ECLI:NL:RBNHO:2025:5169

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11474546 \ CV EXPL 25-39
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een openstaand bedrag na verkoop van een auto met geschil over verrekening

In deze civiele zaak vordert eiser betaling van € 1.950,00 van gedaagde, na de verkoop van een Peugeot 3008. Eiser heeft op 2 november 2024 de auto voor € 3.950,00 verkocht aan een werknemer van gedaagde, waarbij hij € 2.000,00 contant heeft ontvangen. Gedaagde beroept zich op verrekening van een tegenvordering van € 2.000,00, die volgens hem voortvloeit uit een eerdere transactie waarbij eiser een Peugeot 308 heeft gekocht. Eiser betwist deze afspraak en stelt dat de tegenvordering niet eenvoudig is vast te stellen. De kantonrechter oordeelt dat het beroep op verrekening niet kan worden gehonoreerd, omdat de tegenvordering van gedaagde niet gemakkelijk kan worden vastgesteld. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe, omdat gedaagde verder geen verweer heeft gevoerd. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 9 april 2025 door kantonrechter A.J. Wolfs.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11474546 \ CV EXPL 25-39
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. N.H. Fridsma,
tegen
de commanditaire vennootschap
[gedaagde] .,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door: [gemachtigde]
De zaak in het kort
[eiser] vordert betaling van € 1.950,00. Hij stelt dat hij op 2 november 2024 een Peugeot 3008 voor € 3.950,00 aan [gedaagde] heeft verkocht. Niet in geschil is dat [eiser] € 2.000,00 in contanten heeft ontvangen. [gedaagde] beroept zich voor het restant op verrekening. Hij voert daartoe aan dat [eiser] in 2023 een Peugeot 308 bij hem heeft gekocht, maar die kort daarna heeft omgeruild voor een Peugeot 3008. Partijen zouden daarbij zijn overeengekomen dat [eiser] € 2.000,00 voor de Peugeot 3008 zou bijbetalen. [eiser] betwist die afspraak. De kantonrechter passeert het beroep op verrekening, omdat de tegenvordering van [gedaagde] niet eenvoudig is vast te stellen. De vordering tot betaling van € 1.950,00, waartegen verder geen verweer is gevoerd, wordt toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 december 2024
- het mondeling antwoord van 8 januari 2025, waarbij eveneens stukken zijn overgelegd
- het tussenvonnis van 15 januari 2025
- de mondelinge behandeling van 25 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser] heeft op 11 april 2023 een Peugeot 308 met het kenteken [kenteken 1] gekocht van [gedaagde] voor € 5.200,00. Deze Peugeot is eind juli 2023 door [gedaagde] ingeruild voor een Peugeot 3008 met het kenteken: [kenteken 2] (hierna: de auto). Op 24 augustus 2023 heeft [gedaagde] Gerristen een “eerste herinnering” gestuurd voor een factuurbedrag van € 2.000,00.
2.2.
Op 18 september 2023 heeft [eiser] de auto naar [gedaagde] gebracht voor een servicebeurt en twee dagen later, na de beurt, weer opgehaald.
2.3.
Op 1 april 2024 heeft [eiser] een brief van een incassobureau ontvangen waarin namens [gedaagde] aanspraak werd gemaakt op een bedrag van € 2.000,00. [eiser] heeft dat niet betaald; de incasso is niet doorgezet.
2.4.
Eind oktober 2024 heeft [eiser] de auto te koop aangeboden op Marktplaats.nl voor een bedrag van € 3.995,00.
2.5.
[betrokkene] , een werknemer van [gedaagde] , heeft op 2 november 2024 de auto bij [eiser] thuis gekocht voor een bedrag van € 3.950,00. [betrokkene] heeft € 2.000,00 in contanten bij [eiser] achtergelaten en wilde de auto meenemen zonder de rest van de koopsom te betalen. [eiser] heeft de politie erbij gehaald. [betrokkene] heeft desalniettemin de auto meegenomen. De auto is diezelfde dag overgeschreven op naam van [gedaagde] .
2.6.
[eiser] heeft [gedaagde] gesommeerd tot betaling van € 1.950,00 over te gaan. [gedaagde] heeft dit bedrag niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.950,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] stelt dat hij de auto op 2 november 2024 voor een bedrag van € 3.950,00 heeft verkocht aan (een werknemer van) [gedaagde] . Van de koopsom is een bedrag van € 2.000,00 in contanten voldaan, zodat [eiser] in deze procedure betaling van € 1.950,00 vordert.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij erkent dat de auto op 2 november 2024 is gekocht voor € 4.000,00 en voert aan dat de nog bij hem openstaande factuur van € 2.000,00 met dit bedrag is verrekend. Volgens [gedaagde] zijn partijen bij inruil van de auto’s in 2023 telefonisch een meerprijs van € 2.000,00 overeengekomen. Dit bedrag heeft [eiser] niet betaald. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] de auto op 2 november 2024 aan [gedaagde] heeft verkocht voor in ieder geval € 3.950,00 en dat [eiser] hiervoor een bedrag van € 2.000,00 in contanten heeft ontvangen.
[gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.950,00
4.2.
[gedaagde] voert verweer en beroept zich op verrekening. Een beroep op verrekening als verweer kan worden gepasseerd als de tegenvordering niet gemakkelijk is vast te stellen. [1] Dat is hier het geval. Zowel [gedaagde] als [eiser] hebben hun stellingen en verweren onderbouwd en ter zitting nader toegelicht, maar om vast te stellen of [eiser] gehouden is € 2.000,00 aan [gedaagde] te voldoen, zou nadere bewijslevering (bijvoorbeeld in de vorm van een getuigenverhoor) nodig zijn. Zo lijkt het namelijk niet zonder meer logisch verklaarbaar dat [gedaagde] de auto in september 2023 gratis een beurt geeft en vervolgens weer aan [eiser] mee geeft, terwijl die nog een aanzienlijk deel van de koopsom zou moeten betalen en daartoe al was aangeschreven en [gedaagde] in dat geval gebruik had kunnen maken van zijn retentierecht. Dat bewijslevering nodig is, betekent dat niet gemakkelijk kan worden vastgesteld of [gedaagde] een tegenvordering op [eiser] heeft. Onder de gegeven omstandigheden passeert de kantonrechter het verrekeningsverweer.
4.3.
Omdat [gedaagde] verder geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van € 1.950,00 worden toegewezen. De wettelijke rente [2] over dit bedrag is toewijsbaar zoals gevorderd.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten
4.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
Totaal
600,00
4.5.
De gevorderde wettelijke rente [3] over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag, met ingang van 3 december 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 600,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Als bedoeld in artikel 6:119 BW.
3.Als bedoeld in artikel 6:119 BW.