ECLI:NL:RBNHO:2025:5443

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
11079244
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Ćulafić
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een rekening voor gebitsoperatie bij een hond

In deze zaak vordert de eiseres, een dierenartsenpraktijk, betaling van een rekening voor een gebitsoperatie die is uitgevoerd bij de hond van de gedaagde. De gedaagde heeft de rekening van € 1.237,80 voor de vervolgoperatie niet betaald en voert verweer op basis van twee argumenten: de prijs zou niet behoorlijk zijn medegedeeld en er zou sprake zijn van een schending van de zorgplicht door de dierenartsenpraktijk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde als consument heeft gehandeld en dat de overeenkomst is gesloten in de praktijk van de dierenartsenpraktijk. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de dierenartsenpraktijk aan de informatieverplichtingen heeft voldaan en dat de prijsindicatie tijdens de nacontrole is besproken. De gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor de kantonrechter de verklaring van de dierenartsenpraktijk als juist heeft aangenomen. Ook het verweer over de zorgplicht is verworpen, omdat de dierenartsenpraktijk voldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen. De kantonrechter heeft de vordering van de dierenartsenpraktijk toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en de gedaagde is in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11079244 \ CV EXPL 24-1221
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
[dierenartsenpraktijk],
gevestigd te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [dierenartsenpraktijk] ,
gemachtigde: [naam 2] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
Eiseres vordert betaling van een rekening voor een gebitsoperatie bij de hond van gedaagde. De verweren dat de prijs niet behoorlijk is medegedeeld en dat er sprake is van een zorgplichtschending slagen niet. De vordering wordt toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De dagvaarding van 19 april 2024;
  • De conclusie van antwoord van 29 april 2024;
  • het tussenvonnis van 15 mei 2024;
  • de mondelinge behandeling van 11april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
[gedaagde] is niet verschenen op de mondelinge behandeling.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] liet met regelmaat een gebitsreiniging uitvoeren bij haar hond [naam 1] door [dierenartsenpraktijk] . Op 22 februari 2023 heeft [dierenartsenpraktijk] een gebitsreinigingsoperatie verricht bij [naam 1] en daarvoor € 634,35 in rekening gebracht bij [gedaagde] . [gedaagde] heeft deze rekening voldaan.
2.2.
Tijdens deze gebitsreinigingsoperatie bleek het gebit van [naam 1] in slechte staat te verkeren. Bij de nacontrole op 3 maart 2023 in de praktijk van [dierenartsenpraktijk] hebben partijen afgesproken dat [dierenartsenpraktijk] een vervolgoperatie bij [naam 1] zou uitvoeren.
2.3.
Op 19 april 2023 heeft [dierenartsenpraktijk] de vervolgoperatie uitgevoerd. [dierenartsenpraktijk] heeft op diezelfde dag [gedaagde] voor deze operatie een factuur van € 1.237,80 gestuurd. [gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[dierenartsenpraktijk] vordert - samengevat - betaling van € 1.237,80, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. [dierenartsenpraktijk] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] de rekening voor de vervolgoperatie niet heeft betaald.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en heeft twee redenen waarom zij vindt dat ze de rekening niet hoeft te betalen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Consumentenrecht
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] als consument heeft gehandeld. Zij handelde namelijk niet in de uitoefening van beroep of bedrijf. De overeenkomst om een vervolgoperatie uit te voeren is gesloten in de praktijk van [dierenartsenpraktijk] bij de nacontrole. De vordering is dus gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument die is gesloten in de verkoopruimte van de handelaar. Dit betekent dat artikel 6:230l Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is. Dit artikel zet uiteen welke informatie de handelaar aan de consument moet verstrekken.
4.2.
Wanneer sprake is van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument dient de kantonrechter ambtshalve na te gaan of de wijze van contracteren voldoet aan de consumentenrechtelijke vereisten. Dit moet ook wanneer er geen verweer is gevoerd. De kantonrechter moet dus toetsen of [dierenartsenpraktijk] aan de bepalingen van artikel 6:230l BW heeft voldaan. In dit geval is niet gebleken van enige schending. Er is dan ook geen reden om de vordering op deze grond af te wijzen.
