ECLI:NL:RBNHO:2025:5339

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
11391716 \ CV EXPL 24-2991
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake oneerlijke incassokosten in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 april 2025 een verstekvonnis gewezen in de zaak tussen de eiser, een bedrijf gevestigd in [plaats 1], en de gedaagde partij, gevestigd in [plaats 2], die niet is verschenen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. O.J. Boeder, had een vordering ingesteld die onder andere betrekking had op de betaling van een hoofdsom en wettelijke rente. In een eerder tussenvonnis van 6 maart 2025 was de eiser in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden. De eiser heeft zich hierbij gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.

De kantonrechter heeft in het vonnis bevestigd dat artikel 10 van de algemene voorwaarden, dat betrekking heeft op buitengerechtelijke incassokosten, oneerlijk is en vernietigd. Hierdoor zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De kantonrechter heeft de hoofdsom toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond werd bevonden. De eiser had ook aanspraak gemaakt op wettelijke rente, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet in verzuim was geraakt op basis van de betalingstermijn zoals vermeld op de nota/factuur. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf het moment dat de termijn in de veertiendagenbrief was verstreken.

De gedaagde partij werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 2.240,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De kosten voor de akte werden echter voor rekening van de eiser gesteld, omdat deze zelf verantwoordelijk was voor het opstellen ervan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11391716 \ CV EXPL 24-2991
Uitspraakdatum: 24 april 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], handelende onder de naam
[bedrijf]
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 6 maart 2025 (hierna: het tussenvonnis) is de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden. De eisende partij heeft bij akte aangegeven zich aan het oordeel van de kantonrechter te refereren.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
2.2.
Gelet op het voorgaande vernietigt de kantonrechter artikel 10 van de algemene voorwaarden, voor zover dit beding betrekking heeft op de buitengerechtelijke incassokosten. Als gevolg daarvan zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Wat is toewijsbaar?
2.3.
De gevorderde hoofdsom wordt toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
2.4.
De eisende partij maakt onder meer aanspraak op vergoeding van wettelijke rente. Ter onderbouwing van haar vordering stelt de eisende partij dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt na het verstrijken van de betalingstermijn zoals vermeld op de desbetreffende nota/factuur. Een betaaltermijn op een nota/factuur is op zichzelf echter geen fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW. Daarvoor is in beginsel een voor nakoming overeengekomen termijn vereist. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt niet dat partijen de betalingstermijn zijn overeengekomen, zodat de gedaagde partij niet na het verstrijken van deze betalingstermijn in verzuim is geraakt. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het moment dat termijn in de veertiendagenbrief is verstreken, omdat vast staat dat de gedaagde partij in ieder geval vanaf dat moment in verzuim verkeert.
Proceskosten
2.5.
De gedaagde partij wordt (overwegend) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, omdat het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 2.240,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 juni 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 113,54;
griffierecht € 248,00;
salaris gemachtigde € 204,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter