ECLI:NL:RBNHO:2025:5262

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
C/15/350893 / FA RK 24-1610
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling omgangsregeling tussen minderjarige en vader in het kader van huiselijk geweld en intieme terreur

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen met zijn minderjarige kind, [de minderjarige]. De vader, die eerder veroordeeld is voor mishandeling, bedreiging en belaging van de moeder, verzoekt om een regeling waarbij hij om het weekend en in de vakanties bij zijn kind kan verblijven. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat er sprake is van intieme terreur, wat de veiligheid van haar en de kinderen in gevaar zou brengen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beslissing over de omgang aan te houden voor negen maanden, in afwachting van de uitkomsten van gespecialiseerde hulp. De rechtbank heeft dit advies gevolgd en de beslissing over de omgangsregeling en informatieregeling pro forma aangehouden. De rechtbank benadrukt dat de veiligheid van de moeder en de kinderen voorop staat en dat contact alleen kan plaatsvinden onder begeleiding van hulpverlening. De rechtbank heeft partijen verwezen naar het Uniform Hulpaanbod voor omgangsbegeleiding, waarbij de veiligheid van alle betrokkenen in acht moet worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
omgang, informatieregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/350893 / FA RK 24-1610
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 14 mei 2025
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A. Krim, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.B. van Griethuysen, kantoorhoudende te Haarlem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vader van 21 maart 2024;
- de F-formulieren, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 6 november 2024, 10 december 2024, 8 januari 2025, 6 maart 2025 en 14 april 2025;
- het e-mailbericht van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 januari 2025;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 januari 2025;
- het verweer, met bijlagen, van de moeder van 18 februari 2025;
- de F-formulieren, met bijlagen, van de advocaat van de vader van 5 en 31 maart 2025 en 14 april 2025;
- het e-mailbericht namens de advocaat van de moeder van 10 april 2025.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 april 2025 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. Krim en de moeder door mr. B. Wernik als waarnemer voor mr. Griethuysen. Ook waren ter zitting aanwezig [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad)
.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
2.3.
De vader heeft [de minderjarige] erkend.
De moeder heeft van rechtswege het gezag over [de minderjarige] .
De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] is bij de moeder.
2.4.
Partijen hebben in het kader van een kort gedingprocedure overeenstemming bereikt over een omgangsregeling, die de rechtbank heeft vastgelegd in een proces-verbaal van 6 januari 2022. Partijen hebben de volgende omgangsregeling afgesproken:
“ [de minderjarige] zal met ingang van heden elke woensdag van 09:00 uur tot 12:00 uur en elke zaterdag van 10:00 uur tot 14:00 uur omgang hebben met haar vader in de woning van de moeder van vader. De moeder van vader zal bij deze omgangsmomenten aanwezig zijn. Hierbij geldt dat de moeder van [de minderjarige] zorg draagt voor het halen en brengen van en naar de woning van de moeder van vader;
De vader meldt zich – voor zover hij dit nog niet heeft gedaan – aan voor een therapie die gericht is op het reguleren van emotie en/of agressie;
Partijen zullen zich wenden tot een nader door de vrouw te bepalen instantie teneinde deel te nemen aan vorm van ouderschaps-bemiddeling c.q. relatietherapie, dan wel een andere therapie die erop gericht is om de onderlinge verstandhouding te verbeteren en het gezamenlijk ouderschap vorm te geven.”
2.5.
Bij vonnis van 7 juli 2022 van de rechtbank Noord-Holland is de vader wegens onder meer – samengevat – de mishandeling, bedreiging en belaging van de moeder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Hierbij heeft de meervoudige strafkamer – voor zover hier relevant – een aantal bijzondere voorwaarden en maatregelen opgelegd, namelijk contact met de reclassering, behandeling door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener en een locatiegebod met elektronische monitoring. Ook is de vader als bijzondere voorwaarde gedurende twee jaar een contactverbod met de moeder opgelegd.
2.6.
Bij vonnis in kort geding van 31 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de moeder de vader, totdat anders wordt beslist, maandelijks schriftelijk via de advocaten informeert over belangrijke aangelegenheden en de ontwikkelingen van [de minderjarige] en de Raad verzocht de rechtbank te adviseren over een omgangsregeling.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 18 april 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vader om een voorlopige omgangsregeling afgewezen en onderzoek door de Raad in onderhavige bodemprocedure gelast.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [de minderjarige] , waarbij zij om het weekend van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, met een opbouw, bij hem verblijft.
Verder verzoekt de vader als verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen dat [de minderjarige] :
- vanaf het moment dat de omgang volledig is opgebouwd in de zomervakantie minimaal veertien dagen aaneengesloten bij de vader verblijft;
- de overige vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld, volgens de verdeling die is opgenomen onder randnummer 20 in het verzoekschrift.
Daarbij verzoekt de vader te bepalen dat partijen bij helfte zorgdragen voor het halen en brengen, waarbij dit vanwege het contactverbod zal plaatsvinden via de grootmoeder van de vader, [de grootmoeder] . Zij is hiertoe bereid.
Ten slotte verzoekt de vader een informatieregeling vast te stellen, waarbij de moeder hem steeds op de eerste van elke maand schriftelijk moet informeren over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [de minderjarige] . Hieronder valt in ieder geval informatie over haar gezondheid en ontwikkeling, afspraken bij het consultatiebureau en de kinderopvang, indien aan de orde. Ook verzoekt de vader te bepalen dat de moeder hem elke maand via zijn advocaat een gelijkende foto van [de minderjarige] moet sturen.
3.2.
De vader stelt dat hij [de minderjarige] na de eerste beëindiging van de relatie periodes niet heeft gezien. In september 2022 zag de moeder niet hoe uitvoering gegeven kon worden aan een (nieuwe) omgangsregeling zonder dat de moeder, [de minderjarige] en het gezin van de moeder gevaar zouden lopen. Ondanks de houding van moeder hebben er in oktober 2022 tot en met maart 2023 diverse contacten plaatsgevonden tussen vader en [de minderjarige] .
Verder heeft de vader gesteld dat partijen van medio augustus 2023 tot en met eind oktober 2023 weer bij elkaar zijn gekomen. Hij heeft ook weer bij de moeder in huis gewoond. Elke keer als zij bij elkaar zijn, kan de vader [de minderjarige] zien en laat de moeder hem ook alleen bij [de minderjarige] achter. De vader heeft in de periode dat partijen weer bij elkaar waren veelvuldig alleen op de kinderen van de moeder gepast en had weer de sleutel van het huis. Als de relatie ten einde is, schermt zij met het contactverbod en wekt zij de indruk dat zij bang voor hem is. De vader heeft de indruk dat de moeder op zoek blijft naar misstappen die hij begaat zodat zij kan melden dat hij de bijzondere voorwaarden overtreedt. Over de informatieregeling stelt de vader dat de moeder niet altijd voldoet aan het kort gedingvonnis waarbij is bepaald dat zij hem moet informeren. De verstrekte informatie is voor hem minimaal.

