ECLI:NL:RBNHO:2025:5716

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
11196397 \ CV EXPL 24-4706
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en tekortkomingen in de nakoming door de aannemer

In deze zaak hebben eisers en gedaagde een aannemingsovereenkomst gesloten voor verbouwingswerkzaamheden. Eisers stellen dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst en dat hij in verzuim is geraakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad tekort is geschoten en dat eisers gerechtigd zijn om hun vordering tot nakoming om te zetten in vervangende schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de door eisers gevorderde schade gedeeltelijk toewijsbaar is. De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder dagvaarding, conclusies van antwoord, en een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat gedaagde niet in staat is geweest om de gebreken te herstellen, ondanks meerdere ingebrekestellingen. De kantonrechter heeft de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld op basis van expertiserapporten en heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11196397 \ CV EXPL 24-4706
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
[eiser 1],
[eiser 2]
te [plaats 1],
eisers,
verwerende partijen tegen de tegenvordering
hierna te noemen: [eisers] in enkelvoud,
gemachtigde: mr. R.J. van de Leur,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf 1]
te [plaats 2],
gedaagde partij,
eisende partij met een tegenvordering,
hierna te noemen: [bedrijf 1],
gemachtigde: mr. L.M. van Raalte.
De zaak in het kort
Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten, op basis waarvan [bedrijf 1] (verbouwings)werkzaamheden bij [eisers] zou uitvoeren. Tussen partijen is in geschil of [bedrijf 1] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit die overeenkomst en of hij in verzuim is geraakt. De kantonrechter oordeelt dat dit beide het geval is. [eisers] was daardoor gerechtigd haar vordering tot nakoming om te zetten in vervangende schadevergoeding. De door [eisers] gevorderde schade is gedeeltelijk toewijsbaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- dagvaarding van 14 juni 2024, met producties;
- conclusie van antwoord met ook een tegenvordering, met producties;
- conclusie van antwoord in de zaak van de tegenvorering, met producties;
- het tussenvonnis van 2 oktober 2024 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- de mondelinge behandeling van 28 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is sinds 2 oktober 2023 eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan het adres [adres] [plaats 1].
2.2.
Op 17 oktober 2023 heeft [bedrijf 1] een offerte uitgebracht aan [eisers] met betrekking tot (verbouwings)werkzaamheden aan de hiervoor genoemde woning voor een bedrag van € 30.285,90. In de offerte zijn de volgende betalingsvoorwaarden opgenomen:
“(…) Wij werken met de volgende betalingsvoorwaarden:
  • 45% van het factuurbedrag zo snel mogelijk op de IBAN van [bedrijf 1] overmaken (zo wordt de klus definitief in de agenda gezet en evt. bouwmateriaal besteld);
  • 25% van het factuurbedrag ontvangen op de eerste werkdag;
  • 30% van het factuurbedrag wordt in overleg betaald. (…)”
2.3.
Partijen zijn – in afwijking van het voorgaande - overeengekomen dat 10% van het factuurbedrag bij oplevering wordt betaald.
2.4.
Op 23 oktober 2023 heeft [eisers] de offerte goed gekeurd. Vervolgens is [bedrijf 1] op 15 november 2023 aangevangen met de (verbouwings)werkzaamheden.
2.5.
Per e-mail van 17 januari 2024 heeft [eisers] het vertrouwen in [bedrijf 1] opgezegd.
2.6.
Op 5 februari 2024 heeft [eisers] de volgende mail gestuurd naar [bedrijf 1]:
“(…) Wij hebben elkaar zo net telefonisch gesproken en jij hebt aangegeven dat jij de laatste punten nog af wil maken en dat jij het geld voor de scheidingswand (€ 5.445,- incl. BTW) en de douchedeur (€ 1.694,0 incl. BTW) terug betaald. (…) Jij had aangegeven de werkzaamheden volgende week in maximaal 2 dagen uit te voeren. Ons schikt maandag 12 februari 2024 en zo nodig kunnen de laatste punten op 16 februari af gemaakt worden. (…)”
2.7.
Op 12 februari 2024 heeft [bedrijf 1] tevergeefs geprobeerd om de lekkage bij de radiatoraansluiting te verhelpen.
2.8.
Op 16 februari 2024 heeft [eisers] [bedrijf 1] in gebreke gesteld:
“(…) Helaas is het werk nog niet (helemaal) af/ hersteld. U heeft onderstaande punten namelijk nog niet hersteld of afgewerkt:
  • Lekkage radiator
  • Lekkage sifon
  • Lekkage in wand tussen douche en toilet i.v.m. aanpassen leidingwerk
  • Stuken wandje na herstel lekkage sifon
  • Doucheput ophogen (op gelijk niveau met de vloertegels brengen)
  • Schroefjes schakelaar (inbouwdoos) leveren
  • Kraan fontein in toilet vastzetten
Daarnaast hebben we in de offerte afgesproken dat u tegels zou plaatsen en voegen. We hebben de tegels geleverd. U heeft de tegels geplaatst. Dit is niet goed uitgevoerd. (…)
Zorgt u ervoor dat u binnen 14 dagen uw verplichtingen bent nagekomen? (…)
Naast de herstelwerkzaamheden hebben we nog een aantal openstaande discussiepunten
We verwachten van u dat u binnen 10 dagen ons van een reactie voorziet op deze punten. Het gaat dan om:
  • Parkeerkosten (u geeft aan € 1.032,46, wij komen uit op € 591,63)
  • Hoeveelheid stucwerk (u heeft aan 145 m2, wij komen uit op 80m2, reeds 45m2 betaald)
  • Bovendien willen we de kosten voor de stalen wand en douchedeur (€7139) direct terug. (…)
Wij rekenen op uw medewerking
Wij staan nog steeds open voor een oplossing en overleg daarover.
Neemt u gerust contact met ons op om samen de situatie en een oplossing te bespreken
Als u wilt overleggen mag u altijd contact met ons opnemen. (…) ”
2.9.
[bedrijf 1] heeft als volgt op de ingebrekestelling gereageerd:
“(…) Ons voorstel is dan ook een afspraak inplannen (zoals in de vorige mail is aangegeven) om eerst eens te zijn over de betalingen (afmetingen stukwerk nog een keer afmeten, parkeerkosten nalopen en bedrag dat je wenst voor de tegels bespreken). (…) Vervolgens kunnen we een dag inplannen om verder te gaan met de herstelwerkzaamheden. (…)”
2.10.
Bij brief van 8 maart 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] [bedrijf 1] opnieuw in gebreke gesteld om binnen 14 dagen tot volledig herstel en/of vervanging en/of levering over te gaan van de navolgende gebreken en tekortkomingen:
  • herstel van de volledige badkamervloer naar een voldoende en correct afschot met nette aansluiting van de tegels;
  • doucheput ophogen (op gelijk niveau met de vloertegels brengen);
  • herstel, vervangen gebroken wandtegels (doucheruimte);
  • herstel, vervangen wandtegels tussenwand (onjuist uitgelijnd);
  • tegelvloer en wanden voegen en afkitten in de juiste kleur;
  • levering en plaatsing van de douchedeur;
  • levering en plaatsing van de stalen wand;
  • lekkage radiator oplossen;
  • lekkage sifon oplossen;
  • lekkage in wand tussen douche en toilet in verband met aanpassen leidingwerk;
  • stuken wandje na herstel lekkage sifon;
  • laminaatvloer vervangen (keuze vloer in overleg te nemen);
  • schroefjes inschakelaar (inbouwdoos) leveren;
  • kraan fontein in toilet vastzetten.
2.11.
In de ingebrekestelling is verder te lezen:
“(…) Los van de voormelde punten voor herstel staan er nog twee discussiepunten open ten aanzien van de gevorderde parkeerkosten en het stucwerk.
Parkeerkosten
Ten aanzien van de door u gevorderde parkeerkosten, een bedrag van € 1.032,46, betwist ik namens cliënte de verschuldigdheid en de redelijkheid van deze kosten. Kijkend naar de specificatie zijn er dagen doorbelast die niet zijn gewerkt en volgt hieruit dat medewerkers zijn vergeten om zich tijdig af te melden (reeds aan u gecommuniceerd). Daarbij komt dat cliënte kennis heeft van het feit dat u in die periode ook werkzaamheden hebt verricht in de buurt en mogelijk parkeerkosten onterecht/ dubbel zijn doorbelast aan cliënte. Op basis van de controle kan cliënte instemmen met de vergoeding van parkeerkosten ter hoogte van€ 591,63, welk bedrag zal worden verrekend na oplevering van het werk.
