ECLI:NL:RBNHO:2025:5724

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
05-027945-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen van harddrugs en het aanwezig hebben van GHB, MDMA, amfetamine en cocaïne

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen van harddrugs en het aanwezig hebben van verschillende verdovende middelen, waaronder GHB, MDMA, amfetamine en cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat leidde tot de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid drugs in de woning van de verdachte op 3 mei 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van bijna drie jaar actief betrokken was bij de handel in harddrugs, wat een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en de samenleving. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een taakstraf. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat gezien de ernst van de feiten en de lange periode van drugshandel, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.D.C. Schoenmaker, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 05-027945-23 (P)
Uitspraakdatum: 1 mei 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum- en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.G.T. Kramer, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. A.W. Hoogland, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) of omstreeks de periode van 19 mei 2020 tot en met
03 mei 2023 in de gemeente Den Helder, althans in Nederland
(telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC), zijnde MDMA
en/of
een (grote) hoeveelheid GHB, zijnde GHB en/of
een (grote) hoeveelheid amfetamine, zijnde amfetamine,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 3 mei 2023 cocaïne, GHB en XTC aanwezig heeft gehad. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde handelingen dient de verdachte te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
In deze bewijsmiddelen is een selectie van berichten opgenomen die de tenlastegelegde periode bestrijkt waaruit onmiskenbaar volgt dat de verdachte – kort gezegd – in drugs dealde. Voor deze handel maakte de verdachte gebruik van verschillende telefoonnummers ([telefoonnummers]) en van verschillende auto’s waarmee hij de drugs kennelijk afleverde (witte bus, grijze BMW, grijze Mercedes en oranje Volkswagen Polo).
De verdachte leverde op verzoek, maar bood ook actief drugs te koop aan. In het oogspringend bij dit laatste zijn de ‘XTC actie’ (bericht van 11 april 2023) ‘Carnavalsactie’ (bericht van 15 februari 2023), de Feestdagenactie (bericht van 23 december 2021), de ‘Actie’ vanwege zijn aanstaande vakantie (bericht van 30 augustus 2021) en de ‘Oud en nieuw prijslijst’ (bericht van 28 december 2020) waarin hij XTC-pillen, MDMA, pep en sos aanbiedt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in de diverse berichten wordt gesproken over sos en M en dat daarmee cocaïne successievelijk MDMA wordt bedoeld, en dat pep (speed), amfetamine betreft.
Dat de verdachte in drugs handelde wordt verder ondersteund door de diversiteit aan drugs (MDMA, GHB, cocaïne) die op 3 mei 2023 in zijn woning werd aangetroffen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 19 mei 2020 tot en met 3 mei 2023 in de gemeente Den Helder, althans in Nederland telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd en aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC), en
een hoeveelheid GHB, en
een hoeveelheid amfetamine.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.
5. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk op te leggen voor het aanwezig hebben van harddrugs. Bij een bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde handelingen heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een taakstraf van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich over een periode van bijna drie jaren beziggehouden met de handel in harddrugs. Harddrugs leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, omdat deze middelen sterk verslavend werken. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. De handel in verdovende middelen gaat steeds meer gepaard met andere, zware vormen van criminaliteit zoals geweldsdelicten en illegale geldstromen. De drugshandel vormt een belangrijke schakel in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. De verdachte – nota bene een oud-medewerker van de Koninklijke Marechaussee – heeft zich van dit alles niets aangetrokken en heeft kennelijk uitsluitend gehandeld uit eigen financieel gewin.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 19 maart 2025. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het uitgangspunt voor het handelen in drugs over een periode van 6 tot 12 maanden, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De verdachte heeft bijna drie jaar in drugs gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en de duur van de bewezenverklaarde handelingen geen andere staf volstaat dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere tijd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Korteweg, voorzitter,
mr. T. de Bont en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 mei 2025.