ECLI:NL:RBNHO:2025:5883

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11030544 \ CV EXPL 24-2193
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht van passagier tegen vervoerder

In deze zaak vorderde de passagier compensatie van de vervoerder, Royal Air Maroc, vanwege een vertraagde vlucht op 16 juli 2022 van Amsterdam-Schiphol naar Tanger, Marokko. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming en vorderde een bedrag van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder betwistte de vordering, onder andere door te stellen dat de passagier niet correct was gemachtigd. De kantonrechter oordeelde dat de handtekeningen op de volmacht voldoende overeenkwamen en dat de passagier de vervoerder voldoende gelegenheid had geboden om het geschil buiten rechte op te lossen. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe, omdat de vervoerder onvoldoende verweer had gevoerd tegen de hoofdsom. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat deze waren onderbouwd en binnen de geldende tarieven vielen. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 472,60, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11030544 \ CV EXPL 24-2193
Uitspraakdatum: 28 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Advocatenpraktijk Teke)
De zaak in het kort
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. Omdat de vervoerder dit onvoldoende heeft weersproken, wordt de gevorderde hoofdsom toegewezen. Ook is er geen sprake van rauwelijks dagvaarden. Daarom wordt de vordering van de passagier toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 16 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Tanger, Marokko, met vlucht AT1643 (hierna: de vlucht).
2.2.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier baseert zijn/haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist primair dat de passagier Yource B.V. heeft gemachtigd om haar in deze procedure te vertegenwoordigen. Hij voert aan dat de handtekening op de overgelegde machtiging niet overeenkomt met de handtekening in het paspoort van de passagier.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de handtekeningen van de passagier op de volmacht voldoende overeenkomt met de handtekening van de passagier op haar paspoort. De kantonrechter vindt het dan ook voldoende aannemelijk dat Yource B.V. is gemachtigd om deze procedure namens de passagier te voeren. Het niet-ontvankelijkheidsverweer van de vervoerder slaagt daarom niet.
4.4.
De vervoerder heeft onvoldoende concreet betwist dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Omdat de vervoerder geen ander verweer tegen de hoofdsom heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van compensatie worden toegewezen.
4.5.
De passagiers heeft wettelijke rente over de hoofdsom gevorderd vanaf de datum van de vlucht. Het gaat hier om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade meteen opeisbaar is. [2] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van de passagier – waar hierna op in zal worden gegaan – doen hier niet aan af. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 16 juli 2002 Dat is de datum waarop de passagier op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.6.
Ten slotte stelt de vervoerder dat hij rauwelijks is gedagvaard. De kantonrechter stelt voorop dat het indienen van een buitengerechtelijk verzoek tot compensatie in beginsel vormvrij is. De passagier heeft bij conclusie van repliek meerdere e-mails en brieven van haar gemachtigde aan het hoofdkantoor van de vervoerder in het geding gebracht. Hoewel deze aanmaningen betrekking hebben op ruim 70 verschillende zaken, heeft de gemachtigde van de passagier (in ieder geval in de e-mail van 16 november 2023) een linkje opgenomen naar alle benodigde documenten van alle individuele reizigers. [3] In ieder geval deze aanmaning is daarmee voldoende geconcretiseerd. De (gemachtigde van de) passagier heeft vervolgens (zowel vóór als na dagvaarding) meerdere herinneringen aan de vervoerder verstuurd. De kantonrechter is van oordeel dat de passagier daarmee voldoende heeft onderbouwd dat zij de vervoerder de mogelijkheid heeft geboden om het geschil buiten rechte op te lossen. Van rauwelijks dagvaarden is dan ook geen sprake.
4.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagier heeft voldoende onderbouwd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar.
4.8.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 472,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 400,00 vanaf 16 juli 2022, en over € 72,60 vanaf 15 maart 2024, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 87,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 6:83 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.Identificatie, boekingsbescheiden en volmachten.