4.Verweer

4.1.
De moeder voert gemotiveerd verweer en verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, of deze af te wijzen.
Wat de moeder betreft, kan in de toekomst gestart worden met begeleide omgang, als inderdaad uit de gedragingen van de vader blijkt dat hij zijn emoties en woede onder controle heeft, haar kan loslaten en niet meer zorgt voor een dreigende leefomgeving voor haar, [de minderjarige] en de andere kinderen. De begeleiding moet wel worden uitgevoerd door een gespecialiseerde organisatie die erop kan toezien of dit ook daadwerkelijk goed gaat, nu de risico’s anders te groot zijn. Veel organisaties willen niet meewerken als het gaat om een casus met een geweldsrisico. Een organisatie als [hulpverlenende organisatie] of [hulpverlenende organisatie] zou wellicht de aangewezen organisatie zijn, maar dit is nog toekomstmuziek wat de moeder betreft.
4.2.
De moeder stelt dat de relatie tussen partijen is geëindigd vanwege ernstig huiselijk geweld van de vader naar haar, maar ook naar haar andere kinderen en haar broertje. De vader is haar altijd blijven stalken, en doet dit nog steeds.
Het is nooit de bedoeling van de moeder geweest om [de minderjarige] bij de vader weg te houden. Zij heeft alles gedaan om contact te faciliteren, zelfs ten koste van haar eigen veiligheid. De vader eiste echter dat de moeder bij de omgang bleef en heeft haar een trap gegeven. Daarna is hij steeds met een smoes niet verschenen op de omgangsmomenten. De vader heeft verder herhaaldelijk laten zien dat hij via de omgang met [de minderjarige] de moeder weer voor zich wil winnen, ook al wil zij dit niet.
De vader vertoont volgens de moeder zeer impulsief en emotioneel ongecontroleerd gedrag, zoals extreme woede-uitbarstingen. Hij heeft meerdere male extreme spanningen veroorzaakt in het gezin van de moeder. De kinderen van de moeder zijn bang en krijgen hier ook hulp voor. Ook [de minderjarige] heeft dit allemaal meegekregen. Dit heeft ertoe geleid dat zij extreem aanhankelijk was aan de moeder en geen moment van haar zijde wilde wijken, wat voor grote problemen zorgde. De situatie werd zo dreigend dat de moeder met hulp van politie, Veilig Thuis en de Blijf Groep verhuisd is naar een geheim adres. Zelfs met de AWARE-knop waren de moeder en de kinderen nog te onveilig. Zij is echter terugverhuisd, omdat de kinderen in de andere regio niet konden aarden.
Er vonden continu incidenten plaats waarbij de vader of zijn moeder weer voor de deur stonden om de moeder uit te schelden, waarbij de vader geweld niet schuwde. Gelet op de omstandigheden is de Blijf Groep bang voor femicide. De vader maakt het voor de moeder en haar gezin onmogelijk om hun leven op een normale manier te leiden. Zij heeft ook haar werk moeten opgeven, omdat de vader daar maar bleef komen. Verder kan zij niet starten met EMDR, wat zij nodig heeft, omdat de vader haar telkens nog in stressvolle situaties brengt en zij daarom geen rust heeft. De moeder betwist dat zij de vader op enige manier heeft geprobeerd uit te lokken.
De moeder betwist verder uitdrukkelijk dat partijen in augustus 2023 weer samen zijn gekomen. Toen de vader contact opnam, heeft zij meebewogen, met het idee dat zij zo samen een ‘team’ konden vormen om de beste ouders voor [de minderjarige] te zijn. De moeder heeft nooit de intentie gehad weer een liefdesrelatie te beginnen met de vader. Zij was ook erg bang voor hem. Ook speelde mee dat de moeder doodmoe was van het vluchten en de dreigementen van de vader. Als hij continu haar aandacht moest hebben, dan maar onder haar voorwaarden en bij haar thuis. Dit bleek echter een verkeerde inschatting. Ook bleek dat de vader tijdens de oppasmomenten op [de minderjarige] en de andere kinderen niet met hen bezig was, maar de eigendommen van moeder aan het doorzoeken was. Het kwam op haar over alsof hij informatie van en gegevens over haar wilde verzamelen om deze later tegen haar te gebruiken.
4.3.
Verder stelt de moeder dat zij zich al aan de informatieregeling houdt en een kaart met foto stuurt, maar dat er niet elke maand veel te vertellen is. Zij heeft de informatievoorziening eerder stopgezet, omdat de moeder van de vader de gestuurde informatie op sociale media zette.

