ECLI:NL:RBNHO:2025:5881

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11069607 \ CV EXPL 24-2563
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de redelijke maatregelen van de vervoerder

In deze zaak hebben passagiers compensatie gevorderd van de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, vanwege een geannuleerde vlucht van Genève naar Amsterdam op 23 mei 2022. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet voorkomen konden worden, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had getroffen, omdat de passagiers meer dan 24 uur later waren omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De vervoerder kon niet onderbouwen dat er geen eerdere alternatieve vlucht beschikbaar was, wat leidde tot de conclusie dat de annulering niet gerechtvaardigd was. De passagiers kregen hun verzoek toegewezen en de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 575,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan, en dat de passagiers recht hadden op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11069607 \ CV EXPL 24-2563
Uitspraakdatum: 28 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelende onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited (Easyjet)
gevestigd te Luton, Verenigde Koninkrijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder stelt dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De kantonrechter oordeelt echter dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen omdat hij de passagiers heeft omgeboekt naar een alternatieve vlucht van meer dan 24 uur later en hij niet heeft onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid was. Daarom wordt het verzoek van de passagiers toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 23 mei 2022 vervoeren van Genève, Zwitserland naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EZS1359 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de annulering van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat het in beginsel geen redelijke maatregel is als een passagier een dag later dan gepland aankomt met een alternatieve vlucht die door de vervoerder zelf werd uitgevoerd. Het is in dat geval aan de vervoerder om te onderbouwen dat er geen andere mogelijkheid bestond voor een eerdere alternatieve vlucht die door hemzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij werd uitgevoerd. [3]
4.4.
Als onbetwist staat vast dat de passagiers zijn omgeboekt naar vlucht EC1359 op 26 mei 2022, waarmee zij met een vertraging van meer dan een dag op de eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder heeft niet gesteld en toegelicht dat er geen eerdere alternatieve vluchten van hemzelf of van andere luchtvaartmaatschappijen beschikbaar waren. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarom heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat de alternatieve vlucht een redelijke maatregel was.
4.5.
Dit betekent dat ook als de annulering het gevolg zou zijn geweest van buitengewone omstandigheden, de vervoerder de passagiers moet compenseren. Daarom zal de door de passagiers gevorderde hoofdsom worden toegewezen.
4.6.
De over de hoofdsom gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum waarop de passagiers schade hebben geleden. Het gaat om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade meteen opeisbaar is. [4] Het verzuim treedt daarom zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De passagiers hebben wettelijke rente gevorderd vanaf de dag van annulering van de vlucht. Zij hebben echter niet gesteld op welke dag de vlucht geannuleerd is. Daarom zal de wettelijke rente over de hoofdsom worden toegewezen vanaf de vluchtdatum (23 mei 2022).
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende onderbouwd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht.
4.8.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Zij hebben niet gesteld dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.9.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 575,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 23 mei 2022, en over € 75,00 vanaf 10 april 2024, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis , kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.
4.Artikel 6:83 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW).