ECLI:NL:RBNHO:2025:571

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
11197374 MB VERZ 24-628 NVDM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing mentorschap verzoekster wegens voldoende ondersteuning in de omgeving

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van het mentorschap van verzoekster, die in een woonvoorziening verblijft. Het verzoek is ingediend op 2 juli 2024, met aanvullende stukken die op verschillende data zijn ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 december 2024 heeft verzoekster aangegeven dat zij geen meerwaarde meer ziet in het mentorschap, omdat haar situatie is verbeterd en zij in staat is haar belangen zelf te behartigen, eventueel met hulp van haar begeleiding. De mentor van verzoekster heeft verweer gevoerd tegen de opheffing, omdat hij vreest dat de ex-partner van verzoekster weer op zal duiken en zijn ondersteuning dan nodig zal zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de noodzaak voor het mentorschap niet meer bestaat, mede gezien het voorstel van de mentor om het mentorschap tijdelijk stop te zetten. De kantonrechter heeft besloten het mentorschap op te heffen, met ingang van twee weken na de uitspraak, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer: 11197374 MB VERZ 24-628 NVDM
Uitspraakdatum: 21 januari 2025

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoekster],
geboren te [geboorteplaats],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoekster,
van wie de mentor is:
R. Goossen h.o.d.n. Attentmentoren,
gevestigd te Alkmaar,.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 2 juli 2024;
  • een aanvulling daarop, ter griffie ingekomen op 12 juli 2024;
  • de akkoordverklaring van de bewindvoerder van betrokkene, ter griffie ingekomen op 15 juli 2024;
  • de brief van de mentor, ter griffie ingekomen op 6 september 2024;
  • de e-mail van [begeleidster], begeleider van betrokkene, ter griffie ingekomen op 21 november 2024.
Op 16 december 2024 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 16 november 2016 ingestelde mentorschap ten behoeve van verzoekster.
Verzoekster geeft aan dat zij niet langer meerwaarde ziet in het mentorschap. Het gaat een stuk beter met verzoekster. Het wonen in een woonvoorziening gaat al jaren goed en het contact met de begeleiding loopt goed. Verzoekster voelt zich sterk en is weer in staat haar belangen, eventueel met behulp van haar begeleiding, zelf te behartigen. Wel is het zo dat betrokkene op den duur zal verhuizen waardoor ook haar begeleiding zal wegvallen. Dit gaat echter nog zeker een jaar duren en de broer van betrokkene heeft inmiddels aangeboden om als wettelijk vertegenwoordiger voor betrokkene op te treden indien dat nodig is.
De mentor voert verweer tegen het verzoek. Hoewel hij erkent dat hij momenteel vooral op de achtergrond aanwezig is, vindt hij opheffing van het mentorschap niet verstandig. De mentor heeft daarom voorgesteld het mentorschap stop te zetten tot de verhuizing rond is. De mentor is vooral bang dat de ex-partner van verzoekster weer opduikt en dan is zijn ondersteuning hard nodig schat hij in.
Gelet op het voorgaande overweegt de kantonrechter als volgt. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft betrokkene voldoende aannemelijk gemaakt dat de noodzaak voor het mentorschap niet meer bestaat. Dit wordt onderstreept door het voorstel van de mentor om het mentorschap eventueel tijdelijk stop te zetten. Dit vindt de kantonrechter echter niet nodig. De kantonrechter heeft er voldoende vertrouwen in dat betrokkene na haar verhuizing zelf aan de bel zal trekken als zij op dat moment weer behoefte heeft aan een mentor. Bovendien heeft betrokkene een bewindvoerder en heeft de broer van betrokkene aangeboden te helpen. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat er op dit moment geen reden is om het mentorschap voort te zetten. De beslissing luidt derhalve als volgt.

beslissing

De kantonrechter:
  • heft op, met ingang van twee weken na heden het bij beschikking van 16 november 2016 ingestelde mentorschap over [verzoekster];
  • verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter