In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 22 mei 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de eisende partij, [eiser], en de gedaagde partij, [gedaagde]. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert een betaling van € 1.238,30, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de handelaar moet voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of aan deze informatieplichten is voldaan en heeft vastgesteld dat dit het geval is.
Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij onderzocht op mogelijke oneerlijke bedingen. Artikel 11 van de algemene voorwaarden bevat een rentebeding dat meer bedraagt dan de wettelijke handelsrente, wat de kantonrechter als oneerlijk heeft beoordeeld. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten. Ook artikel 12 van de algemene voorwaarden, dat betrekking heeft op incassokosten, is onder de loep genomen. De kantonrechter heeft geconstateerd dat dit beding mogelijk in strijd is met de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de oneerlijkheid van deze bedingen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 19 juni 2025.