ECLI:NL:RBNHO:2025:5340

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
11041519 \ CV EXPL 24-757
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van (pre)contractuele informatieplichten en oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen de besloten vennootschap TXP Keuken B.V. en twee gedaagde partijen, die niet zijn verschenen. De eisende partij vordert hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van € 5.225,70, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de (pre)contractuele informatieplichten getoetst, zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter constateert dat de eisende partij haar standpunten met betrekking tot deze informatieplichten onvoldoende heeft onderbouwd, wat kan leiden tot afwijzing van de vordering in eventuele vervolgprocedures.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld, specifiek het annuleringskostenbeding dat is opgenomen in artikel 12 van deze voorwaarden. Dit beding staat op de grijze lijst van artikel 6:237 onder i BW, wat betekent dat het vermoed onredelijk bezwarend is. De eisende partij moet voldoende bewijs leveren dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden die gelijk is aan of meer is dan 30% van de koop- of aanneemsom. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij vooralsnog onvoldoende heeft aangetoond dat zij een verlies heeft geleden van het gevorderde bedrag. De kantonrechter is voornemens het annuleringsbeding te vernietigen vanwege het oneerlijke karakter, maar geeft de eisende partij de gelegenheid om zich hierover uit te laten en haar schade nader te onderbouwen. De zaak wordt aangehouden voor verdere beoordeling op 5 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11041519 \ CV EXPL 24-757
Uitspraakdatum: 1 mei 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TXP Keuken B.V.
te Purmerend
de eisende partij
gemachtigde: mr. O.A.H. van Dalsum (DBA Legal B.V.)
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden te [plaats]
de gedaagde partijen
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partijen gedagvaard. Tegen de gedaagde partijen is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van € 5.225,70, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat zij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft immers niet toegelicht hoe zij aan de (pre)contractuele informatieplichten heeft voldaan. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat het ontbreken van een dergelijke onderbouwing in eventuele vervolgzaken kan leiden tot afwijzing van de vordering.
2.4.
Bij wijze van uitzondering heeft de kantonrechter in dit geval wel zelf in de stukken gecontroleerd of de eisende partij bij het sluiten van de overeenkomst aan de wettelijk voorgeschreven (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter het geval is.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.5.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [2] , eveneens gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.6.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: ‘CBW-voorwaarden voor woonwinkels’ (hierna: de algemene voorwaarden).
2.7.
De eisende partij baseert haar vordering op een annuleringskostenbeding dat is opgenomen in artikel 12 van de algemene voorwaarden. Dit beding luidt – voor zover relevant – als volgt:
‘Artikel 12 – de annulering1. Als de afnemer annuleert is hij een schadevergoeding verschuldigd. Deze is gebaseerd op de gederfde inkomsten op basis van gemiddelden in de branche. De schadevergoeding is opgebouwd uit de brutowinstmarge (vaste en variabele kosten, winstopslag), verminderd met niet gemaakte variabele kosten, zoals afleverkosten. De schadevergoeding bedraagt 30% van de koop-/aanneemsom, behalve als partijen iets anders hebben afgesproken. Deze is 50% als de afnemer annuleert terwijl hij al is geïnformeerd dat de (deel)aflevering kan plaatsvinden.
2. De in lid 1 genoemde percentages zijn vaststaand, behalve als de ondernemer kan bewijzen dat zijn schade groter is of de afnemer aannemelijk kan maken dat de schade kleiner is. (…)’
2.8.
De kantonrechter overweegt dat een annuleringskostenbeding op de grijze lijst van artikel 6:237 onder i BW staat. Dat betekent dat een dergelijk beding op voorhand wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn, behalve voor zover de bedongen vergoeding ziet op een redelijke vergoeding voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst. Daarom moet de eisende partij als tegenbewijs tegen het rechtsvermoeden dat sprake is van een oneerlijk beding, voldoende onderbouwen dat zij in deze specifieke situatie schade heeft geleden die gelijk is aan of meer is dan 30% van de koop- of aanneemsom.
2.9.
In dit geval stelt de eisende partij dat het gevorderde bedrag ziet op de schade die zij lijdt uit de door haar misgelopen brutomarge over de order. Zij stelt dat deze bij vergelijkbare orders 30% bedraagt.
2.10.
De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij hiermee vooralsnog onvoldoende heeft gesteld om haar schade specifiek in deze zaak aannemelijk te maken. Wellicht is 30% van de koop- of aanneemsom in veel gevallen een redelijke vergoeding voor geleden verlies en gederfde winst bij het annuleren van overeenkomsten die vergelijkbaar zijn met de overeenkomst in kwestie. Het had echter op de weg van de eisende partij gelegen om (nader) toe te lichten dat dit ook in dit geval zo is. Daarom heeft de eisende partij vooralsnog onvoldoende onderbouwd dat zij door het niet betalen door de gedaagde partijen een verlies heeft geleden van € 5.225,70 of meer.
Conclusie
2.11.
De kantonrechter is daarom voornemens om het annuleringsbeding te vernietigen vanwege het oneerlijke karakter. Alvorens daartoe over te gaan, wordt de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte over dat voornemen en de eventuele gevolgen voor de vordering uit te laten. Daarbij wordt zij ook in de gelegenheid gesteld om haar geleden schade nader te onderbouwen.
2.12.
Als aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
2.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 5 juni 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).