ECLI:NL:RBNHO:2025:5690

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
C/15/342706 / FA RK 23-3737
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hoofdverblijfplaats van een minderjarige na scheiding van ouders met zorgregeling en vervangende toestemming voor inschrijving basisschool en logopedie

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 23 mei 2025 uitspraak gedaan over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De ouders, de vader en de moeder, zijn in een juridische strijd verwikkeld over de zorg en opvoeding van hun kind na hun relatiebreuk. De moeder is na de breuk verhuisd naar Drenthe, terwijl de vader in Noord-Holland is gebleven vanwege zijn bedrijf. De minderjarige verblijft momenteel gelijkmatig bij beide ouders, maar met de naderende schoolplicht moet er een keuze gemaakt worden over de hoofdverblijfplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn, omdat deze in staat is om de zorg voor het kind te dragen en de moeder mogelijkheden heeft om terug te verhuizen naar Noord-Holland. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de veertien dagen bij de moeder verblijft. Daarnaast heeft de rechtbank vervangende toestemming verleend aan de vader om de minderjarige in te schrijven op een basisschool en om hem aan te melden voor logopedie. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige als zwaarwegend beschouwd en benadrukt dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor de zorg en opvoeding van hun kind.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
hoofdverblijfplaats, zorgregeling, vervangende toestemming inschrijving basisschool en vervangende toestemming aanmelding logopedie
zaak-/rekestnr.: C/15/342706 / FA RK 23-3737
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 23 mei 2025
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.M.J. Zillikens, kantoorhoudende te Wognum,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.J. Robbers, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 8 augustus 2023;
- het aanvullende verzoekschrift, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 24 maart 2025;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 27 maart 2025;
- het bericht van de vader, met bijlagen, ingekomen op 1 april 2025;
- het bericht van de moeder, met bijlagen, ingekomen op 2 april 2025.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 april 2025 in aanwezigheid van partijen en hun advocaten. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
Beide advocaten hebben gepleit overeenkomstig de door hun overgelegde pleitnotities.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben tot medio juli 2023 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie is geboren de minderjarige:
- [de minderjarige] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
2.3.
De vader heeft de minderjarige erkend. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarige.
2.4.
De rechtbank heeft bij proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 22 september 2023:
- bepaald dat de minderjarige aan de vader wordt toevertrouwd;
- een tijdelijke zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige bij de moeder verblijft de ene week van woensdag 12:00 uur tot zondag 15:00 uur en de andere week van donderdag 12:00 uur tot zondag 15:00 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] haalt en brengt.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben;
II. te bepalen dat een zorg- en feestdagenregeling zal gelden vanaf het moment dat [de minderjarige] de basisschoolgerechtigde leeftijd bereikt, te weten 3 oktober 2025, inhoudende het recht op omgang voor de moeder met [de minderjarige] gedurende één weekend per 14 dagen aan te vangen op vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19.00 uur, alsmede gedurende één middag in de week zonder weekendregeling op dinsdag, woensdag of donderdag uit school tot 19.00 uur onder handhaving tot 3 oktober 2025 van de bij voorlopige voorzieningen bepaalde voorlopige zorgregeling;
III. te bepalen dat totdat [de minderjarige] leerplichtig is hij jaarlijks met toestemming van school
gedurende drie weken op vakantie mag met de man in de periode november/december;
IV. te bepalen dat jaarlijks de zomervakantie, de voorjaarsvakantie, de meivakantie, de
herfstvakantie en Kerst en Oud en Nieuw bij helfte worden gedeeld en jaarlijks wisselen
bij wie deze aanvangen voor zover van toepassing, Pasen en Pinksteren idem, Hemelvaart volgt de reguliere zorgregeling tenzij het schoolrooster een lang weekend is ook dan worden deze dagen bij helfte gedeeld;
V. te bepalen dat de moeder haalt en brengt in het kader van de reguliere zorgregeling;
VI. althans een in goede justitie vast te stellen zorg- en feest/vakantiedagenregeling voor
[de minderjarige] ;
VII. te bepalen dat aan de vader vervangende toestemming wordt verleend om [de minderjarige] in te
schrijven op de RK basisschool [basisschool] te [plaats] gevestigd aan [adres] ;
VIII. te bepalen dat aan de vader vervangende toestemming wordt verleend om [de minderjarige] aan te melden voor logopedie te [plaats] bij [logopediepraktijk] aan [adres] te [plaats] .
3.2.
De vader legt aan zijn verzoeken ten grondslag dat de moeder na het verbreken van de relatie in 2023 is vertrokken uit [plaats] en bij haar moeder in [plaats] is gaan wonen. Door de moeder is toen aangegeven dat zij tot rust moest komen, aan haar eigen geluk wilde werken en zelfstandig wilde worden. Het zou niet haar intentie zijn om in [plaats] te gaan wonen. Inmiddels is bekend dat de moeder zich permanent wil vestigen in [plaats] met [de minderjarige] . De vader heeft de moeder meermaals aangeboden om te helpen bij het zoeken naar een woning in [plaats] en/of in de nabije omgeving. Hij heeft onlangs nog aangeboden om voor haar een huis te kopen in [plaats] , zodat zij deze woning tegen gunstige voorwaarden kan huren van de vader. De moeder wil echter nergens aan meewerken of over overleggen en de verstandhouding tussen partijen is moeizaam. Er zijn discussies geweest over vakanties, verjaardagen, afspraken op het consultatiebureau, logopedie en de basisschool. De vader bemerkt veel weerstand en onwil bij de moeder. De beslissing van de moeder om in [plaats] te wonen is gemaakt op emotionele gronden en is niet in het belang van [de minderjarige] . Er zijn voldoende banen voor de moeder in (de omgeving van) [plaats] . Volgens de vader negeert de moeder dat [de minderjarige] erg gehecht is aan zijn vader, aan de familie van de vader en dat de vader door zijn bedrijf niet kan verhuizen. De vader hoopt oprecht dat de moeder haar eerder gedane belofte nakomt en terugkomt naar [plaats] zodat de ouders de zorg over [de minderjarige] kunnen delen. Een verhuizing van [de minderjarige] naar [plaats] is niet in zijn belang en daarbij wordt de rol van de vader in het leven van [de minderjarige] volledig uitgehold. Omdat de vader een eigen bedrijf heeft, is hij flexibel in het bepalen van zijn werkuren en kan hij [de minderjarige] zelf naar school brengen en weer ophalen. Verder geeft de vader nog aan dat zijn bedrijf geopend is in de zomerperiode en dat hij dus graag met [de minderjarige] in de periode november/december op vakantie zou willen, omdat dit niet mogelijk is in het zomerseizoen.

4.Het verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De moeder voert daartegen gemotiveerd verweer. Zij verzoekt de rechtbank, bij wijze van zelfstandig verzoek, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder vast te stellen;
II. te bepalen dat de zorgregeling als volgt dient te luiden:
  • tot 3 oktober 2025 (de vierde verjaardag van [de minderjarige] ) blijft de zorgregeling doorlopen zoals vastgesteld door de rechtbank d.d. 22 september 2023;
  • vanaf 3 oktober 2025 tot 3 oktober 2026 verblijft [de minderjarige] bij de vader om de week van donderdag na school tot zondagavond 17:00 uur waarbij de moeder haalt en brengt;
  • vanaf het moment dat [de minderjarige] leerplichtig is (3 oktober 2026) verblijft hij bij de vader om de week van vrijdag na school (14:15 uur) tot zondagavond 17:00 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] direct na schooltijd naar de vader brengt. Margedagen die aansluiten op het weekend worden bij de weekendregeling van de vader betrokken;
III. te bepalen dat de vakantieregeling als volgt dient te luiden:
  • de herfstvakantie en voorjaarsvakantie brengt [de minderjarige] door bij de vader;
  • de kerstvakantie en meivakantie worden in twee gelijke delen gesplitst:
  • week 1 en week 2 worden door ouders afwisselend ingevuld;
  • de zomervakantie wordt verdeeld volgens een 2-2-1-1 schema waarbij als uitgangspunt geldt dat [de minderjarige] maximaal twee weken bij een ouder verblijft;
  • de vakanties lopen van zaterdagochtend 12:00 uur tot zaterdagochtend 12:00 uur, waarbij geldt dat de ouder waar [de minderjarige] op dat moment verblijft, verantwoordelijk is om [de minderjarige] naar de andere ouder te brengen;
IV. haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool] te [plaats] ;
V. een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderbijdrage) van [de minderjarige] vast te stellen ter hoogte van € 350,- per maand, bij maandelijkse vooruitbetaling te voldoen aan de moeder, ingaande op de datum van de beschikking, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bijdrage en ingangsdatum.
4.2.
De moeder legt aan haar verzoeken ten grondslag dat de vader haar na het beëindigen van de relatie heeft gedwongen zich uit te schrijven van het BRP-adres van de woning van de vader en zich in te schrijven in [plaats] . De moeder komt oorspronkelijk uit [plaats] en heeft daar haar vertrouwde netwerk. De moeder heeft tijdelijk gelogeerd bij haar moeder in [plaats] , maar dit betrof geen verhuizing naar [plaats] . De moeder heeft altijd de noodzaak gezien om woonruimte te zoeken in (de omgeving van) [plaats] en heeft zich daar ook voor ingezet. Dit is niet haalbaar gebleken. Zij kon tijdens de zitting in 2023 niet voorzien dat de woningmarkt zo krap was. De gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning in die regio bedraagt elf jaar. Verder betoogt de moeder dat, nog los van het feit dat zij geen netwerk heeft in andere regio’s zoals [plaats] , daar ook geen woningen beschikbaar zijn. De moeder heeft onvoldoende inkomsten om een woning in de vrije sector te huren. Zij werkt in loondienst en kan daarmee niet de prijs van een middenhuurwoning betalen, zoals door de vader aangeboden. Daarbij twijfelt de moeder of dit een goed idee zou zijn gelet op de moeizame verstandhouding tussen partijen. De vader probeert controle te houden en heeft een dominante houding jegens de moeder. Ook in het geval de moeder meer uren zou gaan werken, kan zij geen middenhuurwoning betalen. De moeder heeft uiteindelijk in januari 2024 een sociale huurwoning gekregen in [plaats] . De intenties van de moeder zijn duidelijk. Zij wil echt terugverhuizen naar (de omgeving van) [plaats] als dat mogelijk is, maar er zijn daar geen woningen.
4.3.
Verder voert de moeder aan dat zij en [de minderjarige] in de tussentijd ook in [plaats] een bestaan hebben opgebouwd. De moeder heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en al ruim één jaar een bestendige relatie met haar vriend. Desgevraagd geeft de moeder aan dat zij voornemens is om in de toekomst te gaan samenwonen met haar vriend. Haar vriend komt echter uit [plaats] en zij heeft er moeite mee om hem te vragen met haar naar Noord-Holland te verhuizen. [de minderjarige] is in [plaats] geworteld, speelt hier met vaste vriendjes en vriendinnetjes met wie hij ook allemaal naar dezelfde school kan. De moeder werkt 24 uur per week en kan haar werk gemakkelijk combineren met de zorg voor [de minderjarige] . Als de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader wordt bepaald, dan zal [de minderjarige] tijdens de zomerperiode (vijf maanden in de zomer) worden opgevoed door de grootmoeder en het kinderdagverblijf. De vader is druk met zijn eigen bedrijf en niet beschikbaar om voor [de minderjarige] te zorgen, hetgeen niet in het belang is van [de minderjarige] . De moeder zal altijd het contact tussen [de minderjarige] en de vader borgen, omdat zij hier de noodzaak toe ziet. Door de directrice van de school [basisschool] in [plaats] is aangegeven dat zij flexibel omgaan met kinderen die nog niet leerplichtig zijn. Dat is de reden dat de moeder een zorgregeling verzoekt waarbij [de minderjarige] op donderdagmiddag al naar de vader toe kan gaan. De moeder biedt aan om [de minderjarige] te halen en te brengen. Tot slot verzoekt de moeder een maandelijkse kinderbijdrage van
€ 350,-. Mocht blijken dat het inkomen van de vader veel hoger is, dan behoudt zij zich het recht voor een hogere bijdrage te verzoeken.

5.5. Het advies van de Raad

5.1.
Door de Raad is op de zitting aangegeven dat er tijdens de zitting in 2023 al is gewaarschuwd voor deze situatie; als de ouders zo ver bij elkaar vandaan gaan wonen is het voor [de minderjarige] niet mogelijk met beide ouders zijn leven te delen. Hoewel de moeder tijdens de vorige rechtszitting nog aangaf dat haar verblijf in [plaats] van tijdelijke aard zou zijn, is anderszins gebleken door haar inmiddels permanente verblijf in [plaats] . Volgens de Raad hebben gemaakte keuzes consequenties en zijn deze niet altijd meer terug te draaien. Dat begon bij deze ouders met de keuze om in [plaats] een gezin te stichten. Dat de relatie geen stand heeft gehouden, doet niet zoveel af aan die keuze. Ook de keuze van de moeder om zich alsnog in [plaats] te vestigen heeft consequenties en voor [de minderjarige] zijn die verdrietig. De Raad ziet dat de mogelijkheden voor deze ouders om het ouderschap te delen behoorlijk afnemen. De Raad denkt dat het vaststellen van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] in [plaats] de voorkeur heeft als het gaat om invulling van het gezamenlijk ouderschap. De strijd tussen de ouders is zich aan het verharden en verwijten zijn diskwalificaties geworden. De zorgen zitten in de ouderrelatie en van belang is dat dit verandert, omdat het algemene welzijn van [de minderjarige] wordt bedreigd. De Raad ziet in dit geval geen mogelijkheden om nader advies te geven en ziet ook geen aanleiding om een onderzoek te doen. Belangrijk is dat de rechtbank een beslissing neemt. De Raad wil tot slot nog wijzen op de reisafstand. De afstand tussen de ouders is belastend en zal met de jaren zwaarder gaan wegen. [de minderjarige] ontkomt er niet aan om deze afstand af te leggen. Van belang is dat [de minderjarige] ervaart dat hij emotionele toestemming heeft om het goed te hebben bij de andere ouder en dat beide ouders omgang met de andere ouder belangrijk vinden. Dit betekent volgens de Raad dat de reisafstand tussen de ouders gedeeld moet worden. Het hoeft geen 50-50 verdeling te zijn, maar wel moeten beide ouders verantwoordelijkheid nemen en inspanning leveren.

6.De beoordeling

6.1.
Hoewel de rechtbank in deze beschikking de term “zorgregeling” zal hanteren, wijst de rechtbank partijen erop dat in plaats daarvan dient te worden gelezen: “een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken”.
Hoofdverblijfplaats
6.2.
Het verzoek om vaststelling van de hoofdverblijfplaats is gebaseerd op artikel 1:253a, tweede lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of, bij afweging van de belangen van alle betrokkenen, waarbij het belang van [de minderjarige] het zwaarste dient te wegen, het belang van [de minderjarige] meebrengt dat hij zijn hoofdverblijfplaats bij de vader dan wel bij de moeder heeft.
6.3.
