de vervoerder, Transavia Airlines C.V., na de annulering van hun vlucht HV5423 van Amsterdam-Schiphol naar Pisa op 8 september 2019. De passagiers stellen dat zij genoodzaakt waren om zelf alternatief vervoer te regelen, omdat de vervoerder hen na de annulering geen alternatieve vlucht heeft aangeboden. De vervoerder betwist dit en stelt dat hij de passagiers de mogelijkheid heeft geboden om om te boeken of hun ticketprijs terug te krijgen. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, omdat hij geen alternatieve vlucht heeft aangeboden en de passagiers daardoor extra kosten hebben moeten maken voor hun eigen geboekte vlucht. De kantonrechter wijst de vorderingen van de passagiers toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelt de vervoerder in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9581908 \ CV EXPL 21-8362
Uitspraakdatum: 28 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]beiden wonende in de [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. G.I. Niesert (LVH Advocaten)
De zaak in het kort
De vervoerder heeft een vlucht geannuleerd. De passagiers hebben daarom vergoeding van de kosten van door henzelf geboekt alternatief vervoer van de vervoerder gevorderd. Zij stellen dat zij genoodzaakt waren om zelf alternatief vervoer te regelen omdat de vervoerder hen na de annulering geen alternatieve vlucht naar de eindbestemming heeft aangeboden. De vervoerder betwist dit. Daarnaast voert hij aan dat de kosten van de passagiers niet passend, noodzakelijk en redelijk waren. Het verweer van de vervoerder slaagt niet. Daarom worden de vorderingen van de passagiers toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 8 september 2019 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Pisa, Italië, met vlucht HV5423 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben op eigen initiatief alternatief vervoer naar de eindbestemming geboekt.
2.4.
De passagiers hebben daarom vergoeding van de kosten van het alternatieve vervoer van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft de passagiers de oorspronkelijke ticketkosten van de vlucht terugbetaald, maar voor het overige niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.503,92, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) dan wel het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (hierna: het Verdrag van Montreal). [1] Zij stellen primair dat de vervoerder niet aan zijn verplichtingen uit de Verordening heeft voldaan door hen niet om te boeken naar een alternatieve vlucht. Hierdoor hebben zij extra kosten moeten maken. Deze moet de vervoerder hen vergoeden, met aftrek van het bedrag dat de vervoerder al aan hen heeft terugbetaald als vergoeding voor de oorspronkelijke ticketprijzen. Subsidiair stellen zij dat de door hen gemaakte kosten gelden als schade vanwege vertraging in het luchtvervoer. [2]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De Verordening biedt gestandaardiseerde rechten bij annulering, vertraging of instapweigering en biedt in beginsel geen grondslag voor het vorderen van schadevergoeding. Het Hof heeft echter geoordeeld dat een passagier van een geannuleerde vlucht zich, om compensatie te verkrijgen, kan beroepen op de niet-nakoming door de luchtvaartmaatschappij van onder meer haar verplichting om bijstand te bieden. [3] Hieronder valt ook haar plicht om informatie te verstrekken. Deze compensatie is wel beperkt tot hetgeen, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval, noodzakelijk, passend en redelijk is om het verzuim van de luchtvaartmaatschappij om bijstand te bieden, goed te maken. [4]
4.3.
De passagiers vorderen vergoeding voor de meerkosten die zij hebben gemaakt voor een zelf geboekte alternatieve vlucht naar Florence, plus de kosten van vervoer van de luchthaven van Florence naar Pisa. De passagiers stellen dat zij hiertoe genoodzaakt waren omdat de vervoerder hen na de annulering van de vlucht in kwestie geen alternatieve vlucht naar de eindbestemming aanbood.
4.4.
De vervoerder betwist dit. Hij voert aan dat hij de passagiers na de annulering van de vlucht de mogelijkheid heeft gegeven voor omboeking of voor terugbetaling van de ticketprijs. De passagiers hebben toen gekozen om geen gebruik te maken van de door hem aangeboden vlucht, maar om zelf een alternatieve vlucht te boeken. Ter onderbouwing verwijst hij naar een e-mail en een schermafbeelding uit een intern systeem. Hieruit blijkt volgens de vervoerder dat er nog plaats was voor de passagiers op het door hem aangeboden alternatief.
4.5.
De passagiers hebben dit weersproken. Volgens hen hebben zij na de annulering telefonisch contact opgenomen met de vervoerder. Hen werd toen medegedeeld dat er geen andere vluchten beschikbaar waren. In de door de vervoerder overgelegde e-mail staan ook geen mogelijkheden voor alternatieven. Daarom hebben zij zelf een alternatieve vlucht geboekt. De oorspronkelijke ticketkosten zijn vervolgens ongevraagd aan de passagiers terugbetaald. Hen is dus niet de keuze geboden, aldus de passagiers.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder het betoog van de passagiers dat hen geen bijstand is geboden, onvoldoende weersproken. Uit de door hem overgelegde
e-mail volgt niet zonder meer dat aan de passagiers de keuze is geboden tussen terugbetaling of een alternatieve vlucht naar de eindbestemming. Daarin staat namelijk slechts de mogelijkheid voor terugbetaling, of om contact op te nemen met de vervoerder voor omboeking. De passagiers hebben bij conclusie van repliek gesteld dat zij de vervoerder hebben gebeld, maar dat hij hen vervolgens geen alternatieve vlucht heeft aangeboden. De vervoerder heeft dit niet weersproken. Dat er wellicht nog stoelen beschikbaar waren op de door de vervoerder genoemde alternatieve vlucht, maakt dit niet anders. Daaruit volgt namelijk niet dat de vervoerder deze vlucht ook aan de passagiers heeft aangeboden. Dit betekent dat de vervoerder niet aan zijn verplichting tot het bieden van bijstand heeft voldaan. [5]
4.7.