Stucwerk:
Middels de offerte is het stucwerk geraamd op 45 m2 (verlaagd plafond voor bedrag van
€ 810,- (€ 18,- per m2) welk bedrag is gefactureerd op 23-10-2023 (factuur 2023/159). Middels de e-mail van 6 februari stelt u aanvullend nog eens 100m2 stucwerk te kunnen doorbelasten. Een begin van bewijs ontbreekt.
Cliënte betwist het aantal m2 stucwerk nadrukkelijk en/ of heeft hier geen aanvullende opdracht voor verstrekt. Bij een beoordeling van het werk kan worden vastgesteld dat er totaal 80m2 stucwerk is aangebracht waarvan reeds 45 m2 is voldaan. In deze kan cliënte akkoord gaan met 35m2 x € 18,- + btw = € 686,70, welk bedrag zal worden verrekend na oplevering van het werk.
Afsluitend:
Gezien het aantal gebreken en de te herstellen/ vervangen of te leveren zaken, schort cliënte haar betaling op, hetgeen in verhouding staat tot de in te schatten kosten voor herstel en/of terugbetaling van niet te leveren zaken. (…)”
2.12.
De gemachtigde van [bedrijf 1] heeft per e-mail van 22 maart 2024 op de hiervoor genoemde ingebrekestelling gereageerd en aangegeven dat (de gemachtigde van) [eisers] op 25 maart 2024 of 26 maart 2024 een reactie kan verwachten.
2.13.
Op 27 maart 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] het volgende bericht gestuurd naar de gemachtigde van [bedrijf 1]:
“(…) De toegezegde inhoudelijke reactie heb ik niet van u mogen ontvangen. Inmiddels is de termijn uit mijn ingebrekestelling van 8 maart jl. verstreken. Nu geen gehoor is gegeven aan de ingebrekestelling is het verzuim daarmee vastgesteld. Middels deze brief zet ik namens cliënten, op grond van artikel 6:87 BW, de vordering tot nakoming om in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
De vervangende schadevergoeding zal nader door een deskundige worden begroot. Na ontvangst van het deskundige rapport zal ik u hieromtrent berichten en aanschrijven.(…)”
2.14.
Per e-mail van 28 maart 2024 heeft de gemachtigde van [bedrijf 1] gereageerd op de omzettingsverklaring. De gemachtigde van [eisers] heeft vervolgens laten weten dat [eisers] persisteert bij haar omzettingsverklaring.
2.15.
Op 26 april 2024 heeft het bedrijf [bedrijf 2]! het werk geïnspecteerd. [bedrijf 2]! komt tot de volgende conclusie:
“(…) - het werk is niet goed uitgevoerd;
  • het vloertegelwerk is scheef aangebracht met hoogteverschil tussen de tegels onderling;
  • er is te veel ruimte tussen de vloer en de aangrenzende wand, nu dichtgezet met een specievoeg van circa 3 centimeter;
  • de tegels zijn niet goed schoon gemaakt waardoor deze niet meer schoon te krijgen zijn;
  • de PVC vloer is dusdanig beschadigd dat deze niet meer te herstellen is;
  • het wandtegelwerk bij de muur van de wastafel is niet goed uitgezet waardoor er aan de rechterzijde ruimte op de muur over is, aan de linkerzijde sluit deze aan op de hoek. Tevens is het voegwerk slecht uitgevoerd, er ontbreken delen van het voegwerk;
  • de aansluiting tussen tegelwerk en de douchekraan is niet waterdicht;
  • de randafwerking van het tegelwerk in de douchehoek is ondeskundig en niet waterdicht afgewerkt;
  • er zijn specievoegen toegepast waar een flexibele kitvoeg aangebracht had moeten worden;
  • het vloertegelwerk in de douchehoek is niet afwaterend;
  • de wateraansluiting bij de fonteinkraan lekt waardoor de aansluitende wand geheel verzadigd is met vocht waardoor er mogelijk onthechting van wandtegels plaatsvindt;
  • het pleisterwerk aan de achterzijde van de wastafelopstelling is niet afgewerkt;
  • de radiatoraansluiting lekt;
  • de douchedeur is niet geleverd en geplaatst;
  • het tegelwerk in de douchehoek is niet voorbereid op plaatsing van de douchedeur;
  • de scheidingswand in de voormalige garage is niet geleverd en geplaatst;
  • EPDM dakbedekking is ondeskundig aangebracht;
  • de loodaansluiting tussen EPDM dakbedekking en opgaande wanden is gedeeltelijk slecht;
  • de vlonder is niet stevig genoeg. (…)”
2.16.
[bedrijf 2]! heeft de herstelkosten geraamd op € 20.389,00, te verhogen met
€ 1.100,00 vanwege de niet leverbare douchedeur/ scheidingswand.
2.17.
Bij brief van 13 mei 2024 is [bedrijf 1] verzocht om binnen 14 dagen een bedrag van € 20.993,37 te betalen.
2.18.
[bedrijf 3] heeft op 23 augustus 2024 een contra-expertise uitgevoerd en heeft de herstelkosten geraamd op € 12.638,00.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eisers] vordert dat de kantonrechter:
I: voor recht verklaart dat [bedrijf 1] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenis(sen) jegens [eisers] en hierbij schade heeft veroorzaakt;
II: voor recht verklaart dat [bedrijf 1], gezien het verzuim, aansprakelijk is voor de (herstel)kosten die voortkomen uit de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis(sen);
III: voor recht verklaart dat [bedrijf 1] geen gelegenheid meer dient te krijgen voor enig herstel, omdat [eisers] aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding;
IV: [bedrijf 1] veroordeelt tot betaling van € 19.510,84, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V: voor recht verklaart dat [eisers] voldaan heeft aan haar betalingsverplichtingen jegens [bedrijf 1] en [eisers] is ontslagen uit eventuele resterende betalingsverplichtingen jegens [bedrijf 1];
VI: [bedrijf 1] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] legt aan de vordering ten grondslag dat [bedrijf 1] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst doordat hij i) ondeugdelijk werk heeft geleverd en ii) hij schade aan de vloer heeft veroorzaakt. Ter onderbouwing verwijst [eisers] naar het expertiserapport van [bedrijf 2]!. [bedrijf 1] is in gebreke gesteld en heeft nagelaten om alsnog deugdelijk na te komen, waardoor hij in verzuim is komen te verkeren. Om die reden vordert [eisers] vervangende schadevergoeding, vermeerderd met vergoeding van de kosten van het deskundigenonderzoek. Doordat [bedrijf 1] dit bedrag niet heeft betaald, is hij ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
[bedrijf 1] betwist de vordering en voert aan dat [eisers] in schuldeisersverzuim verkeert nu zij [bedrijf 1] onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om de door haar gestelde gebreken te verhelpen. Om die reden is [bedrijf 1] niet in verzuim komen te verkeren en dient [bedrijf 1] alsnog toegelaten te worden tot herstel. Ten aanzien van het expertiserapport voert [bedrijf 1] aan dat het expertiserapport van [bedrijf 2]! buiten zijn aanwezigheid om is opgesteld. Er heeft zodoende geen hoor en wederhoor plaatsgevonden. Bovendien betwist [bedrijf 1] (gedeeltelijk) de daarin opgenomen schade. Verder voert [bedrijf 1] dat het aan [eisers] was om stukken te overleggen waaruit zou blijken dat de parkeerkosten door [bedrijf 1] verkeerd zijn gedeclareerd. Dit heeft zij niet gedaan. Tot slot betwist [bedrijf 1] de verschuldigdheid van de expertisekosten, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
in de zaak van de tegenvordering
3.4.
[bedrijf 1] vordert bij wijze van tegenvordering veroordeling van [eisers] tot betaling van € 4.975,05, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.5.
[bedrijf 1] legt aan de vordering ten grondslag dat [eisers] uit hoofde van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst bedragen is verschuldigd die zij tot op heden niet heeft betaald. Voor zover [bedrijf 1] in de hoofdzaak wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag dan doet [bedrijf 1] een beroep op verrekening.
3.6.
[eisers] erkent de vordering gedeeltelijk en voert daartoe aan dat ze het merendeel van de posten al heeft meegenomen bij de eis in de hoofdzaak. Er is volgens [eisers] geen noodzaak om dit erkende bedrag ook nog eens middels een onvoorwaardelijk ingestelde tegenvordering op te eisen.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in hoofdzaak en in de tegenvordering zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
Kwalificatie overeenkomst
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een overeenkomst van aanneming van werk [1] . Vast staat dat de oplevering van het werk niet heeft plaatsgevonden. Zolang de oplevering niet heeft plaatsgevonden, ligt het risico van (eventuele) gebreken in beginsel bij [bedrijf 1] als aannemer.
4.3.
Ter beoordeling ligt de vraag voor of [bedrijf 1] gehouden is tot betaling van de vervangende schadevergoeding. Voor toewijzing van vervangende schadevergoeding [2] is vereist dat [bedrijf 1] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, [bedrijf 1] vervolgens in verzuim is geraakt en [eisers] aan [bedrijf 1] heeft medegedeeld dat zij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert.
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat aan de hiervoor genoemde vereisten is voldaan en dat [bedrijf 1] de door [eisers] gevorderde schade gedeeltelijk moet betalen. Daarvoor is het volgende redengevend.
[bedrijf 1] is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst
4.5.
[eisers] heeft gesteld dat [bedrijf 1] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en heeft ter onderbouwing een expertiserapport van [bedrijf 2]! overlegd. [bedrijf 1] betwist dat hij tekort is geschoten en stelt dat het slechts om (enkele) opleverpunten gaat. Dit verweer slaagt niet uit en wel om het volgende.
4.6.
Uit het rapport van [bedrijf 2]! blijkt voldoende dat het werk niet goed is uitgevoerd (zie r.o. 2.14). Dit volgt ook uit de door [bedrijf 1] overgelegde expertiserapport van [bedrijf 3]. In dat rapport wordt een opsomming gegeven van gebreken, onder meer dat i) het wandtegelwerk in zijn geheel moet worden afgekeurd, ii) het tegelwerk op de vloer opnieuw moet worden gelegd en iii) het stucwerk aan de achterzijde van de wastafelwand in zijn geheel moet worden voorzien van een extra eindafwerklaag. Van enkele opleverpunten kan dan ook niet worden gesproken. Dit temeer het werk door [bedrijf 1] niet is afgemaakt. Gelet hierop is voldoende komen vast te staan dat [bedrijf 1] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
4.7.
De gevorderde verklaring voor recht dat [bedrijf 1] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenis(sen) jegens [eisers] is toewijsbaar.
[bedrijf 1] verkeert in verzuim
4.8.
De volgende vraag die voorligt is of [bedrijf 1] in verzuim is komen te verkeren. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend.
4.9.
Verzuim treedt voor zover hier van belang (pas) in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. [3]
4.10.
De kantonrechter oordeelt dat [bedrijf 1] voldoende mogelijkheden heeft gekregen om de gebreken te herstellen. [bedrijf 1] is namelijk bij brieven van 16 februari 2024 en 8 maart 2024 in de gelegenheid gesteld om binnen een redelijke termijn van 14 dagen na te komen. Dat heeft [bedrijf 1] niet gedaan. Het werk is nog altijd niet afgemaakt en ook heeft herstel niet (voldoende) plaatsgevonden. Weliswaar heeft [bedrijf 1] naar aanleiding van de eerste ingebrekestelling zijn bereidheid tot herstel uitgesproken, maar [bedrijf 1] heeft daar voorwaarden aan verbonden, te weten eerst overeenstemming bereiken over de (betaling van) parkeerkosten, stucwerk en tegels. Die voorwaarden konden in de gegeven omstandigheden niet worden gesteld. [bedrijf 1] is immers al eerder in de gelegenheid gesteld om tot herstel over te gaan en dat is door hem niet voldoende verholpen. Bovendien had [bedrijf 1] zijn zienswijze op de hiervoor genoemde kosten al eerder kunnen geven nu [eisers] in de ingebrekestelling uitgebreid op de kosten is ingegaan. Onduidelijk is waarom [bedrijf 1] dat niet heeft gedaan. Dat [bedrijf 1] vrees had dat [eisers] na herstel de kosten niet zou betalen, is nergens op gebaseerd en blijkt uit ook niet uit de stukken.
4.11.
Wat betreft het beroep op schuldeisersverzuim van [eisers] overweegt de kantonrechter als volgt. Het is juist dat [eisers] in haar e-mail van 17 januari 2024 te kennen heeft gegeven dat zij haar vertrouwen in [bedrijf 1] en zijn vakmanschap kwijt is, maar naar aanleiding van deze mail hebben partijen telefonisch contact gehad om lekkages te herstellen en is [bedrijf 1] op 12 februari 2024 ook bij [eisers] thuis geweest. Bovendien dateren de door (de gemachtigde van) [eisers] verzonden ingebrekestellingen van latere data. In de ingebrekestelling van 16 februari 2024 heeft [eisers] expliciet aangegeven dat zij open staat voor een oplossing (zie r.o. 2.8). Daarmee heeft [bedrijf 1] niet voldoende onderbouwd dat [eisers] (herstel)werkzaamheden heeft belemmerd of heeft tegengehouden. Ook anderszins is dit niet (voldoende) gebleken. [eisers] verkeert dus niet in schuldeisersverzuim.