De rechtbank stelt voorop dat zij beide ouders in staat acht op een goede en liefdevolle wijze invulling te geven aan het ouderschap. Over de opvoedvaardigheden van de ouders bestaan geen zorgen en de rechtbank is van oordeel dat [de minderjarige] bij beide ouders in veilige en stabiele omstandigheden kan opgroeien. Nu het moment nadert waarop [de minderjarige] naar de basisschool gaat en de ouders op grote afstand van elkaar wonen, zal echter een keuze moeten worden gemaakt. Vaststaat dat de ouders er indertijd voor hebben gekozen een gezin te stichten in [plaats] . Vaststaat ook dat de vader gebonden is aan [plaats] , vanwege de vestiging van zijn bedrijf in die regio. De rechtbank wil aannemen dat de moeder, die om haar moverende redenen na de relatiebreuk naar [plaats] is vertrokken, in [plaats] inmiddels ook een leven heeft opgebouwd. Toch acht de rechtbank de factoren die de moeder naar eigen zeggen aan [plaats] binden, niet van hetzelfde gewicht als de factoren die de vader aan [plaats] binden. De rechtbank ziet voor de moeder nog altijd mogelijkheden, qua wonen en werk, om naar de regio [plaats] of de provincie Noord-Holland (terug) te verhuizen, terwijl de rechtbank de mogelijkheid voor de vader om naar [plaats] te bewegen als niet realistisch bestempelt. De moeder heeft desgevraagd ter zitting verteld er moeite mee te hebben om van haar vriend, een [een inwoner van plaats] met wie zij wil gaan samenwonen, te verlangen dat hij zich met haar in Noord-Holland vestigt. De rechtbank merkt op dat deze terughoudendheid er wel aan bijdraagt dat [de minderjarige] in de situatie komt te verkeren dat hij één van zijn ouders niet in zijn nabijheid zal hebben. Wat betreft het vinden van een woning merkt de rechtbank nog op dat ook een woning elders in Noord-Holland, wat verder van [plaats] , voor [de minderjarige] al een verbetering zou betekenen en in elk geval qua reistijd minder belastend voor hem zou zijn. De rechtbank overweegt voorts dat de vader indertijd heeft aangeboden een woning te kopen en aan de moeder te verhuren in (de omgeving van) [plaats] . Het is de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden waarom deze (op het oog kansrijke) mogelijkheid niet is benut door de moeder. Of het aanbod van de vader nu nog staat, is de rechtbank niet bekend, en evenmin of de moeder daar nu wel interesse voor zou hebben. Wellicht valt dit nog te onderzoeken.
Al het voorgaande in aanmerking nemende zal de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] vaststellen bij de vader.
Zorgregeling
reguliere zorgregeling
6.4.
Op grond van artikel 1:377a, eerste lid, van het BW heeft het kind recht op omgang met zijn ouders. Ingevolge het tweede lid van dit artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
6.5.
Gelet op het feit dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader zal worden bepaald, zal de rechtbank een zorgregeling vaststellen tussen [de minderjarige] en de moeder, ingaande 3 oktober 2025, waarbij [de minderjarige] gedurende één weekend per veertien dagen bij de moeder verblijft. Daarbij geldt dat de vader [de minderjarige] op vrijdagmiddag uit school naar de moeder in [plaats] brengt en dat de moeder [de minderjarige] op zondagavond om 19.00 uur terugbrengt bij de vader. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat beide ouders een inspanning moeten leveren voor het vervoer van [de minderjarige] van de ene naar de andere ouder. Op die manier geven beide ouders aan [de minderjarige] het signaal af dat zij het belangrijk vinden dat hij omgang heeft met de andere ouder, zodat [de minderjarige] emotionele toestemming voelt om het bij beide ouders naar zijn zin te hebben. Gelet op de reisafstand zal de rechtbank geen omgang vaststellen tussen de moeder en [de minderjarige] op een doordeweekse dag.
vakantie- en feestdagenregeling6.6. Gelet op de over en weer gedane verzoeken voor een vakantie- en feestdagenregeling, zal de rechtbank de volgende vakantieregeling vaststellen:
- voorjaarsvakantie en herfstvakantie: [de minderjarige] verblijft tijdens deze vakanties elk jaar bij de moeder, ter compensatie van de beperkte omgang tussen [de minderjarige] en de moeder gedurende de rest van het jaar;
- zomervakantie: [de minderjarige] verblijft tijdens deze vakantie elk jaar in week 1, 2 en 5 bij de moeder en in week 3, 4 en 6 bij de vader, zodat [de minderjarige] in ieder geval in de week voorafgaand aan de start van school weer bij de vader is;
- meivakantie en kerstvakantie: in de oneven jaren verblijft [de minderjarige] in de eerste week bij de moeder en in de tweede week bij de vader, in de even jaren verblijft [de minderjarige] in de eerste week bij de vader en in de tweede week bij de moeder.
6.7.
