ECLI:NL:RBNHO:2025:525

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
11014800
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van terugbetaling lesgeld door onderwijsinstelling in het kader van consumentenbescherming

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, is Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Noord-Holland Midden, handelend onder de naam Regionaal Opleidingen Centrum Horizon College (hierna: ROC), de eisende partij. De zaak betreft een geschil over de terugbetaling van lesgeld door ROC aan een consument, aangeduid als [gedaagde]. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 21 augustus 2024, waarna ROC aanvullende stukken heeft ingediend. De kern van de zaak draait om de vraag of de bepalingen in de algemene voorwaarden van ROC, met betrekking tot de terugbetaling van lesgeld, in overeenstemming zijn met het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 en of deze bepalingen onder de Unierechtelijke beginselen van consumentenbescherming vallen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bepalingen over de terugbetaling van lesgeld niet onderhevig zijn aan ambtshalve toetsing, omdat ze voldoen aan de wettelijke vereisten. De rechter heeft ook de incassobepalingen in de algemene voorwaarden beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet oneerlijk zijn, gezien het feit dat ROC geen winstoogmerk heeft en de incassobureaus zich aan de wet houden. Na een verdere beoordeling van de vordering van ROC, die niet door [gedaagde] werd betwist, heeft de kantonrechter besloten de vordering van ROC toe te wijzen. [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 663,41, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook verantwoordelijk voor de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Deze uitspraak benadrukt de rol van de rechter in het waarborgen van consumentenbescherming, terwijl tegelijkertijd de rechten van onderwijsinstellingen worden gerespecteerd. De uitspraak biedt inzicht in de juridische kaders rondom lesgeld en de terugbetalingsvoorwaarden, en hoe deze zich verhouden tot de bescherming van consumenten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11014800 \ CV EXPL 24-2047
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
Stichting Regionaal opleidingen centrum Noord-Holland Midden, mede handelende onder de naam Regionaal Opleidingen Centrum Horizon College
te Alkmaar,
eisende partij,
hierna te noemen: ROC,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[gedaagde]
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De verdere procedure

1.1.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024;
- de akte van ROC.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Ambtshalve toetsing algemene voorwaarden: Financieel Reglement VAVO 2023-2024
(hierna: de algemene voorwaarden)
2.1.
ROC heeft bij akte de toepasselijke algemene voorwaarden overgelegd.
2.2.
De bepalingen over de terugbetaling van lesgeld (artikel 4.5 van de algemene voorwaarden) zijn in overeenstemming met het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000. Daarmee zijn deze bepalingen geen contractuele bedingen die onder de reikwijdte vallen van de Unierechtelijke beginselen van consumentenbescherming. De kantonrechter zal deze bedingen dan ook niet ambtshalve toetsen.
2.3.
In artikel 10 van de algemene voorwaarden is het volgende incassobeding opgenomen:
“Indien je niet tijdig betaalt volgt er een betalingsherinnering en na twee weken zal je nogmaals worden aangemaand. Wanneer na het versturen van een aanmaning de factuur niet binnen de gestelde termijn is betaald, dan heeft het Horizon College de volgende sanctiemogelijkheden:

Het uit handen geven van de vordering aan een incassobureau. De hieruit voortvloeiende kosten komen geheel voor rekening van de betalingsplichtige, waarbij de vordering vermeerderd wordt met de wettelijke rente te rekenen vanaf de vervaldatum van de factuur. Het Horizon college heeft hiervoor afspraken gemaakt met 2 incassobureaus, te weten Huting & van der Mije en Kerckhoffs & Lasonder.”
2.4.
Voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten wordt in artikel 10 ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Omdat de incassokosten niet gespecificeerd zijn, zouden op grond van deze bepaling onbeperkte kosten voor rekening van de consument kunnen komen. Dit leidt er toch niet toe dat sprake is van een oneerlijk beding, omdat de kantonrechter vindt dat – onder meer gelet op het feit dat ROC geen winstoogmerk heeft en ervan uit mag worden gegaan dat de genoemde incassobureaus overeenkomstig de wet en het besluit handelen – hiermee niet het evenwicht tussen partijen aanzienlijk wordt verstoord.
Verdere beoordeling van de zaak
2.5.
Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] heeft ROC de vordering verder onderbouwd. Daarbij is ook ingegaan op het verweer van [gedaagde].
2.6.
Nu uit die onderbouwing blijkt hoe de vordering van ROC is opgebouwd en [gedaagde] daarop niet meer heeft gereageerd en daar dus ook geen bezwaren tegen heeft aangevoerd, zal de kantonrechter de vordering van ROC toewijzen, zoals hierna omschreven.
2.7.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven voor rekening van ROC, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ROC van € 663,41, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 550,40 vanaf 8 maart 2024 tot de dag van de volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,38
griffierecht € 328,00
salaris gemachtigde € 270,00 (2 x € 135,00);
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter