ECLI:NL:RBNHO:2025:5168

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11417765 \ CV EXPL 24-8329
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst en schadevergoeding in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en een gedaagde met betrekking tot een koopovereenkomst van een auto. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T.O. Sohansingh, vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom van € 1.500,00, alsook schadevergoeding van € 1.665,20. De gedaagde, handelend onder een bedrijfsnaam, heeft de vordering in conventie niet betwist, maar voerde verweer tegen de gevorderde schade. De kantonrechter oordeelde dat de koopovereenkomst ontbonden moest worden omdat de auto gebreken vertoonde bij de verkoop. De gedaagde werd veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom en vergoeding van bepaalde schadeposten, zoals de kosten voor een 'Diesel injectie reiniger' en de takelkosten. De vordering tot schadevergoeding voor wegenbelasting en verzekeringspremie werd afgewezen, omdat de eiser deze kosten had kunnen vermijden door de auto te schorsen. In reconventie vorderde de gedaagde betaling van naheffingsaanslagen en teruggave van een leenauto, maar deze vordering werd afgewezen omdat de naheffingsaanslagen niet op naam van de gedaagde stonden. De eiser werd wel veroordeeld tot teruggave van de leenauto. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11417765 \ CV EXPL 24-8329
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. T.O. Sohansingh,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf],
te [plaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
De zaak in het kort
De koopovereenkomst tussen partijen met betrekking tot een auto wordt ontbonden, zodat [gedaagde] in conventie wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom van € 1.500,00 aan [eiser]. Ook moet [gedaagde] de schade die [eiser] heeft geleden vergoeden. De kantonrechter stelt de schade vast op € 165,20.
In reconventie wordt [eiser] veroordeeld tot afgifte van de op 3 september 2024 aan haar beschikbaar gestelde leenauto. De vordering in reconventie tot betaling van verschillende naheffingsaanslagen wordt afgewezen, omdat [gedaagde] niet beschikt over dit vorderingsrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 november 2024
- het mondeling antwoord van 27 november 2024
- het mondeling antwoord van 11 december 2024, waarbij stukken zijn overgelegd
- het tussenvonnis van 8 januari 2025
- de conclusie van antwoord in reconventie van 14 februari 2025
- de mondelinge behandeling van 27 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 25 juli 2024 van [gedaagde] een Fiat Punto EVO met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gekocht voor een bedrag van € 1.500,00.
2.2.
[eiser] heeft vanaf 25 juli 2024 voor de auto voor een periode van drie maanden motorrijtuigenbelasting betaald van in totaal € 318,00.
2.3.
[eiser] heeft de auto op 27 juli 2024 teruggebracht naar de garage van [gedaagde]. Op diezelfde dag is een ‘Diesel injectie reiniger 310ml’ in de auto geplaatst.
2.4.
[eiser] heeft op 28 juli 2024 een autoverzekering (WA) voor de auto afgesloten voor een jaarbedrag van € 1.785,84.
2.5.
Op 8 augustus 2024 is de motor van de auto uitgevallen.
2.6.
[eiser] heeft op 10 augustus 2024 Takeldienst Nederland opdracht gegeven de auto te verslepen naar de garage van [gedaagde]. Hiervoor heeft [eiser] een factuur ontvangen van € 145,20.
2.7.
[eiser] heeft vanaf 10 augustus 2024 meerdere dagen, dan wel dagdelen een auto gehuurd bij Carshare Ventures B.V.
2.8.
[eiser] heeft op 3 september 2024 een leenauto van [gedaagde] ter beschikking gekregen.
2.9.
[eiser] heeft [gedaagde] onder meer op 8 oktober 2024 gesommeerd tot herstel van de auto over te gaan. [gedaagde] heeft de auto niet hersteld.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert ontbinding van de koopovereenkomst en betaling van in totaal € 3.271,29, te vermeerderen met de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiser] heeft op 25 juli 2024 van [gedaagde] een auto gekocht voor een bedrag van € 1.500,00. Deze auto vertoonde vanaf de datum van de koop gebreken, zodat [eiser] de koop wil ontbinden. [eiser] vordert in dat kader ook de koopsom terug. Verder heeft [eiser] schade geleden, welke schade bestaat uit het aanschaffen van een ‘Diesel injectie reiniger’
(€ 20,00), de gemaakte kosten voor het takelen van de auto (€ 145,20), de verzekeringspremie (€ 464,72) en de wegenbelasting (€ 360,00), de kosten voor een huurauto (€ 615,37) en de advocatenkosten (eigen bijdrage € 166,00). [eiser] vordert vergoeding van deze schade.
3.3.
[gedaagde] verzet zich niet tegen de ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van € 1.500,00. [gedaagde] voert verweer tegen de gevorderde schade. Hij voert daartoe aan dat de schade niet is onderbouwd. Verder mag van een auto van € 1.500,00 niet te veel worden verwacht. Ook heeft [eiser] de auto ter reparatie mogen inleveren bij [gedaagde], waarna zij een leenauto heeft gekregen. De kosten voor het huren van een auto had zij daarom niet hoeven maken. Ook de kosten voor de wegenbelasting en de verzekeringspremie had [eiser] niet hoeven maken, omdat zij (het kenteken van) de auto tegen betaling van een klein bedrag had kunnen schorsen. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert veroordeling van [eiser] tot betaling van verschillende gemeentelijke naheffingsaanslagen die zien op parkeerbelasting en teruggave van de aan [eiser] beschikbaar gestelde leenauto.
3.6.
[gedaagde] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiser] heeft op 3 september 2024 de beschikking over een leenauto gekregen, omdat [eiser] een auto nodig had voor haar werk. Deze leenauto wenst [gedaagde] terug te ontvangen. Daarbij komt dat [eiser] met deze leenauto verschillende malen heeft geparkeerd zonder daarvoor parkeergeld te betalen, waardoor meerdere naheffingsaanslagen bij [gedaagde] zijn binnengekomen. Deze naheffingsaanslagen moet [eiser] betalen.
3.7.
[eiser] voert verweer. Zij voert aan dat de door [gedaagde] overgelegde naheffingsaanslagen op naam staan van [betrokkene 1]. Hoewel [eiser] erkent dat zij eventuele naheffingsaanslagen zal moeten voldoen, voert zij aan dat zij deze aanslagen aan [betrokkene 1] en niet aan [gedaagde] moet betalen. Verder zal [eiser] de leenauto pas afgeven op het moment dat zij beschikt over de koopsom van de auto. Zij heeft een auto nodig voor haar werk en zij is voor ontvangst van de koopsom niet in staat om een auto aan te schaffen, zodat zij tot die tijd gebruik zal maken van de leenauto. [eiser] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
De koopovereenkomst wordt ontbonden
4.1.
Als een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt dan heeft de koper bij een consumentenkoop de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [1] Maar de bevoegdheid tot ontbinding bestaat pas als herstel of vervanging onmogelijk is of als de verkoper niet binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper tot aflevering van het ontbrekende en herstel is overgegaan. [2]
4.2.
De kantonrechter neemt als vaststaand aan dat de auto bij de verkoop gebreken vertoonden, omdat niet in geschil is dat bij de verkoop reeds een trillend/tikkend geluid in de auto aanwezig was. De auto voldeed dus niet aan de overeenkomst waardoor [eiser] de overeenkomst mag ontbinden. [gedaagde] verzet zich ook niet tegen de ontbinding, zodat de vordering tot zover toewijsbaar is. Door de ontbinding zal [gedaagde] het aankoopbedrag van € 1.500,00 moeten terugbetalen aan [eiser]. Daar tegenover staat dat [eiser] de auto aan [gedaagde] terug moet geven. Nu de auto reeds in het bezit is van [gedaagde], hoeft [eiser] uitsluitend zorg te dragen voor afgifte van een vrijwaringsbewijs aan [gedaagde].
[gedaagde] moet de kosten voor het takelen van de auto en de ‘Diesel Injector’ vergoeden
4.3.
[eiser] vordert ook vergoeding van de schade. [gedaagde] heeft de schade die ziet op de kosten voor een ‘Diesel injectie reiniger’ niet betwist en verder komt de vordering de kantonrechter gegrond voor. [gedaagde] zal in ieder geval de schade van € 20,00 aan [eiser] moeten betalen. De overige schadeposten worden hierna besproken.