De vervoerder betwist ook dat de passagiers de gevorderde kosten daadwerkelijk hebben gemaakt omdat zij niet hebben aangetoond dat deze kosten niet werden gedekt door hun reisverzekering. De passagiers hebben daar tegenin gebracht dat zij deze kosten niet door een verzekeraar vergoed hebben gekregen.
4.8.
Dit verweer slaagt niet. De vervoerder heeft geen concrete, op de zaak toegespitste aanknopingspunten gegeven waaruit blijkt dat de door de passagiers gevorderde kosten door een reisverzekering werden gedekt. Hij heeft voor het overige ook niet betwist dat de passagiers de kosten hebben gemaakt, zodat dit naar het oordeel van de kantonrechter vaststaat.
4.9.
Resteert de vraag of de gevorderde kosten passend, redelijk en noodzakelijk waren om het verzuim van de vervoerder om bijstand te bieden, goed te maken. De vervoerder betwist dit. Hij voert aan dat de passagiers een goedkoper alternatief hadden kunnen boeken of een vlucht naar een luchthaven dichter bij de eindbestemming. De alternatieve vlucht was immers meer dan vijf keer zo duur als de oorspronkelijke vlucht. De passagiers hebben daar tegenin gebracht dat de vervoerder de vlucht op het laatste moment heeft geannuleerd. Zij waren daarom genoodzaakt om last-minute een alternatieve vlucht te boeken. Vliegtickets die last-minute worden geboekt, zijn nu eenmaal veel duurder dan tickets die ruim van tevoren worden geboekt. Dit was de goedkoopste mogelijkheid die beschikbaar was, aldus de passagiers.
4.10.
De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat de alternatieve vlucht een vlucht van KLM was. Dat is volgens de vervoerder een ander type vlucht dan de oorspronkelijke vlucht. De vervoerder is een zogenaamde ‘low-lost carrier’. Diverse luchtvaartmaatschappijen vliegen dagelijks naar Pisa en nabijgelegen bestemmingen, zoals Florence en Bologna, waaronder meerdere andere low-cost carriers. De passagiers hadden daarom voor een vlucht van een andere low-cost carrier moeten kiezen. Hij verwijst hierbij naar een overzicht van alle vluchten die op 8 en 9 september 2019 vlogen naar Pisa, Florence en Bologna.
4.11.
Dit verweer van de vervoerder slaagt evenmin. Vast staat namelijk dat de vervoerder de passagiers geen alternatieve vlucht heeft aangeboden en de passagiers daarom op eigen initiatief een vlucht naar de eindbestemming hebben geboekt. Uit het betoog van de vervoerder volgt daarentegen niet zonder meer dat er plaats was voor de passagiers op de door hem genoemde vluchten en dat deze inderdaad significant goedkoper waren dan het door de passagiers zelf geboekte alternatief. Dit blijkt evenmin uit het door de vervoerder overgelegde overzicht met vluchten omdat daarin geen prijzen en beschikbaarheid staan vermeld. De omstandigheid dat KLM niet kan worden gezien als een ‘low-cost carrier’, maakt dit niet anders. Ook daaruit blijkt immers, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet dat de door de passagiers geboekte alternatieve vliegtickets plus vervoer naar de eindbestemming, onredelijk duur waren ten opzichte van alternatieven, nog daargelaten of die daadwerkelijk beschikbaar waren. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om dit concreter te maken. Nu hij dit heeft nagelaten, oordeelt de kantonrechter dat de door de passagiers gemaakte kosten passsend, redelijk en noodzakelijk waren om het verzuim van de vervoerder om een alternatieve vlucht aan te bieden, goed te maken. Omdat de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd tegen de door de passagiers gevorderde hoofdsom, zal deze worden toegewezen. Ook de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is als anderszins onbetwist toewijsbaar.
4.12.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende onderbouwd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht.
4.13.
Het primair gevorderde bedrag is hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen tot het wettelijke tarief, namelijk € 272,96 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Zij hebben niet gesteld dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.14.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.776,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.503,92 vanaf 5 augustus 2020, en over € 272,96 vanaf
6 september 2021, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 510,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Montreal 28 mei 1999,
2.Zoals bedoeld in artikel 19 van het Verdrag van Montreal.
3.Zoals bedoeld in artikel 8 van de Verordening.
4.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.
5.Zoals bedoeld in artikel 8 van de Verordening.