Prijs is medegedeeld
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat ze tijdens de nacontrole de afspraak hebben gemaakt om de gebitsoperatie uit te voeren bij [naam 1] en dat ze bij de nacontrole hebben gesproken over de prijs van die behandeling. Partijen verschillen van mening over de hoogte van de prijs die is medegedeeld bij de nacontrole.
4.4.
[dierenartsenpraktijk] stelt dat ze de prijsindicatie van tussen € 900,00 en € 1.300,00 heeft medegedeeld aan [gedaagde] tijdens de nacontrole en dat ze heeft gemeld dat de precieze prijs afhankelijk is van de hoeveelheid tanden die getrokken zou worden bij [naam 1] . Daarnaast legt [dierenartsenpraktijk] een offerte over die ze weliswaar niet aan [gedaagde] heeft toegezonden, maar waarvan ze stelt dat deze telefonisch is besproken kort na de nacontrole. Deze offerte bevat een uitgesplitst overzicht van alle kostenposten. Als laatste brengt [dierenartsenpraktijk] in dat partijen een betalingsregeling hebben afgesproken.
4.5.
[gedaagde] betwist dat [dierenartsenpraktijk] haar de prijs van maximaal € 1.300,00 heeft medegedeeld tijdens de nacontrole, en stelt dat de prijsindicatie ten hoogste de helft daarvan bedroeg.
4.6.
Hoewel daartoe opgeroepen, is [gedaagde] niet verschenen op de zitting. Op grond van artikel 88 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de kantonrechter aan het niet verschijnen de gevolgen verbinden die hij geraden acht. In dit geval verbindt de kantonrechter daaraan het gevolg dat [gedaagde] de verklaring van [dierenartsenpraktijk] op de zitting onvoldoende heeft weersproken. Dit betekent dat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van die verklaring. Het verweer van [gedaagde] wordt daarom verworpen.
Zorgplicht is niet geschonden
4.7.
Het tweede punt waar partijen over twisten, is het volgende. [gedaagde] stelt dat ze de rekening niet hoeft te betalen omdat [dierenartsenpraktijk] haar zorgplicht heeft geschonden. Ze betoogt dat [naam 1] te maken had met een actieve fase van de parasitaire ziekte Leishmania, en dat de gebitsoperatie daarom te ingrijpend en daarmee schadelijk voor [naam 1] is geweest. Volgens [gedaagde] had [dierenartsenpraktijk] eerst moeten onderzoeken of de ziekte zich in een actieve fase bevond alvorens over te gaan tot opereren.
4.8.
[dierenartsenpraktijk] betwist haar zorgplicht te hebben geschonden en heeft ter zitting verklaard dat zij op de hoogte was van de aandoening en dat zij weloverwogen heeft besloten de operatie toch uit te voeren. Daarbij heeft [dierenartsenpraktijk] toegelicht dat de aandoening naar haar inschatting zonder ingrijpen zou hebben kunnen leiden tot een verslechtering van de gebitsproblemen bij [naam 1] . Ook heeft [dierenartsenpraktijk] uiteengezet dat ze vanwege de Leishmania tijdens de operatie specifieke voorzorgsmaatregelen heeft getroffen om complicaties te beperken.
4.9.
Wederom geldt dat het niet verschijnen van [gedaagde] maakt dat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de verklaring van [dierenartsenpraktijk] . De kantonrechter is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een zorgplichtschending aan de zijde van [dierenartsenpraktijk] .
4.10.
De conclusie is dat de kantonrechter, nu de verweren niet slagen, de vordering zal toewijzen.
Overige kosten
4.11.
[dierenartsenpraktijk] vordert wettelijke rente. Ze stelt echter niet wanneer het verzuim is ingetreden. De kantonrechter zal de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente daarom toewijzen vanaf de dag dat de dagvaarding is betekend.
4.12.
[dierenartsenpraktijk] vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Aangezien [gedaagde] een consument is, moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). [dierenartsenpraktijk] heeft aan [gedaagde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom zal een bedrag van € 185,67 worden toegewezen.
4.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [dierenartsenpraktijk] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
204,00
(1 punt × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
747,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [dierenartsenpraktijk] te betalen een bedrag van € 1.237,80, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 19 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [dierenartsenpraktijk] te betalen een bedrag van € 185,67 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 747,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Ćulafić en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.