Gelet op de reisafstand zullen de feestdagen en de bijzondere dagen niet worden verdeeld tussen de ouders; [de minderjarige] brengt die dagen door bij de ouder waar hij volgens de reguliere zorgregeling of vakantieregeling verblijft. Ter compensatie van de beperkte omgang tussen [de minderjarige] en de moeder gedurende de rest van het jaar gelden daarop de volgende uitzonderingen:
- Als eerste Paasdag of eerste Pinksterdag in het omgangsweekend van de moeder valt, verblijft [de minderjarige] ook de tweede Paasdag en de tweede Pinksterdag bij de moeder;
- Als de vrijdag na Hemelvaartsdag geen schooldag is en het aansluitende weekend een omgangsweekend van de moeder is, verblijft [de minderjarige] vanaf de avond voor Hemelvaartsdag bij de moeder, waarbij de vader [de minderjarige] om 19:00 uur bij de moeder brengt;
- Als de zogeheten margedagen (dagen waarop er geen onderwijs is, buiten de reguliere vakanties en feestdagen) aansluiten op het omgangsweekend van de moeder, worden deze margedagen bij dat omgangsweekend getrokken.
6.8.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om te bepalen dat [de minderjarige] , totdat hij leerplichtig is, in november/december drie weken met de vader op vakantie mag, afwijzen. Gelet op het feit dat [de minderjarige] in oktober 2026 vijf jaar wordt en vanaf dat moment leerplichtig is, ziet het verzoek van de vader alleen nog op het jaar 2025. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat de vader door zijn eigen bedrijf gebonden is aan het zomerseizoen en dat het daardoor voor hem niet mogelijk is om met [de minderjarige] in de zomerperiode op vakantie te gaan. Vast staat echter ook dat [de minderjarige] vanaf 3 oktober 2025 naar school gaat en dat per die datum ook de nieuwe zorgregeling van start gaat waarbij hij zijn moeder substantieel minder zal zien. Dit zijn beide grote veranderingen in het leven van [de minderjarige] en hem zal tijd moeten worden gegund daaraan te wennen. De rechtbank acht het niet in het belang van [de minderjarige] dat dit nieuwe ritme al zo kort na de start ervan wordt doorbroken door een vakantie van drie weken met de vader, hoe leuk dit op zichzelf ook kan zijn. Uiteraard zal deze afweging op een later moment en in volgende jaren anders kunnen uitvallen. De rechtbank merkt op dat het partijen vrij staat om in onderling overleg tot een andere afspraak over deze vakantie te komen, bijvoorbeeld als blijkt dat [de minderjarige] al snel zijn draai op school heeft gevonden en partijen voor het gemiste omgangsweekend met de moeder passende compensatie kunnen vinden.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool6.9. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] . Dit betekent dat beide ouders toestemming moeten geven voor de inschrijving van [de minderjarige] op een basisschool. Geschillen hierover kunnen ook op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het BW aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van [de minderjarige] wenselijk voorkomt.
6.10.
Nu de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader wordt vastgesteld, zal de rechtbank het verzoek van de vader toewijzen om hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op de RK basisschool [basisschool] te [plaats] , gevestigd aan [adres] . Door de moeder is onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd dat inschrijving van [de minderjarige] op een andere basisschool in (de omgeving van) [plaats] meer in het belang zou zijn van [de minderjarige] .
Vervangende toestemming aanmelding logopedie6.11. Tot slot heeft de vader de rechtbank verzocht hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] aan te melden voor logopedie bij [logopediepraktijk] aan [adres] te [plaats] .
6.12.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat het aanmelden van [de minderjarige] voor logopedie in zijn belang is, gelet op de daartoe strekkende adviezen van het consultatiebureau, het kinderdagverblijf en de hulpverlener ONS [plaats] . Dat dit een onnodige of onevenredige belasting voor [de minderjarige] zou opleveren, zoals de moeder heeft betoogd, acht de rechtbank niet gebleken. Indien bij de intake blijkt dat [de minderjarige] geen logopedie nodig heeft, krijgt het traject geen vervolg. Indien wel een achterstand in de spraakontwikkeling wordt geconstateerd, waarvoor logopedie is geïndiceerd, is het in het belang van [de minderjarige] dat het traject wordt vervolgd. Het is immers in het belang van [de minderjarige] dat zijn taal- en spraakontwikkeling goed verloopt, dat hij kan communiceren en zich verbaal kan uitdrukken. Ouders krijgen bij logopedie handvatten om de taalontwikkeling te stimuleren. De rechtbank zal dan ook het verzoek van de vader toewijzen, waarbij de door de rechtbank verleende vervangende toestemming niet slechts ziet op de aanmelding sec maar ook op een daarop volgend logopedietraject, indien dit bij de intake zou worden geadviseerd.
Kinderbijdrage
6.13.
Het zelfstandig gedane verzoek van de moeder om een kinderbijdrage vast te stellen is op de zitting aangehouden, omdat de verweertermijn van de vader nog niet was verstreken. In afwachting van de beslissing in deze procedure is na de zitting aan de advocaat van de vader uitstel verleend om te reageren op dit verzoek van de moeder en mogelijk daartoe relevante stukken in het geding te brengen. De rechtbank verzoekt de advocaat van de vader om binnen twee weken na deze beslissing, te weten uiterlijk op
6 juni 2025, te reageren op het verzoek om een kinderbijdrage. De rechtbank zal na ontvangst van deze stukken beslissen over de verdere voortgang van de procedure ten aanzien van dit verzoek.
Conclusie
6.14.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
bepaalt dat met ingang van 3 oktober 2025 de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
bij de vader zal zijn;
7.2.
stelt, met wijziging in zoverre van het hierboven genoemde proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 22 september 2023, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
- [de minderjarige] verblijft, met ingang van 3 oktober 2025, eens per veertien dagen bij de moeder vanaf vrijdagmiddag uit school tot zondagavond, waarbij de vader [de minderjarige] op vrijdagmiddag uit school naar de moeder brengt en de moeder [de minderjarige] op zondagavond om 19.00 uur terugbrengt bij de vader;
7.3.
stelt met ingang van 3 oktober 2025 de volgende regeling voor vakanties, feestdagen en overige bijzondere dagen vast:
- tijdens de voorjaarsvakantie en de herfstvakantie verblijft [de minderjarige] bij de moeder;
- tijdens de zomervakantie verblijft [de minderjarige] in week 1, 2 en 5 bij de moeder en in week 3, 4 en 6 bij de vader;
- tijdens de meivakantie en de kerstvakantie verblijft [de minderjarige] in de oneven jaren in de eerste week bij de moeder en in de tweede week bij de vader, in de even jaren verblijft [de minderjarige] in de eerste week bij de vader en in de tweede week bij de moeder
- [de minderjarige] brengt de feestdagen en de bijzondere dagen door bij de ouder waar hij volgens de reguliere zorgregeling of vakantieregeling verblijft. Daarop gelden de volgende uitzonderingen:
- als eerste Paasdag of eerste Pinksterdag in het omgangsweekend van de moeder valt, verblijft [de minderjarige] ook de tweede Paasdag en de tweede Pinksterdag bij de moeder;
- als de vrijdag na Hemelvaartsdag geen schooldag is en het aansluitende weekend een omgangsweekend van de moeder is, verblijft [de minderjarige] vanaf de avond voor Hemelvaartsdag bij de moeder, waarbij de vader [de minderjarige] om 19 uur bij de moeder brengt;
- als de zogeheten margedagen aansluiten op het omgangsweekend van de moeder, worden deze margedagen bij dat omgangsweekend getrokken.
7.4.
verleent aan de vader vervangende toestemming om [de minderjarige] in te schrijven op de RK basisschool [basisschool] te [plaats] , gevestigd aan [adres] ;
7.5.
verleent aan de vader vervangende toestemming om [de minderjarige] aan te melden voor logopedie bij [logopediepraktijk] aan [adres] te [plaats] ;
7.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.7.
houdt de beslissing over het vaststellen van een kinderbijdrage aan tot
6 juni 2025en bepaalt dat het bericht van de vader uiterlijk op deze datum door de rechtbank ontvangen dient te zijn;
7.8.
wijst er op dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure;
7.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Warmerdam, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Kramer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.