ECLI:NL:RBNHO:2025:5187

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
C/15/363638 / KG ZA 25-173
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ruziesplitsing en governance structuur van onroerend goed vennootschappen

In deze zaak, die op 15 mei 2025 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagden, eveneens vennootschappen, met betrekking tot een ruziesplitsing en de governance structuur van onroerend goed vennootschappen. De eiser vorderde onder andere dat gedaagden zouden worden verboden om een splitsingsvoorstel goed te keuren zonder schriftelijke toestemming van de eiser. De gedaagden hebben verweer gevoerd en in reconventie vorderden zij dat de eiser zou meewerken aan de splitsing en de benodigde documenten zou aanleveren. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de samenwerking tussen partijen niet langer mogelijk is en dat een splitsing noodzakelijk is. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in conventie afgewezen, maar de vorderingen in reconventie toegewezen, waarbij de eiser werd veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis onvoorwaardelijk en volledig medewerking te verlenen aan de ruziesplitsing. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de eiser niet aan deze veroordeling voldoet. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de familiale relatie tussen de partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/363638 / KG ZA 25-173
Vonnis in kort geding van 15 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.C. van Wieringhen Borski te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te [plaats 2],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 3],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 2],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J. van der Steenhoven te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook genoemd worden [eiser] dan wel [eiser], gedaagden gezamenlijk [gedaagden] en ieder afzonderlijk [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 8
  • de incidentele conclusie met producties 9 en 11 van [eiser]
  • de conclusie van antwoord in het incident met producties 1 tot en met 7 van [gedaagden]
  • de aanvullende productie 8 van [gedaagden]
  • het vonnis in incident van 15 april 2025
  • de akte uitlating arbiter van [eiser]
  • de akte uitlating arbiter van [gedaagden]
  • het vonnis in incident van 23 april 2025
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 12 tot en met 18
  • de akte overlegging producties 12 en 13 van [eiser]
  • de aanvullende producties 19 en 20 van [gedaagden]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van [gedaagden]
De producties overgelegd ten behoeve van het incident maken ook onderdeel uit van de hoofdzaak.
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 8 mei 2025 zijn verschenen namens [eiser] [betrokkene 1], bijgestaan door mr. Borski voornoemd en namens [gedaagde 1] en voor zichzelf in privé [gedaagde 2] en [gedaagde 3], bijgestaan door mr. Van der Steenhoven voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak heeft op 14 april 2025 een mondelinge behandeling plaatsgevonden met betrekking tot een door [eiser] ingestelde incidentele vordering.
In dat incident is op 15 april 2025 een vonnis gewezen. In dat vonnis zijn in de randnummer 2.1 tot en met 2.13 feiten opgenomen die in dit vonnis als herhaald en ingelast gelden.
2.2.
In een tweede vonnis in het incident, van 23 april 2025, heeft de voorzieningenrechter op verzoek van partijen een arbiter voorgedragen en een voorstel gedaan voor de aan de arbiter te verstrekken opdracht.
2.3.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben de voorgestelde arbiter aangeschreven en opdracht gegeven, maar [eiser] heeft tot nu toe geen opdracht willen geven.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • i) [gedaagden] (mede in hun hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde 1] Groep BV) verbiedt de Herstructurering (verder) uit te voeren;
  • ii) [gedaagden] (mede in hun hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde 1] Groep BV) verbiedt een splitsingsvoorstel goed te keuren, te deponeren of te doen executeren met betrekking tot [gedaagde 1] BV zonder schriftelijke toestemming van [eiser] Bakker of [eiser] BV;
  • iii) [gedaagden] (mede in hun hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde 1] Groep BV) verbiedt enig onroerend goed van [gedaagde 1] Groep BV te vervreemden of te bezwaren zonder schriftelijke toestemming van [eiser] Bakker of [eiser] BV;
  • iv) [gedaagden] verbiedt enig onroerend goed van [gedaagde 1] BV te vervreemden of te bezwaren zonder schriftelijke toestemming van [eiser] Bakker of [eiser] BV;
  • v) de verboden onder sub (i), sub (ii), sub (iii) en sub (iv) toewijst op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500.000 per overtreding ten laste van [gedaagde 2] en [gedaagde 3].
