De vrouw vordert bij vonnis:
I. de vrouw een redelijke termijn tot tenminste 10 september 2025 te geven ten behoeve van levering van de woning staande en gelegen aan de [adres] ([postcode]) [plaats] aan haar tegen een waarde van € 800.000,-, althans een waarde zoals de voorzieningenrechter juist acht en de overname van de hypothecaire geldlening verbonden aan de woning door de vrouw, onder de voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid verbonden aan de woning, waarbij de vrouw de man de helft van de overwaarde (taxatiewaarde minus hypotheekschuld) zal voldoen;
II. te bepalen dat indien de man zijn medewerking niet verleent aan het onder I. gevorderde, het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van de man die noodzakelijk is om de toedeling van de woning aan de vrouw en de overname van de hypothecaire geldlening verbonden aan de woning door de vrouw te realiseren, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de man hieraan zijn medewerking weigert;
III. de man te veroordelen in de kosten van dit geding, daaronder begrepen de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van het verstrijken van voornoemde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. te bepalen dat de man binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de vrouw voldoet een bedrag van € 11.238,56, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of deel daarvan dat de man hieraan zijn medewerking weigert;
V. te bepalen dat de man binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan de vrouw overlegd het schriftelijk bewijs waaruit volgt de totaal door hem ontvangen fiscale teruggave van de beide hypotheken over de periode november 2023 tot en met januari 2025, welke door de vrouw 100% zijn voldaan, en dat de man wordt veroordeeld binnen 14 dagen nadien tot betaling overgaat van het totaalbedrag aan fiscale tegemoetkoming, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of deel daarvan dat de man hieraan zijn medewerking weigert;
VI. te bepalen dat de man binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de vrouw de helft van de door haar voldane kosten van noodzakelijk onderhoud aan de woning alsnog voldoet, ter hoogte van een bedrag van € 398,65.