4.12.
De conclusie is dat [bedrijf 1] in verzuim [4] is komen te verkeren. [eisers] was daardoor gerechtigd haar vordering tot nakoming om te zetten in vervangende schadevergoeding en hoefde [bedrijf 1] niet meer de mogelijkheid te krijgen om de gebreken te herstellen.
4.13.
De gevorderde verklaring voor recht dat [bedrijf 1] geen gelegenheid meer dient te krijgen voor enig herstel is toewijsbaar.
De omvang vervangende schadevergoeding
4.14.
Om de omvang van de schade te bepalen geldt als maatstaf dat het nadeel dat [eisers] als gevolg van de gebrekkige prestatie in haar vermogen lijdt, gelijk wordt gesteld met de waardevermindering van de zaak door de gebrekkige prestatie. Volgens vaste rechtspraak kan, wanneer herstel van de zaak mogelijk en verantwoord is, deze waardevermindering in het algemeen worden gesteld op de naar objectieve maatstaven berekende kosten welke met herstel zijn gemoeid. Het bedrag van de herstelkosten dient in dat geval als methode om de waardevermindering (en dus de schade) in geld uit te drukken. Als de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld dan mag de kantonrechter de schade schatten. [5] Hierbij beschikt de kantonrechter over een zekere mate van vrijheid.
4.15.
In het licht van het voorgaande neemt de kantonrechter voor de vaststelling van de hoogte van de schade als uitgangspunt de door [bedrijf 2]! geraamde kosten. [bedrijf 2]! heeft de herstelkosten als volgt berekend:
1. Sloopkosten incl. afvoer sloopmateriaal plus nieuwe PVC vloer incl. leggen
€ 4.800,00
2. Herstel lekkage en hoger hangen radiator (inclusief afwerking wand)
€ 400,00
3. Herstel lekkage (fonteinkraan) en verwijderen deel wand en herstel hiervan
€ 1.000,00
4. Opnieuw tegelen vloer en wanden incl. kosten nieuwe tegels
€ 3.500,00
5. Plaatsen nieuwe doucheput op juiste hoogte
€ 400,00
6. Stucwerk herstellen aan achterzijde wastafelmeubel
€ 250,00
7. Herstel/ vervanging loodaansluiting dakterras
€ 600,00
8. Herstel EPDM dakfolie (ook bij aansluiting lichtkoepel)
€ 800,00
9. Post onvoorzien en klein materiaal
€ 1.500,00
10. Retourkosten gefactureerde douchedeur*
€ 1.694,00
11. Retourkosten gefactureerde scheidingswand*
€ 5.445,00
* Er liggen offertes voor het plaatsen van een douchedeur en scheidingswand, deze zijn echter duurder dan geoffreerd door de aannemer. Het verschil is circa € 1.100,00.
4.16.
[bedrijf 1] heeft de omvang van de kosten zoals genoemd onder de punten 5, 6, 9, 10 en 11 niet betwist. Dit geldt ook voor de kosten ad. € 1.100,00 voor het plaatsen van een douchedeur en scheidingswand. Deze herstelkosten komen de kantonrechter niet onredelijk voor, zodat deze kosten van in totaal € 10.389‬,00 toewijsbaar zijn.
4.17.
De kantonrechter zal ook de kosten genoemd onder de punten 2, 4 en 8 toewijzen, een totaalbedrag van € 4.700‬,00, nu deze kosten de kantonrechter niet onredelijk voorkomen en [bedrijf 1] deze kosten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Ter zitting heeft [bedrijf 1] ten aanzien van de punten 4 en 8 nog aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om specifiek deze gebreken te herstellen. Wat daar ook van zij, [bedrijf 1] heeft voldoende mogelijkheden gehad om tot herstel over te gaan. Hij heeft meerdere kansen niet benut. Een nadere termijn tot herstel kon in de gegeven omstandigheden niet meer worden verlangd. Bovendien blijkt uit de ingebrekestelling (zie r.o. 2.10) dat [bedrijf 1] ten aanzien van de lekkage wel degelijk in gebreke is gesteld.