  • vi) [gedaagde 2] en [gedaagde 3] veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden] vorderen samengevat -dat de voorzieningenrechter bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiser] veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis onvoorwaardelijk en volledig medewerking te verlenen aan de Ruziesplitsing BBG, ten overstaan van een notaris van het notariskantoor Berger Notariaat te Amsterdam, inclusief, maar niet uitsluitend:
( a) het aanleveren van de juist ondertekende
verklaring aandeelhouders splitsingaan de notaris en die als Productie 15-1 door [gedaagden] is overgelegd;
( b) het aanleveren van een juist ondertekende
volmacht en akkoordverklaring akte
van proces-verbaal[eiser] aan de notaris en die als Productie 15-2 door [gedaagden] is overgelegd;
( c) het aanleveren van een volledig en juist ingevulde en ondertekende
Verklaring
uiteindelijk belanghebbende (“UBO”) “UBO-Verklaring” (inclusief bijlagen) aan de
notaris en die als Productie 15-3 door [gedaagden] is overgelegd;
( d) het aanleveren van een volledig en juist ingevulde en ondertekende
Personal Data
Cardaan de notaris en die als Productie 15-4 door [gedaagden] is overgelegd;
( e) het aanleveren van een volledig en juist ingevulde en ondertekende
Vragenlijst bij
oprichtingaan de notaris en die als Productie 15-5 door [gedaagden] is overgelegd, en
( f) het aanleveren van een geldig UBO-uittreksel van [eiser];
( g) het doen van alle handelingen (waaronder het aanleveren van alle overige
stukken) die de notaris nodig heeft om uiteindelijk de splitsingsakte te kunnen
passeren,
2. bepaalt dat als de hiervoor genoemde termijn van drie dagen is verstreken, zonder
dat [eiser] heeft voldaan aan de veroordeling hiervoor genoemd onder 1 sub (a) en 1
sub (b), dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de
medewerking en handtekening van [eiser] ter zake de onder 1 sub (a) en 1 sub (b)
genoemde handelingen en/of documenten,
3. [eiser] veroordeelt om aan [gedaagden] een door de voorzieningenrechter in redelijkheid vast te stellen dwangsom te betalen voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [eiser] niet aan de andere veroordelingen genoemd onder 1 voldoet;
4. [eiser] veroordeelt in de kosten van dit geding in conventie en in reconventie.
4.2.
[eiser] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

Een aantal opmerkingen vooraf
5.1.
In het eerste vonnis in het incident van 15 april 2025 heeft de voorzieningenrechter overwogen
  • dat de samenwerking tussen partijen niet langer mogelijk is en dat een splitsing dus nodig is
  • dat deze splitsing uiterlijk 1 juli 2025 moet worden geeffectueerd, omdat uitstel partijen gezamenlijk 2 miljoen euro zou kosten.
5.2.
In een tweede vonnis in het incident, van 23 april 2025, heeft de voorzieningenrechter op verzoek van partijen een arbiter voorgedragen en een voorstel gedaan voor de aan de arbiter te verstrekken opdracht, waarbij het uitgangspunt is gelijke verdeling. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat omdat [eiser] reeds een pand uit de A-categorie is toebedeeld, het voor de hand ligt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] elk aanspraak maken op onroerend goed van vergelijkbare waarde en kwaliteit. Zij hebben in feite ‘eerste keuze’ uit de resterende panden, tot er een evenwichtige verdeling is bereikt. Voorts is overwogen dat voor zover [eiser] terecht aanspraak maakt op compensatie vanwege accordering van een door hem eigenlijk niet gewenste splitsing, die compensatie verdisconteerd is in het feit dat hij als eerste het beste pand heeft kunnen kiezen.
5.3.
Uit de gang van zaken na 23 april 2025 blijkt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ervan uitgingen dat er op 27 april 2025 een doorbraak was bereikt, omdat [eiser] zich toen bereid verklaarde in te stemmen met de verdeling van het vastgoed zoals door de heer [betrokkene 2] per e-mail van 17 maart 2025 was rondgestuurd. Dit zou betekenen dat aan [eiser] de panden worden toegedeeld die zijn genoemd in de e-mail van zijn advocaat van 27 april 2025.
5.4.
De verdere afwikkeling lijkt vervolgens na de e-mail van 28 april 2025 van
mr. Van der Steenhoven aan mr. Borski, waarin werd opgemerkt dat er nog enkele stappen gezet moesten worden, weer te zijn gestagneerd. In deze brief wordt verwezen naar een zogenoemde “laatste versie van de verdeling” d.d. 1 april 2025, waarvan [eiser] stelt dat hij die niet eerder had ontvangen. Tevens voert [eiser] aan dat hij niet akkoord kan gaan met die versie omdat daarin de waarde van het pand aan de [adres 1] met € 200.000 is verhoogd.
Daarnaast maakt [eiser] bezwaar tegen de betrokkenheid van de notaris die thans met de afwikkeling is belast, en wenst hij inzage in een aantal bijlagen.
De behandeling van de vorderingen
in reconventie
5.5.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding eerst de vorderingen in reconventie te behandelen en beoordelen.
5.6.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen onder regie van de voorzieningenrechter de nog resterende geschilpunten besproken.
Over de volgende geschilpunten hebben partijen afspraken gemaakt.
Waardering van de te verdelen panden (inclusief [adres 2]/[adres 1])
5.7.
Partijen gaan voor alle panden voorlopig uit van de waarden die zijn vastgesteld door DRS per 1 september 2024, zoals daarvan blijkt uit productie 2 bij de dagvaarding.
De [adres 1] staat op die lijst vermeld voor een waarde van € 4.700.000,-.
Eventuele correcties op de waarden zullen in het kader van de arbitrale procedure bij bindend advies worden doorgevoerd. Partijen kunnen in die procedure ten aanzien van alle panden argumenten inbrengen waarom de voorlopig vastgestelde waarde niet langer kan worden gevolgd.
