ECLI:NL:RBNHO:2025:5409

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
C/15/361435 / KG ZA 25-42
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de verdeling van de echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak hebben partijen, een man en een vrouw, afspraken gemaakt over de verdeling van hun echtelijke woning na hun echtscheiding. De rechtbank is verzocht om deze afspraken vast te leggen in een vonnis, omdat er nog twee geschilpunten waren waarover geen overeenstemming was bereikt. De man en de vrouw zijn in 2003 gehuwd en hebben sinds 2004 samen een woning in mede-eigendom. De echtscheiding werd uitgesproken op 22 juli 2020 en ingeschreven op 13 november 2020. In de echtscheidingsbeschikking was bepaald dat de vrouw tot zes maanden na inschrijving van de echtscheiding in de woning mocht blijven wonen. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt over de woning en de bijbehorende kosten.

Tijdens de procedure hebben beide partijen verzocht om de procedure aan te houden, maar uiteindelijk heeft de man de rechtbank verzocht om de gemaakte afspraken vast te leggen en een beslissing te nemen over de resterende geschilpunten. De vrouw heeft kosten gemaakt voor noodzakelijk onderhoud aan de woning, die de rechtbank heeft erkend als gedeeld door beide partijen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de man de helft van deze kosten moet vergoeden aan de vrouw. Daarnaast is er een regeling getroffen voor de overname van de woning door de vrouw, waarbij zij tot 1 september 2025 de tijd heeft om de financiering rond te krijgen. Indien dit niet lukt, zal de woning te koop worden gezet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/361435 / KG ZA 25-42
Vonnis in kort geding van 14 april 2025
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.L. Fronik te Haarlem,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.E. Muller te Haarlem.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
De zaak in het kort
Partijen hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de echtelijke woning en hebben de rechtbank verzocht deze afspraken in een vonnis vast te leggen. Omdat er nog twee geschilpunten zijn waarover zij geen overeenstemming hebben bereikt, hebben partijen gevraagd daarop te beslissen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 10
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 10
- de aanvullende producties 11 t/m 14 van de man
- de mondelinge behandeling van 10 februari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door mr. Fronik voornoemd
- de vrouw, bijgestaan door mr. Muller voornoemd.
1.3.
Ter zitting hebben partijen verzocht om de procedure vier weken aan te houden. Vervolgens hebben partijen nog twee keer eenstemmig verzocht om aanhouding van de procedure. Op 28 maart 2025 heeft mr. Fronik de rechtbank bericht dat partijen grotendeels overeenstemming hebben bereikt en de rechtbank verzocht de gemaakte afspraken in een proces-verbaal of vonnis vast te leggen en een beslissing te nemen op twee resterende geschilpunten. Op 31 maart 2025 heeft mr. Muller bevestigd dat de bereikte overeenstemming correct is weergegeven en ook verzocht om over de twee punten waarover partijen geen overeenstemming hebben bereikt vonnis te wijzen.
1.4.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn in 2003 gehuwd. Zij hebben sinds 2004 in mede-eigendom de woning gelegen aan de [adres] in [plaats] (hierna: de echtelijke woning).
2.2.
Op 22 juli 2020 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 13 november 2020.
2.3.
In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de vrouw tot zes maanden na inschrijving van de echtscheiding in de echtelijke woning kan blijven wonen. Partijen hebben verdere afspraken gemaakt over de woning en onderhoudsbijdragen. Deze afspraken zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, ondertekend door de vrouw op 2 december 2020 en door de man op 15 december 2020 (hierna: de vaststellingsovereenkomst).
2.4.
In de vaststellingsovereenkomst zijn partijen – kort gezegd – overeengekomen dat de echtelijke woning onverdeeld blijft voor de duur van drie jaar. De vrouw behoudt het recht om als eerste in de gelegenheid te worden gesteld om de woning over te nemen.
2.5.
In de vaststellingsovereenkomst staat verder, voor zover van belang:
1.3.
Partijen komen overeen dat alle lasten verbonden aan de woning – met uitzondering van de hypotheekrente die geheel door de man wordt betaald – inclusief eventueel noodzakelijk uit te voeren groot onderhoud daarvan, tot aan de datum van de notariële overdracht en levering, door partijen wordt gedragen, ieder voor de helft.
2.6.
In 2021 heeft de vrouw een factuur van Feenstra van € 52,27 en een factuur van MS Service installatie van € 717,77 voldaan. In 2022 heeft de vrouw een factuur van Toolstation van € 26,95 betaald.
2.7.
In juni 2023 heeft de man een woning gekocht. Voor de financiering daarvan heeft hij een overbruggingshypotheek afgesloten. De overbruggingshypotheek liep af op 31 mei 2024.
2.8.
De vrouw heeft aangegeven op korte termijn de woning te willen en kunnen overnemen, omdat zij geld zou ontvangen uit een erfenis uit Bulgarije. De man is met een verlenging van de periode van onverdeeldheid van de woning akkoord gegaan onder de voorwaarde dat de vrouw met ingang van 13 november 2023 de kosten van de [adres] en de kosten van de overbruggingshypotheek zou dragen, zodat de man geen financieel nadeel zou ondervinden van de verlenging. De man heeft hiertoe op 9 september 2023 een overeenkomst opgesteld, en na aanpassingen op 20 september 2023 en 2 oktober 2023 (nogmaals) aan de vrouw gestuurd. De vrouw heeft de overeenkomst niet ondertekend.
2.9.
Met ingang van 2023 heeft de vrouw de kosten van de hypotheek en de kosten van de overbruggingshypotheek betaald.
2.10.
De overbruggingshypotheek is vervolgens met zes maanden verlengd tot november 2024. Nadat was gebleken dat de vrouw de woning in die periode nog niet heeft kunnen overnemen, heeft de man de overbruggingshypotheek nogmaals kunnen verlengen tot 30 juni 2025.
2.11.
Ter zitting hebben partijen afgesproken de hypotheekbank opnieuw te zullen verzoeken om verlenging van het overbruggingskrediet. De hypotheekbank is akkoord gegaan met verlenging van de overbruggingshypotheek tot 31 december 2025.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert bij vonnis:
I. de vrouw te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het in de verkoop geven van de woning aan NET Makelaars te Haarlem, dan wel aan een andere door [de man] aan te wijzen makelaar, tegen een door de makelaar vast te stellen vraagprijs, bij gebreke waarvan dit vonnis in de plaats zal treden van de toestemming van de vrouw;
II. de vrouw te bevelen om medewerking te verlenen aan de makelaar en de woning beschikbaar te stellen voor de makelaar, fotograaf, bezichtigingen en alles wat de makelaar nodig acht, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of deel daarvan dat gedaagde haar medewerking weigert;
III. de vrouw te veroordelen om medewerking te verlenen aan de verkoop - direct nadat een naar het oordeel van de makelaar aanvaardbaar bod is gedaan - en levering van de woning, bij gebreke waarvan dit vonnis in de plaats zal treden van de ontbrekende voor de verkoop en levering noodzakelijke wilsverklaring van de vrouw;
IV. de vrouw te veroordelen om de woning uiterlijk twee weken voor levering leeg achter te laten en de sleutels bij de transporterend notaris te deponeren op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of deel daarvan dat de vrouw haar medewerking weigert;
V. aan de onderdelen I en III (subsidiair) een dwangsom te verbinden van € 500,- per dag, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat de vrouw haar medewerking onthoudt, voor zover de voorzieningenrechter de (primair) gevraagde vervangende toestemming op deze punten weigert;
VI. de vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert bij vonnis:
I. de vrouw een redelijke termijn tot tenminste 10 september 2025 te geven ten behoeve van levering van de woning staande en gelegen aan de [adres] ([postcode]) [plaats] aan haar tegen een waarde van € 800.000,-, althans een waarde zoals de voorzieningenrechter juist acht en de overname van de hypothecaire geldlening verbonden aan de woning door de vrouw, onder de voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid verbonden aan de woning, waarbij de vrouw de man de helft van de overwaarde (taxatiewaarde minus hypotheekschuld) zal voldoen;
II. te bepalen dat indien de man zijn medewerking niet verleent aan het onder I. gevorderde, het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van de man die noodzakelijk is om de toedeling van de woning aan de vrouw en de overname van de hypothecaire geldlening verbonden aan de woning door de vrouw te realiseren, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de man hieraan zijn medewerking weigert;
III. de man te veroordelen in de kosten van dit geding, daaronder begrepen de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van het verstrijken van voornoemde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. te bepalen dat de man binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de vrouw voldoet een bedrag van € 11.238,56, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of deel daarvan dat de man hieraan zijn medewerking weigert;
V. te bepalen dat de man binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan de vrouw overlegd het schriftelijk bewijs waaruit volgt de totaal door hem ontvangen fiscale teruggave van de beide hypotheken over de periode november 2023 tot en met januari 2025, welke door de vrouw 100% zijn voldaan, en dat de man wordt veroordeeld binnen 14 dagen nadien tot betaling overgaat van het totaalbedrag aan fiscale tegemoetkoming, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of deel daarvan dat de man hieraan zijn medewerking weigert;
VI. te bepalen dat de man binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de vrouw de helft van de door haar voldane kosten van noodzakelijk onderhoud aan de woning alsnog voldoet, ter hoogte van een bedrag van € 398,65.