4.4.
Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast dat [gedaagde] aan [eiser] heeft toegezegd dat hij de auto zou ophalen toen deze stil was komen te staan en dat vervolgens niet deed. Onder deze omstandigheden zijn de door [eiser] bij een derde gemaakte kosten voor het takelen van de auto van € 145,20 als schade verhaalbaar op [gedaagde]. Ook dit deel van de vordering is toewijsbaar.
De kosten die [eiser] voor de verzekeringspremie en de wegenbelasting heeft gemaakt, hoeft [gedaagde] niet te vergoeden
4.5.
Ten aanzien van de wegenbelasting en verzekering is de kantonrechter allereerst van oordeel dat [eiser] deze kosten gedeeltelijk onnodig heeft gemaakt. De reden daarvan is dat de verzekeringsplicht voor wettelijke aansprakelijkheid en de houderschapsbelasting voor een auto vervallen als het kenteken wordt geschorst. Daarmee zijn deze kosten in beginsel (al dan niet gedeeltelijk) vermijdbaar. Hoewel [eiser] ter zitting desgevraagd heeft toegelicht dat zij door [gedaagde] langdurig in onzekerheid is gehouden over de mogelijkheden om de auto te repareren waardoor zij niet tot schorsing is overgegaan, staat vast dat [eiser] op 3 september 2024 van [gedaagde] een leenauto heeft gekregen. Vanaf die datum moet het voor haar duidelijk zijn geweest dat zij het kenteken kon schorsen. De door [eiser] betaalde wegenbelasting en verzekeringspremie is na 3 september 2024 niet als schade op [gedaagde] verhaalbaar, omdat [eiser] heeft gehandeld in strijd met haar schadebeperkingsplicht door het kenteken niet te schorsen. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.6.
Ten aanzien van de wegenbelasting en verzekeringspremies die [eiser] vóór 3 september 2024 heeft betaald, geldt dat deze kosten in beginsel voor rekening van [gedaagde] kunnen worden gebracht [3] . Hoewel het gebruiksgenot van de auto dat [eiser] heeft gehad weliswaar zeer beperkt is gebleven, heeft zij van [gedaagde] wel met ingang van 3 september 2024 kosteloos de beschikking gekregen over een leenauto. Hierdoor is er naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een situatie dat [eiser] door de genoten voordelen (het gebruik van de leenauto) voor die kosten volledig schadeloos is gesteld. Over de periode dat [eiser] de leenauto gebruikt is zij immers geen wegenbelasting en verzekeringspremie verschuldigd. De kantonrechter ziet daarom aanleiding de verschuldigde vergoeding ter zake van de wegenbelasting en de verzekeringspremie van vóór 3 september 2024 te beperken tot nihil. Dit betekent dat aan de vergoeding van de wegenbelasting en de verzekeringspremies geen bedrag zal worden toegewezen.
De kosten voor de huurauto blijven voor rekening van [eiser]
4.7.
[eiser] stelt dat zij in de periode tussen 10 augustus 2024 – de dag dat zij de auto bij [gedaagde] heeft ingeleverd – en 3 september 2024 – de dag dat zij een leenauto heeft ontvangen – verschillende keren een auto heeft moeten huren. Ook na 3 september 2024 heeft [eiser] een aantal keer een auto moeten huren, omdat de leenauto eveneens gebreken vertoonde. De spiegel van de leenauto zat los en de accu viel meermaals uit, aldus [eiser]. [eiser] werkt ambulant en van haar wordt verwacht dat zij beschikt over een auto. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiser] verschillende bankafschriften overgelegd. Tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] heeft [eiser] niet nader toegelicht waarom het voor haar noodzakelijk was om een auto te huren. Niet is gebleken dat [eiser] op de dagen waarop zij een auto heeft gehuurd ook daadwerkelijk heeft gewerkt, noch heeft zij een andere noodzaak tot huur van een auto gesteld of toegelicht. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
[eiser] krijgt geen schadevergoeding voor de door haar gemaakte advocatenkosten
4.8.