Namens [eiser] is toegezegd dat hij onmiddellijk nadat de splitsing is geëffectueerd daadwerkelijk zal meewerken aan het geven van een gezamenlijke opdracht tot bindend advies aan de arbiter conform de in het incident in dit kort geding gegeven beslissing van 23 april 2025.
Risico-overgang panden
5.8.
Partijen verstaan dat de panden die in de splitsing worden betrokken tot de datum waarop de splitsing notarieel wordt verleden voor gemeenschappelijke rekening en risico zijn.
Afwikkeling stichting [naam]
5.9.
Deze stichting wordt gesplitst op basis van dezelfde uitgangspunten als de [gedaagde 1] Groep, waarbij de naam van de stichting exclusief door [eiser] kan worden voortgezet en gebruikt voor de entiteit waarin hij zijn deel uit de stichting onderbrengt.
De naam voor de nieuwe vennootschap van [eiser] na de splitsing van [gedaagde 1] Groep
5.10.
De naam ‘[eiser] B.V.’ zal in de concept stukken die de notaris met het oog op de splitsing van [gedaagde 1] Groep heeft opgesteld worden vervangen door ‘[bedrijf]’.
De governance structuur van de vennootschappen waarin de te verkopen panden worden ondergebracht
5.11.
Er is
geenovereenstemming bereikt over de governance structuur van de besloten vennootschappen waarin de worden ondergebracht panden die verkocht gaan worden aan de [adres 3] en de [adres 4]. [eiser] wil dat partijen alleen bij eenstemmigheid over de verkoop van de panden mogen beslissen, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] willen graag dat dit kan gebeuren bij gewone meerderheid van stemmen.
5.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het met het oog op de mogelijkheid van een slagvaardige afwikkeling van de ontwikkeling van deze panden wenselijk is dat bij gewone meerderheid tot die verkoop kan worden besloten, in alle gevallen waarin duidelijk is dat de voorgenomen verkoop ‘at arms length’ plaatsvindt. De mogelijkheid om in kort geding voorzieningen te vragen indien [eiser] het er niet mee eens is biedt hem voldoende rechtsbescherming.
5.13.
De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om voor te schrijven dat de concept stukken op dit punt moeten worden aangepast.
Tegen de inhoud van de concept splitsingsstukken zijn verder geen bezwaren ingebracht.
Dat betekent dat de weg nu vrij is om de verdeling te effectueren op de wijze waarop dat in reconventie is geschetst. Om aan alle onzekerheid op dit punt een einde te maken zal de vordering in reconventie worden toegewezen.
5.14.
De gevorderde in de plaats stelling van het vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW alsmede de dwangsom kunnen worden toegewezen, waarbij de hierna onder de beslissing te noemen dwangsom, gelet op het risico van financiële schade voor partijen, redelijk voorkomt. Aan de dwangsom zal wel een maximum worden verbonden.
in conventie
5.15.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering in conventie moet worden afgewezen.
Gezien het verloop van de procedure en de omstandigheid dat het geschil zich feitelijk voordoet tussen [eiser], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als broers en zus zal de voorzieningenrechter de kosten compenseren.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
veroordeelt [eiser] om binnen drie dagen na betekening dit vonnis onvoorwaardelijk en volledig medewerking te verlenen aan de Ruziesplitsing [gedaagde 1] Groep, ten overstaan van een notaris van het notariskantoor van haar keuze, inclusief, maar niet uitsluitend:
  • a) het aanleveren van een juist ondertekende
  • b) het aanleveren van een juist ondertekende
  • c) het aanleveren van een volledig en juist ingevulde en ondertekende
  • d) het aanleveren van een volledig en juist ingevulde en ondertekende
  • e) het aanleveren van een volledig en juist ingevulde en ondertekende
  • f) het aanleveren van een geldig UBO-uittreksel van [eiser],
  • g) het doen van alle handelingen (waaronder het aanleveren en/of ondertekenen van alle overige stukken) die de notaris nodig heeft om uiteindelijk de splitsingsakte te kunnen passeren,
6.4.
bepaalt dat als de hiervoor in 6.3 genoemde termijn van drie dagen is verstreken, zonder dat [eiser] heeft voldaan aan de hiervoor in 6.3 uitgesproken veroordeling sub (a) en sub (b) dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de medewerking en handtekening van [eiser] ter zake de onder sub (a) en sub (b) genoemde handelingen en documenten, voor zover die strekt tot het tot stand brengen van de betrokken rechtshandelingen,
6.5.
veroordeelt [eiser] tot betaling van een dwangsom van € 50.000,- per dag of gedeelte van een dag dat zij na ommekomst van de in 6.3 genoemde termijn van drie dagen in gebreke blijft aan de veroordelingen sub (c) tot en met (g) te voldoen, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 2.000.000,-,
6.6.
bepaalt dat in de bij splitsing van [gedaagde 1] Groep op te richten onroerend goed vennootschappen ‘[adres 3] B.V.’ en ‘[adres 4] B.V.’ bij gewone meerderheid van stemmen kan worden beslist over verkoop van het onroerend goed voorzover het ‘arms-length’ transacties betreft,
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 15 mei 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 1155