5.Het advies van de Raad

5.1.
De Raad is van mening dat er nu geen vaste omgangsregeling kan worden vastgesteld, en adviseert de rechtbank om de beslissing over de omgang aan te houden voor negen maanden, in afwachting van de uitkomsten van gespecialiseerde hulp.
5.2.
Ter onderbouwing van dat advies stelt de Raad dat de verhalen van de ouders grotendeels lijnrecht tegenover elkaar staan. Deze visieverschillen worden aan beide kanten ondersteund door verschillende informanten die bij (één van) de ouders betrokken zijn. De Raad gaat daarom uit van drie scenario’s:
Scenario 1, die is gebaseerd op de visie van de moeder en de Blijf Groep. De Blijf Groep geeft aan dat er sprake is van intieme terreur van de vader en ziet waarschuwingssignalen voor femicide. In dit scenario is er een hoog veiligheidsrisico, zodat er nagenoeg geen mogelijkheden zijn voor contact tussen [de minderjarige] en de vader. Omgang vormt een groot risico voor de moeder. Gelet op de ernst van de dreiging zou een logisch gevolg zijn om de vader het contact met [de minderjarige] te ontzeggen. De enige mogelijkheid is zeer beperkt, begeleid contact onder strikte veiligheidsafspraken, met weinig zicht op uitbreiding van de omgang en/of perspectief op een grotere rol van de vader in het leven van [de minderjarige] .
Scenario 2gaat uit van een midden veiligheidsrisico en het beeld dat de vader zijn leven gebeterd heeft, gebaseerd op informatie van politie, reclassering en [hulpverlenende organisatie] . De politie ziet dat de ouders een zeer verstoorde relatie hebben, waarin zij ieder hun eigen aandeel lijken te hebben. [hulpverlenende organisatie] en de reclassering zien dat de vader de hulp aan hem positief heeft doorlopen. De gevaarzetting is in dit scenario minder groot, maar er is nog altijd een risico voor herhaling van de onveilige dynamiek. De ouders zijn namelijk nog steeds een trigger voor elkaar, maar hebben hierin ieder hun eigen aandeel. [de minderjarige] dreigt in dit scenario (opnieuw) getuige te worden van conflicten tussen de ouders en hun verstoorde relatie. Contact tussen [de minderjarige] en de vader is mogelijk, maar moet praktisch geregeld worden zodat de ouders elkaar niet tegenkomen. Ook in dit scenario is begeleiding nodig, maar zijn er misschien meer mogelijkheden om het contact uit te breiden.
Scenario 3gaat uit van een laag veiligheidsrisico en is gebaseerd op de visie van de vader. In dit scenario belemmert de moeder het contact tussen hem en [de minderjarige] . Los van wat waar is of niet, kan van de moeder niet verwacht worden dat zij contact heeft en/of omgang faciliteert. Dit gelet op de ongezonde en voor haar onveilige dynamiek die er tussen de ouders heeft gespeeld en/of speelt. Vanuit dit scenario concludeert de Raad dat de ouders op dit moment op geen enkele manier kunnen toewerken naar een vorm van gezamenlijk ouderschap.
5.3.
De Raad acht de inzet van jeugdhulp noodzakelijk die is gespecialiseerd in zeer jonge kinderen in complexe opvoedsituaties, waarbij huiselijk geweld en persoonlijke problematiek van ouders een rol spelen. Hierbij is een goede monitoring nodig, waarbij een terugkoppeling wordt gegeven van de resultaten van deze hulp. De Raad heeft ondertoezichtstelling overwogen. De moeder heeft hier echter grote moeite mee. Ook zijn beide ouders bereid vrijwillig mee te werken aan een traject gericht op contactherstel en begeleid contact. Daarom meent de Raad dat eerst via die weg een oplossing moet worden gezocht. De Raad adviseert het benodigde hulpverleningstraject op te leggen via het Uniform Hulpaanbod. Pas als er meer zicht is op het verloop hiervan en op de mogelijkheden van [de minderjarige] en de ouders, kan volgens de Raad meer gezegd worden over de mogelijkheden voor een contactregeling.
5.4.
Het contact tussen [de minderjarige] en de vader is lang onderbroken geweest en moet zorgvuldig onder begeleiding worden opgebouwd. Ook is het aannemelijk dat [de minderjarige] de negatieve gevoelens van de moeder en andere gezinsleden over de vader meekrijgt, en hierdoor wordt beïnvloed. De Raad ziet wel mogelijkheden om te komen tot contactherstel. Met de hulpverlening kan dit zorgvuldig worden opgebouwd, bijvoorbeeld door haar foto’s van de vader te (blijven) laten zien en haar over hem te vertellen. Mogelijk is het een stap om met hem te beeldbellen. Wanneer de gespecialiseerde hulpverlening persoonlijk contact in het belang van [de minderjarige] acht, kan dit onder begeleiding plaatsvinden. Mogelijk kunnen de begeleide contactmomenten qua duur worden opgebouwd of kan de begeleiding worden afgeschaald, waarbij de behoeften en ontwikkeling van [de minderjarige] leidend moeten zijn.
[de minderjarige] is volgens de Raad gebaat bij onbelast en structureel contact met beide ouders, maar dit moet wel veilig en voorspelbaar plaatsvinden. De Raad vindt het onverantwoord om de moeder alleen verantwoordelijk te maken voor het organiseren van het contactherstel, en haar alleen te laten overleggen met de vader. Het contact kan alleen binnen een veilige setting plaatsvinden, en een neutrale hulpverlenende instantie moet zicht krijgen op de mogelijkheden voor contactherstel. De Raad vindt dat er een ultieme poging moet worden gedaan om veilig contact tussen [de minderjarige] en de vader te organiseren, waarbij de veiligheid voortdurend gemonitord wordt en goed zicht wordt gehouden op hoe [de minderjarige] op de vader en de contactopbouw reageert. De moeder moet [de minderjarige] emotionele ruimte geven voor het contact en de vader moet het vertrouwen niet schaden.
5.5.
Ten aanzien van de informatieregeling is de Raad van mening dat nu niet van de moeder verwacht kan worden dat zij in direct contact met de vader komt. Zij moet hem door tussenkomst van een derde op de hoogte stellen. Deze rol kan de betrokken hulpverlening eveneens op zich nemen.
5.6.
Op de zitting heeft de Raad aanvullend naar voren gebracht de veiligheidsrisico’s serieus te nemen. De Raad heeft al contact gehad met de gemeente en heeft mogelijk een geschikte hulpverleningsinstelling gevonden die gespecialiseerd is in intieme terreur.

6.De verdere standpunten

6.1.
De vader is het eens met het advies van de Raad dat de omgang door een professionele instantie moet worden begeleid. Hij hecht het meeste waarde aan de informatie van de politie, die als enige geen belang heeft.
Verder heeft de vader aangegeven erg bezorgd te zijn over de situatie van alle kinderen bij de moeder. Hij vindt het erg makkelijk de volledige schuld van de situatie bij hem neer te leggen. Hij is echter al voor zijn detentie begonnen aan zichzelf te werken en heeft zijn leven gebeterd. De vader betwist dat hij de moeder – of wie dan ook – ooit zou ombrengen, zodat de angst voor femicide ongegrond is. Verder betwist hij dat hij meer dan één keer geweld tegen de moeder heeft gebruikt, en dat hij haar heeft gestalkt. De vader begrijpt niet de kinderen bang voor hem zijn en vindt dat het gedrag van de moeder er niet op wijst dat zij bang is of onopgemerkt wil blijven.
De vader is het met de Raad eens dat het rust in de situatie zou brengen als hij omgang met [de minderjarige] zou hebben. Zelf is hij tot alles bereid om zijn dochter te kunnen zien.
6.2.
In het verweerschrift is namens de moeder gereageerd op het Raadsrapport. Zij is van mening dat er wel een hoog risiconiveau is, zoals ook de Blijf Groep beschrijft. Alle kinderen van de moeder moeten beschermd worden, en met al hun belangen moet rekening gehouden worden. Dat kwam wel terug in het eerdere onderzoek naar een ondertoezichtstelling van de Raad locatie [plaats] van [datum] In het Raadsrapport dat in het kader van deze procedure is opgesteld, lijkt hier veel minder rekening mee te zijn gehouden.
De moeder begrijpt dat er ook aandacht voor moet zijn als de vader zich persoonlijk positief ontwikkelt, maar er mag niet zomaar voorbij worden gegaan aan jarenlang geweld, ernstige bedreiging en stalking. In het verweerschrift stelt zij dat de vader voor een langere periode moet laten zien haar met rust te kunnen laten, zonder dat hij binnen een bepaald tijdbestek iets moet bewijzen. Daarom moet de beslissing niet worden aangehouden. Ook stelt de moeder in het verweerschrift dat doorverwijzing naar het Uniform Hulpaanbod een zeer slecht idee is, omdat de nodige gespecialiseerde hulpverlening niet via de gemeente ingeschakeld kan worden. De moeder heeft de indruk dat de Raad en te licht over de situatie lijkt te denken.
6.3.
Op de zitting is door en namens de moeder aanvullend naar voren gebracht dat zij het vreemd vindt dat de Raad voor dit onderzoek geen contact heeft gehad met haar contactpersoon van de politie. De moeder deelt al drie jaar wekelijks met deze persoon wat er die week is gebeurd. De moeder is van mening dat het Raadsonderzoek te kort door de bocht is. Zo is er niet in het onderzoek meegenomen of er sprake is van intieme terreur en dwingende controle. Een gedegen langer onderzoek waarbij de expertise van de Blijf Groep wordt betrokken is op zijn minst op zijn plaats. Er mogen geen risico’s worden genomen, zodat de verzoeken van de vader nu moeten worden afgewezen, of er een langdurend onderzoek moet worden gelast. Sinds [datum] heeft de moeder een nieuw geheim adres, in samenspraak met politie en Blijf Groep. Dit geeft het gezin nu wat rust. [de minderjarige] heeft veel aandacht nodig, en het heeft haar geen goed gedaan dat zij net gewend was op school en toen moest wisselen vanwege de verhuizing. Tot slot is het voor de moeder heel zwaar samen met de vader in één ruimte te zijn. Tijdens de zitting stemt de moeder wel in met verwijzing naar het Uniform Hulpaanbod, omdat de Raad aangeeft dat ook via de gemeente een gespecialiseerde hulpverleningsinstantie kan worden ingezet.