4.18.
Voor de overige herstelkosten geldt het volgende.
Punt 1. Herstelkosten vloer
4.19.
Vast staat dat bij de uitvoering van de werkzaamheden cementspetters op de vloer zijn terechtgekomen. [bedrijf 2]! heeft in het expertise-rapport de herstelkosten geraamd op € 4.800,00, te weten de kosten van het slopen van de vloer en het leggen van een nieuwe vloer. [bedrijf 1] heeft deze kosten gemotiveerd betwist en heeft daartoe aangevoerd dat de vlekken kunnen worden verwijderd met een cementsluierverwijderaar en schrobmachine en verwijst ter onderbouwing naar het rapport van [bedrijf 3]. [bedrijf 3] heeft de schoonmaakkosten geraamd op
€ 900,00. Zou de vloer worden vervangen dan zou rekening moeten worden gehouden met nieuw voor oud (de vloer was oud en beschadigd), aldus [bedrijf 1].
De kantonrechter zal het bedrag van € 900,00 toewijzen, omdat [eisers] onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd dat schoonmaken niet volstaat.
Punt 3. Herstel lekkage (fonteinkraan) en verwijderen deel wand en herstel hiervan
4.20.
[bedrijf 2]! heeft voor deze herstelwerkzaamheden een bedrag van € 1.000,00 geraamd. [bedrijf 1] heeft deze kosten betwist, stellende dat er geen werkzaamheden zijn overeengekomen aan het fonteintje en de lekkage daardoor dus ook niet kan zijn ontstaan. Dat laatste heeft [eisers] ter zitting erkend maar zij stelt dat [bedrijf 1] door het weghalen van een wasmachine en watertappen uit het fonteintje schade aldaar heeft veroorzaakt. [eisers] heeft dit tegenover de betwisting door [bedrijf 1] echter onvoldoende onderbouwd. Als gevolg daarvan worden deze kosten afgewezen.
Punt 7. Herstel/ vervanging loodaansluiting dakterras en herstel
4.21.
[bedrijf 2]! heeft de kosten van het herstel herstel/ vervanging loodaansluiting van het dakterras geschat op € 600,00. Uit de offerte blijkt dat [bedrijf 1] deze werkzaamheden niet zou uitvoeren. Nu [eisers] ten aanzien van deze werkzaamheden geen opdracht aan [bedrijf 1] heeft verstrekt, kan [bedrijf 1] ook niet worden veroordeeld tot betaling van het herstel van deze werkzaamheden. Dit bedrag is daarom niet toewijsbaar.
4.22.
Gelet op het voorgaande wordt een bedrag van € 15.989‬,00 (€ 10.389‬,00 + € 4.700‬,00 + € 900,00) aan herstelkosten toegewezen. De gevorderde verklaring voor recht dat [bedrijf 1], gezien het verzuim, aansprakelijk is voor de (herstel)kosten die voortkomen uit de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis(sen) is dan ook grotendeels toewijsbaar.
Kosten deskundigenrapport
4.23.
[eisers] maakt verder aanspraak op betaling van de kosten van het rapport van [bedrijf 2]! ter hoogte van € 726,00. Op grond van de wet [6] komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. Vereist is dat de verrichte werkzaamheden noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. Dat is hier het geval. Gelet op het voorgaande komen de hiervoor genoemde kosten dan ook voor vergoeding in aanmerking. Dat [bedrijf 1] niet bij de inspectie is uitgenodigd, maakt dit niet anders.
[bedrijf 1] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
4.24.
De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.131,22, omdat [bedrijf 1] deze kosten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
De vervallen rente is niet toewijsbaar
4.25.
Gelet op de toewijsbare hoofdsom heeft [eisers] een te hoog bedrag aan vervallen rente berekend. De vervallen rente is daarom niet toewijsbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals hierna zal worden vermeld.
Tegenvordering
4.26.
[bedrijf 1] heeft bij wijze van tegenvordering een bedrag van € 4.975,05 gevorderd, bestaande uit de factuur ad. € 3.028,59, meerkosten stucwerk en de parkeerkosten.
4.27.
[eisers] heeft bij haar vordering rekening gehouden (verrekend) dat zij het restant van de factuur met nummer 2023-159, te weten een bedrag van € 3.028,59, moet voldoen. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar. Over het meerwerk van het stucwerk en de parkeerkosten oordeelt de kantonrechter als volgt.
Meerwerk stucwerk
4.28.
Partijen verschillen van mening over het meerwerk aan stucwerk. Voorafgaand aan de overeenkomst is een bedrag van € 810,00 (45m2 x € 18) aan stucwerk geoffreerd. [bedrijf 1] heeft gesteld dat hij meerkosten heeft moeten maken; aanvankelijk zou het gaan om 100 m2 extra stucwerk, thans om 47m2 extra stucwerk ad € 922,00. Volgens Rduch is er wel meerwerk verricht maar gaat het om slechts 35m2 extra, hetgeen inclusief BTW neerkomt op € 686,70. Beide partijen beroepen zich wat betreft de omvang van het meerwerk op berekeningen van hun deskundige. Het had daarom op de weg gelegen van [bedrijf 1] om nader te onderbouwen dat meer dan 35m2 extra stucwerk (is overeengekomen en) verricht, hetgeen hij heeft nagelaten. Dat betekent dat het meerwerk tot een bedrag van € 686,70 voor vergoeding door [eisers] in aanmerking komt.
Parkeerkosten
4.29.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van de parkeerkosten als volgt. [bedrijf 1] stelt aanspraak te kunnen maken op € 1.024,46 aan parkeerkosten. [eisers] heeft de hoogte van de parkeerkosten gemotiveerd betwist en heeft aangevoerd dat maximaal
€ 591,63 aan parkeerkosten in rekening kunnen worden gebracht. De kantonrechter oordeelt dat de stelplicht en de bewijslast over de hoogte van de parkeerkosten op [bedrijf 1] rust. Hij maakt immers aanspraak op deze kosten. Ter zitting heeft [bedrijf 1] in ieder geval toegegeven dat de kosten te hoog zijn, omdat de parkeerapp een aantal keer niet tijdig is uitgezet. [bedrijf 1] heeft het verweer van [eisers] voor het overige onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat (slechts) een bedrag van € 591,63 aan parkeerkosten toewijsbaar is.
4.30.
De tegenvordering is toewijsbaar tot een bedrag van € 4.306,92 (€ 3.028,59 + € 686,70 + € 591,63).
4.31.
De gevorderde verklaring voor recht dat [eisers] aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan is mede gelet op het voorgaande niet toewijsbaar.
Conclusie en kosten
4.32.
In de hoofdzaak is vastgesteld dat [bedrijf 1] een totaalbedrag van € 17.846,22 moet betalen. In de tegenvordering is vastgesteld dat [eisers] aan [bedrijf 1] een hoofdsom moet betalen van € 4.306,92. Na verrekening resteert een door [bedrijf 1] aan [eisers] te betalen bedrag van € 13.539,3‬0. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen. De toegewezen hoofdsom van [bedrijf 1], waartoe [eisers] is veroordeeld, is met deze verrekening voldaan.
4.33.
De proceskosten voor zowel de vordering als de tegenvordering komen voor rekening van [bedrijf 1], omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. In verband met de samenhang met de vordering worden de proceskosten inzake de tegenvordering begroot op nihil. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,84
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.793,84
4.34.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
5.1.
verklaart voor recht dat [bedrijf 1] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenis(sen) jegens [eisers] en hierbij schade heeft veroorzaakt;
5.2.
verklaart voor recht dat [bedrijf 1], gezien het verzuim, aansprakelijk is voor een deel van de (herstel)kosten;
5.3.
verklaart voor recht dat [bedrijf 1] geen gelegenheid meer krijgt voor enig herstel nu [eisers] aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding;
5.4.
veroordeelt [bedrijf 1] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 13.539,3‬0‬‬, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 14 juni 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [bedrijf 1] in de proceskosten van € 1.793,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [bedrijf 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [bedrijf 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
de tegenvordering
5.7.
wijst de vordering af;
5.8.
veroordeelt [bedrijf 1] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eisers] worden vastgesteld op nihil.
in de hoofdzaak en in de tegenvordering
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.L. Grosheide en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:750 BW.
2.Artikel 6:87 BW.
3.Artikel 6:82 BW.
4.Artikel 6:82 lid 1 BW.
5.Artikel 6:97 BW.
6.Artikel 6:96 lid 2 BW.