4.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De voorzieningenrechter zal met betrekking tot de verdeling van de gezamenlijke woning overeenkomstig de tussen partijen bereikte overeenstemming beslissen. Ten aanzien van de twee punten waarover partijen geen overeenstemming hebben bereikt, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
1. De onderhoudskosten van de woning
5.2.
De vrouw stelt dat zij kosten voor noodzakelijk onderhoud aan de woning heeft moeten maken voor een totaalbedrag van € 797,29. Dit bedrag bestaat uit facturen voor ketelonderhoud van € 52,27 en € 26,95, alsmede de kosten voor het ontstoppen van de keuken van € 717,77. De voorzieningenrechter is met de vrouw van oordeel dat uit de eerder tussen partijen gemaakte afspraken over de verdeling van de aan de woning verbonden kosten volgt dat deze kosten bij helfte moeten worden gedeeld. In artikel 1.3. van de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat alle lasten verbonden aan de woning (met uitzondering van hypotheekrente) tot aan de datum van de notariële overdracht en levering, door partijen worden gedragen, ieder voor de helft. Partijen hebben weliswaar in 2023 nog nadere afspraken gemaakt die betrekking hebben op de kosten verbonden aan de woning, maar de gevorderde kosten zien op de periode daarvoor (2021 en 2022). De vrouw heeft de gevorderde bedragen met facturen voldoende onderbouwd. De hoogte van de facturen komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor en is ook niet betwist.
5.3.
De conclusie is dat de man voor de helft moet bijdragen in de onderhoudskosten van de woning en daarom een bedrag van € 398,65 aan de vrouw moet betalen.
2. De kosten van het overbruggingskrediet
5.4.
De voorzieningenrechter volgt de man in zijn betoog dat overeenkomstig de eerder tussen partijen gemaakte afspraken de vrouw, indien zij de woning overneemt, (ook) de netto- kosten van het overbruggingskrediet na 1 september 2025 tot het moment van levering van het aandeel van de man in de woning aan de vrouw aan de man dient te voldoen.
Proceskosten
5.5.
Omdat dit geschil samenhangt met de afwikkeling van de tussen partijen uitgesproken echtscheiding, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
bepaalt, overeenkomstig de overeenstemming van partijen dat:
- Partijen bij helfte de noodzakelijke kosten van onderhoud van de woning voldoen tot aan datum toescheiding van de woning aan de vrouw dan wel notariële overdracht van de woning aan derde(n), mits de vrouw deze kosten vooraf met de man heeft besproken.
Als de vrouw de woning kan overnemen:
  • De vrouw (het aandeel van de man in) de woning overneemt, waarbij de waarde van de woning is bepaald op € 900.000,- en de kosten koper voor de vrouw zijn;
  • De vrouw tot uiterlijk 1 september 2025 heeft om de financiering rond te krijgen en de man hiervan bevestiging te zenden;
  • De levering van de woning aan de vrouw zal uiterlijk 1 oktober 2025 zijn;
  • De vrouw zal tot levering van de woning de volledige hypotheeklasten van de woning blijven voldoen, een en ander zoals partijen gewend waren;
  • De vrouw zal de volledige netto-kosten van de overbruggingshypotheek aan de man blijven voldoen, een en ander zoals partijen gewend waren. De man zal op zijn laptop inzage geven in de belastingteruggave die hij ontvangt over deze hypotheeklasten, zodat partijen tot een correcte berekening kunnen komen en waarbij ook de reeds betaalde bedragen -indien nodig- worden gecorrigeerd;
Als de vrouw de woning niet kan overnemen:
  • Als de vrouw de woning niet kan overnemen dan wordt de woning te koop gezet via NET Makelaars te Haarlem, uiterlijk binnen één week na 1 september 2025. De vrouw geeft hieraan haar medewerking, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
  • Partijen volgen de adviezen van de makelaar op voor wat betreft de verkoopprijs en de verkoopstrategie. Partijen geven hun volledige medewerking aan de makelaar, de verkoop en de levering;
  • De vrouw zal tot levering van de woning de volledige hypotheeklasten van de woning blijven voldoen, een en ander zoals partijen gewend waren;
  • De man voldoet vanaf 1 september 2025 de volledige netto kosten van de overbruggingshypotheek.
6.2.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 398,65, wegens de door de vrouw voldane onderhoudskosten aan de woning,
6.3.
bepaalt dat de vrouw, indien zij de woning overneemt, na 1 september 2025 tot het moment van levering van het aandeel van de man in de woning aan de vrouw de netto-kosten van het overbruggingskrediet aan de man dient te voldoen,
6.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Bert op 14 april 2025. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1589