ECLI:NL:RBNHO:2025:5635

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
10941923 \ CV EXPL 24-534
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van precontractuele en contractuele informatieplichten in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 mei 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Molecaten Park Flevostrand B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 513,96 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument, waarbij de eisende partij moest voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of aan deze informatieplichten was voldaan. De eisende partij stelde dat zij aan de informatieplicht had voldaan, maar de kantonrechter oordeelde dat dit niet voldoende was onderbouwd. De gedaagde partij was niet op duidelijke wijze geïnformeerd over de wijze van betaling, wat leidde tot de conclusie dat de eisende partij een of meerdere informatieplichten had geschonden. De kantonrechter heeft aangegeven dat er sancties zullen worden toegepast voor deze schendingen, waaronder een gedeeltelijke vernietiging van de betalingsverplichting van de consument met 20%. Daarnaast werd er onderzoek gedaan naar de algemene voorwaarden, waarbij artikel 5 lid 4 als vermoedelijk oneerlijk werd aangemerkt. De eisende partij kreeg de gelegenheid om zich uit te laten over het oordeel van de kantonrechter. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling op 18 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10941923 \ CV EXPL 24-534
Uitspraakdatum: 21 mei 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Molecaten Park Flevostrand B.V., h.o.d.n. Flevostrand B.V.
te Hattem
de eisende partij
gemachtigde: LikiFin
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 513,96 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafbeeldingen van het reserveringsproces overgelegd, voorzien van een toelichting. Hieruit blijkt echter niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder g BW heeft voldaan. De eisende partij stelt dat de informatie over de wijze van betaling is opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat de gedaagde partij hiermee niet op duidelijke en begrijpelijke wijze op de hoogte is gebracht van deze informatie. De gedaagde partij had er vóór het sluiten van de overeenkomst tenminste expliciet op gewezen moeten worden dát deze informatie in de algemene voorwaarden te vinden is. Niet gesteld of gebleken is dat daaraan is voldaan. Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast.
Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplicht
2.4.
De eisende partij heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de contractuele informatieplicht.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.5.
Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de eisende partij een of meerdere informatieplichten heeft geschonden. Voor deze schending(en) zal een sanctie worden toegepast.
2.6.
De kantonrechter moet aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. [2]
2.7.
De kantonrechter zal daarom op grond van de hiervoor vastgestelde schendingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn [3] gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd met 20%.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.8.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [4] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.9.
Op de overeenkomst(en) zijn de volgende algemene voorwaarden van toepassing verklaard: ‘RECRON-VOORWAARDEN Vakantieverblijven’ (hierna: de algemene voorwaarden).
2.10.
Artikel 5 lid 4 van de algemene voorwaarden betreft een incassokostenbeding. Dat luidt als volgt:
‘Artikel 5: Betaling(…)4. De door de ondernemer in redelijkheid gemaakte buitengerechtelijke kosten, na een ingebrekestelling, komen ten laste van de recreant. Indien het totale bedrag niet tijdig is voldaan, zal na schriftelijke sommatie het wettelijk vastgestelde rentepercentage over het nog openstaande bedrag in rekening worden gebracht.’
2.11.
In dit beding wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Daarnaast volgt uit de tekst van het beding dat de incassokosten al verschuldigd zijn zodra een ingebrekestelling is verzonden, terwijl de wettekst voorschrijft dat éérst nog een zogenoemde veertiendagenbrief moet worden verstuurd.
2.10.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voornemens om de artikel 5 lid 4 van de algemene voorwaarden te vernietigen voor zover dit betrekking heeft op buitengerechtelijke kosten. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
Conclusie
2.12.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel en omtrent de oneerlijkheid van de hierboven benoemde beding.
2.12.
Bij uitblijven van een akte, zal de kantonrechter het hiervoor bedoelde beding vernietigen. In dat geval zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
2.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 18 juni 2024 om de eisende partij in de gelegenheid te zich uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021,ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44 en onder meer Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
4.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).