7.De beoordeling

7.1.
Partijen hebben op de zitting ingestemd met verwijzing naar het Uniform Hulpaanbod voor omgangsbegeleiding. De rechtbank heeft partijen verwezen naar het lokale team van de gemeente waarin de moeder woont. Hiervan is apart proces-verbaal opgemaakt.
7.2.
De rechtbank overweegt daarbij dat uit de hiervoor weergegeven standpunten van partijen, het advies van de Raad, en uit wat de afgelopen jaren tussen partijen heeft plaatsgevonden, blijkt dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] , zoals door hem verzocht, niet kan worden opgestart zonder de inzet van hulpverlening. Zoals de Raad naar voren heeft gebracht, lopen de verhalen van partijen uiteen. Wel staat vast dat de vader voor mishandeling, bedreiging en belaging van de moeder is veroordeeld. Ook acht de rechtbank het zeer voorstelbaar dat de moeder angst voor de vader voelt, en kan het niet anders dan dat de kinderen de afgelopen jaren veel onrust hebben ervaren door de situatie. De rechtbank is van oordeel dat het heel belangrijk is om met deze omstandigheden rekening te houden. Tegelijkertijd zijn er ook aanwijzingen dat de vader zijn gedrag heeft verbeterd: hij heeft een vaste baan gevonden, een behandeltraject bij [hulpverlenende organisatie] afgerond en zijn reclasseringstraject positief doorlopen.
De Raad heeft uiteengezet dat meerdere scenario’s kunnen spelen, en dat niet met zekerheid kan worden gezegd welk van deze scenario’s daadwerkelijk aan de orde is. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat in geen van de geschetste scenario’s, ook niet in het scenario waarin sprake is van een laag veiligheidsrisico, van de moeder verwacht kan worden dat zij zelfstandig contact heeft en/of omgang met de vader faciliteert. Wel kan de rechtbank het advies van de Raad, dat een ultieme poging tot contactherstel moet worden gedaan omdat [de minderjarige] recht heeft op omgang met haar vader, volgen. Daarbij geldt dat contact alleen kan plaatsvinden als de veiligheid van de moeder en de kinderen hierdoor niet in gevaar komt. Het is aan de hulpverlening die wordt ingeschakeld om te onderzoeken of en op welke wijze dat mogelijk is.
7.3.
De rechtbank zal de beslissingen over de omgangsregeling en de informatieregeling pro forma negen maanden aanhouden, in afwachting van de resultaten van het Uniform Hulpaanbod.
Mocht het hulpverleningstraject stagneren of niet volledig succesvol zijn, dan zal de zaak bij de Raad worden terug gemeld. De Raad zal dan beoordelen of er aanleiding is voor een nieuw onderzoek. Mocht de Raad aanleiding zien om een nieuw of nader onderzoek te starten, verzoekt de rechtbank de Raad om daarbij – indien mogelijk – de informatie van de vaste contactpersoon van de moeder bij de politie te betrekken.

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1.
houdt de beslissing over de omgangsregeling en de informatieregeling aan tot
[datum]PRO FORMA in afwachting van het bericht van het lokale team van de gemeente over de resultaten van het Uniform Hulpaanbod;
8.2.
verzoekt advocaten van partijen om de rechtbank
[datum]schriftelijk te berichten over de stand van zaken en de gewenste voortzetting van de procedure;
8.3.
wijst erop dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.E.L. Grooten, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.