ECLI:NL:RBNHO:2025:5644

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
11443447 \ CV EXPL 24-3343
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van precontractuele informatieplichten en oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 22 mei 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de eisende partij, [eiser], en de gedaagde partij, [gedaagde]. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert een betaling van € 1.238,30, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de handelaar moet voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of aan deze informatieplichten is voldaan en heeft vastgesteld dat dit het geval is.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij onderzocht op mogelijke oneerlijke bedingen. Artikel 11 van de algemene voorwaarden bevat een rentebeding dat meer bedraagt dan de wettelijke handelsrente, wat de kantonrechter als oneerlijk heeft beoordeeld. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten. Ook artikel 12 van de algemene voorwaarden, dat betrekking heeft op incassokosten, is onder de loep genomen. De kantonrechter heeft geconstateerd dat dit beding mogelijk in strijd is met de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de oneerlijkheid van deze bedingen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 19 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11443447 \ CV EXPL 24-3343
Uitspraakdatum: 22 mei 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], h.o.d.n. [eiser]
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 1.238,30, te vermeerderen met de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.2. 2.3.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.4.
De eisende partij heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.5.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [2] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.6.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing verklaard (hierna: de algemene voorwaarden).
2.7.
Artikel 11 van de algemene voorwaarden bevat een rentebeding. Dat luidt – voor zover relevant – als volgt:
‘Artikel 11 – De betaling(…)4. Indien opdrachtgever in gebreke blijft in de betaling binnen de termijn van 14 dagen is opdrachtgever van rechtswege in verzuim. Opdrachtgever is alsdan een rente verschuldigd van 2% per maand, tenzij de wettelijke rente hoger is in welk geval de wettelijke rente geldt. De rente over het opeisbaar bedrag zal worden berekend vanaf het moment dat opdrachtgever in verzuim is tot het moment van voldoening van al hetgeen alsdan opeisbaar is. (…)’
2.8.
De bedongen rente bedraagt 2% per maand. Dat is meer dan de wettelijke handelsrente op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Het rentebeding is daarom oneerlijk, Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voornemens om artikel 11 van de algemene voorwaarden te vernietigen voor zover dit betrekking heeft op de rente. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
2.9.
Artikel 12 van de algemene voorwaarden bevat een incassokostenbeding. Dat luidt – voor zover relevant – als volgt:
‘Artikel 12 – Niet tijdige betaling
1. Indien opdrachtgever in gebreke of in verzuim is in de (tijdige) nakoming van zijn verplichtingen, komen alle kosten ter verkrijging van voldoening buiten recht voor rekening van opdrachtgever. In ieder geval is opdrachtgever in het geval van een geldvordering incassokosten verschuldigd. De incassokosten worden ten minste berekend zoals door de Nederlandse Orde van Advocaten in incassozaken wordt geadviseerd.
2. Indien Klussenbedrijf [eiser] hogere kosten heeft gemaakt, welke redelijkerwijs noodzakelijk waren, komen ook deze ten volle voor rekening van opdrachtgever.3. De eventueel gemaakte gerechtelijke en executiekosten komen eveneens voor rekening van opdrachtgever.(…)’
2.10.
De bedongen vergoeding als bedoeld in voornoemd artikel is niet begrensd in omvang en daarmee mogelijk hoger dan de vergoeding conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Bovendien zijn volgens de tekst van het beding de incassokosten al verschuldigd zodra de consument in verzuim is, terwijl de wettekst voorschrijft dat de incassokosten pas ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd worden. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat artikel 12 van de algemene voorwaarden daardoor aanzienlijk ten nadele van consumenten afwijkt van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Daarom is de kantonrechter voornemens om artikel 12 van de algemene voorwaarden eveneens te vernietigen, voor zover dit betrekking heeft op de buitengerechtelijke incassokosten. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
2.11.
Artikel 12 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Conclusie
2.12.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van de hiervoor genoemde bedingen.
2.13.
Bij uitblijven van een akte, zal de kantonrechter de hiervoor bedoelde bedingen vernietigen. In dat geval zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente over de hoofdsom worden afgewezen.
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 19 juni 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).