Voor zover deze vordering ziet op de kosten voor de bijstand voor het voeren van deze procedure, wordt daarover al bij de proceskosten (hierna weergegeven) beslist.
4.9.
Denkbaar is dat [eiser] advocatenkosten heeft moeten maken om met [gedaagde] te corresponderen en de schade beperkt te houden. Dit zijn andere kosten dan de kosten voor het voeren van deze procedure. Voor zover [eiser] heeft bedoeld vergoeding van deze kosten te vorderen, heeft zij geen inzicht gegeven in deze kosten. Daarom is dit deel van de vordering niet toewijsbaar.
[gedaagde] moet in totaal € 1.665,20 aan [eiser] betalen
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- gevolg ontbinding koopovereenkomst
1.500,00
- vergoeding voor takelwagen
- vergoeding voor Diesel Injector

145,20
20,00
+
totaal
1.665,20
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
1.665,20
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten
4.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Hoewel een deel van het gevorderde wordt afgewezen wordt toch een substantieel deel van het gevorderde toegewezen en heeft [eiser] deze procedure moeten starten om die kosten vergoed te krijgen. [gedaagde] moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde in conventie
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
Totaal
597,00
in reconventie
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
4.12.
[eiser] heeft ter zitting verklaard dat zij via een online advertentieplatform de auto heeft gezien. Dit advertentieplatform gaf aan dat [gedaagde] de auto te koop aanbood, op basis waarvan [eiser] de garage van [gedaagde] heeft gebeld om een afspraak in te plannen om de auto te bekijken. De auto stond op de locatie van [gedaagde] en [eiser] heeft samen met de heer [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) de auto bekeken. Hierna heeft [eiser] de auto gekocht.
4.13.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De overeenkomst is binnen de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten [4] . Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd. [5]
4.14.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] aan voornoemde informatieplichten heeft voldaan.
[eiser] hoeft naheffingsaanslagen die zien op de parkeerbelasting niet aan [gedaagde] te betalen
4.15.
[gedaagde] vordert betaling van de naheffingsaanslagen die zien op de parkeerbelastingen. [eiser] zou verschillende malen de leenauto hebben geparkeerd zonder daarvoor parkeergeld hebben betaald. Ter onderbouwing heeft [gedaagde] verschillende naheffingsaanslagen overgelegd. Deze naheffingsaanslagen zijn geadresseerd aan [betrokkene 1]. Hoewel niet in geschil is dat [eiser] eventuele naheffingsaanslagen die door haar toedoen zijn ontstaan moet betalen, is de kantonrechter van oordeel dat zij de naheffingsaanslagen niet aan [gedaagde] moet voldoen. [gedaagde] beschikt niet over het vorderingsrecht, omdat de naheffingsaanslagen niet op naam van [gedaagde] staan. Verder is niet gebleken dat [gedaagde] is gemachtigd de vordering namens [betrokkene 1] te innen. Dit deel van de vordering is daarom niet toewijsbaar.
[eiser] moet de leenauto teruggeven4.16. Het betoog dat [eiser] de leenauto pas kan teruggeven na terugbetaling van de koopsom van € 1.500,00, houdt geen stand. Met hetgeen in overweging 4.1. en 4.2. is opgenomen zal [gedaagde] worden veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom. [eiser] zal daarom worden veroordeeld de leenauto aan [gedaagde] terug te geven. Gelet op de AKP-keuring die op korte termijn moet plaatsvinden, oordeelt de kantonrechter dat de leenauto binnen drie dagen na betekening van het vonnis aan [gedaagde] moet worden afgegeven.
De proceskosten worden gecompenseerd
4.17.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten ten aanzien van de vorderingen in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.665,20,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 597,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.4.
gebiedt [eiser] de leenauto die zij op 3 september 2024 heeft ontvangen aan [gedaagde] af te staan binnen uiterlijk drie dagen na betekening van dit vonnis,
5.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.4. genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Art. 7:22 lid 1, onder a, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Art. 7:22 lid 2 BW.
3.Op grond van artikel 6:275 BW, gelezen in samenhang met artikel 3:120 lid 2 BW.
4.van in dit geval artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f BW.
5.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).