ECLI:NL:RBNHO:2025:5166

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11255836 \ CV EXPL 24-5609
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een bedrag na ontbinding van een verbouwingscontract

In deze civiele zaak heeft eiser, wonende te [plaats 1], een vordering ingesteld tegen gedaagden, bestaande uit de vennootschap onder firma [gedaagde 1] en twee andere gedaagden, allen gevestigd te [plaats 2]. De zaak betreft een overeenkomst voor de verbouwing van de woning van eiser, waarbij gedaagde 1 in naam van eiser een keuken heeft besteld. Eiser heeft een bedrag van € 21.971,58 aan gedaagde 1 betaald, maar gedaagden hebben slechts € 10.678,47 aan de keukenboer betaald. Na ontbinding van de overeenkomst vordert eiser een terugbetaling van € 11.293,11, alsook een lastgevingsvergoeding van € 1.000,00 en schadevergoeding van € 2.735,53. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen en heeft de vordering van eiser toegewezen. Gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van in totaal € 15.941,81, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 12 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11255836 \ CV EXPL 24-5609
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M. Flamman,
tegen

1.De vennootschap onder firma [gedaagde 1],2. [gedaagde 2],3. [gedaagde 3],

allen gevestigd dan wel wonende te [plaats 2],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
procederend in persoon, dan wel vertegenwoordigd door [gedaagde 2].
De zaak in het kort[eiser] heeft met [bedrijf] een overeenkomst gesloten die ziet op de verbouwing van zijn huis. Uit de gang van zaken moet worden afgeleid dat [gedaagde 1] inmiddels als contractpartij van [eiser] moet worden aangemerkt. [gedaagde 1] heeft in naam van [eiser] een keuken besteld en daarvoor een koopsom van € 21.971,58 van [eiser] ontvangen. Hoewel [gedaagden] aanvoert meer dan dit bedrag te hebben overgemaakt aan de keukenboer, is vast komen te staan dat deze slechts € 10.678,47 heeft ontvangen. Als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst moet [gedaagden] daarom een bedrag van € 11.293,11 aan [eiser] terugbetalen. Ook de ontvangen lastgevingsvergoeding van € 1.000,00 moet [gedaagden] terugbetalen. Verder moet [gedaagden] een bedrag van in totaal € 2.735,53 aan [eiser] betalen, omdat [eiser] (ontbindings)schade heeft geleden door het handelen van [gedaagden]. De rente en kosten zijn toewijsbaar zoals gevorderd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 juli 2024
- de conclusie van antwoord van 11 september 2024
- het tussenvonnis van 25 september 2024
- de mondelinge behandeling van 4 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen die namens [eiser] tijdens de mondelinge behandeling zijn voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 13 december 2021 is [eiser] met [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) overeengekomen dat [bedrijf] verschillende bouwwerkzaamheden aan de woning van [eiser] zou uitvoeren tegen betaling van € 32.000,00. Deze overeenkomst is getekend door [eiser], [betrokkene 1], [gedaagde 2] (hierna: [gedaagde 2]) en ‘[betrokkene 2]’ (hierna: [betrokkene 2]).
2.2.
[bedrijf] is een eenmanszaak op naam van [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]), de echtgenote van [gedaagde 2].
2.3.
Op een bestelbon van Reddy Keukens van 14 januari 2022 staat dat [bedrijf] een keuken heeft besteld voor een bedrag van in totaal € 21.971,58, waarvan € 6.678,47 als aanbetaling te voldoen.
2.4.
Op 18 januari 2022 heeft [eiser] een bedrag van € 22.971,58 overgemaakt op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf].
2.5.
Op 20 januari 2022 is een bedrag van € 6.678,47 overgemaakt van bankrekeningnummer [rekeningnummer] naar het bankrekeningnummer van Reddy Keukens.
2.6.
Op 20 juni 2022 is een bedrag van € 3.000,00 overgemaakt van het bankrekeningnummer [rekeningnummer] naar het bankrekeningnummer van Reddy Keukens, waarbij als omschrijving “(…)
[eiser]” staat vermeld.
2.7.
Volgens haar administratie heeft Reddy Keukens op 9 oktober 2022 nog € 1.000,00 ontvangen als betaling voor de keuken van [eiser].
2.8.
Op 1 juli 2022 is [bedrijf] uitgeschreven uit en [gedaagde 1] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, waarbij [gedaagde 2] en [betrokkene 3] als vennoten staan vermeld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 15.017,11, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiser] en [bedrijf] zijn een aannemingsovereenkomst aangegaan voor bouwwerkzaamheden aan de woning van [eiser]. Daarbij is tevens overeengekomen dat [bedrijf] namens [eiser] met Reddy Keukens een koopaannemingsovereenkomst zal sluiten voor het afnemen en plaatsen van een keuken, die tevens de opdracht omvat om namens [eiser] betalingen te verrichten aan Reddy Keukens (hierna afzonderlijk te noemen: de lastgeving). Deze overeenkomst is door [gedaagden] overgenomen en zij heeft daar gebrekkig uitvoering aan gegeven door een gedeelte van de koopsom voor de keuken niet aan Reddy Keukens door te betalen. [eiser] heeft de overeenkomst tussen partijen op 17 november 2022 gedeeltelijk ontbonden, namelijk voor de nog uit te voeren werkzaamheden met betrekking tot de keuken en voor het nog niet doorbetaalde deel van de koopsom. [gedaagden] moet als gevolg hiervan € 12.293,58 terugbetalen. Dit bedrag bestaat uit het deel van de aanbetaling voor de keuken die [gedaagden] niet aan Reddy Keukens heeft doorbetaald (€ 11.293,58) en de vergoeding voor de lastgeving (€ 1.000). Verder stelt [eiser] als gevolg van de tekortkoming van [gedaagden] schade te hebben geleden, bestaande uit incassokosten van € 653,53 die [eiser] aan Reddy Keukens heeft moeten voldoen en de extra kosten van € 2.070 om de verbouwing van de keuken door een andere aannemer te laten afronden.
3.3.
[gedaagden] voert voor alle weren aan dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering voor zover die zich richt tegen gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2, omdat deze partijen niet betrokken zijn bij de overeenkomst van 13 december 2021 en omdat geen contractsovername heeft plaatsgevonden.
[gedaagden] voert ook inhoudelijk verweer. Zij voert aan dat de lastgevingsovereenkomst is gesloten met [betrokkene 2]. [betrokkene 2] is geen medewerker van [bedrijf]. De keuken is besteld door [betrokkene 2], dus [eiser] had deze vordering tegen [betrokkene 2] in moeten stellen, althans hij had [betrokkene 2] moeten betrekken bij deze procedure. Verder heeft [gedaagden] € 25.753,70 betaald aan Reddy Keukens, zodat zij niet in verzuim heeft kunnen verkeren. De bedragen zijn dan wel te laat aan Reddy Keukens voldaan, maar [eiser] heeft daar geen nadeel van ondervonden omdat in het betaalde bedrag tevens de incassokosten en rente is begrepen die [gedaagden] uit eigen middelen aan Reddy Keukens heeft voldaan. [gedaagden] concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

[eiser] is ontvankelijk in zijn vordering jegens [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
4.1.
De kantonrechter zal allereerst ingaan op het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagden].
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 2] bevestigd dat [betrokkene 3] zijn vrouw is en de gang van zaken als volgt toegelicht. [bedrijf] is een eenmanszaak die op haar naam is opgericht. Na verloop van tijd hadden [gedaagde 2] en [betrokkene 3] de wens om zakelijke partners te worden en is de eenmanszaak uitgeschreven en [gedaagde 1] ingeschreven in het handelsregister met [gedaagde 2] en [betrokkene 3] als vennoten. [gedaagde 2] en [betrokkene 3] werkten echter ook ten tijde van [bedrijf] al samen; in wezen is alleen de naam veranderd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat zowel [betrokkene 2] als [gedaagde 2] bij het maken van de afspraken omtrent de verbouwing en de aanschaf van de keuken fysiek aanwezig waren, en dat is overeengekomen dat hij het geld voor de keuken zou overmaken en dat zij de keuken zouden aanschaffen.
4.3.
Niet uitgesloten is dat op enig moment na het sluiten van de overeenkomst een ander dan een van de oorspronkelijke contractspartijen in plaats van die oorspronkelijke contractspartij dient te worden aangemerkt als contractspartij. De beantwoording van de vraag of op enig moment na het aangaan van de overeenkomst sprake is van een wijziging van een van de contractspartijen als hiervoor bedoeld, hangt af van hetgeen de betrokken partijen daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijze mochten afleiden. [1]
4.4.
Uit de stukken en de omstandigheden zoals uiteengezet door partijen tijdens de mondelinge behandeling volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat [bedrijf] ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst weliswaar als wederpartij van [eiser] moet worden aangemerkt, maar dat nadien sprake is geweest van een wijziging als gevolg waarvan [gedaagde 1] als wederpartij moet worden aangemerkt. De kantonrechter wijst in dit verband op het feit dat [gedaagde 2] en [betrokkene 3] ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst al samen werkten, dat [gedaagde 2] de overeenkomst mede heeft ondertekend, dat [eiser] het offertebedrag van de keuken aan het bankrekeningnummer van [bedrijf] heeft overgemaakt, dat dit bankrekeningnummer is overgenomen door [gedaagde 1] en dat [gedaagde 1] op haar beurt bedragen aan Reddy Keukens heeft voldaan en veelvuldig met [eiser] over de uitvoering van de overeenkomst heeft gecorrespondeerd. Dat niet kan worden vastgesteld of er een akte voor contractsoverneming is opgemaakt [2] is daarbij in de gegeven omstandigheden niet van belang. Dit betekent dat het verweer van [gedaagden] strekkende tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet slaagt.
[gedaagden] moet een bedrag van € 11.293,11 aan [eiser] betalen
4.5.
Niet in geschil is dat [eiser] op 18 januari 2022 een bedrag van € 22.971,58 heeft overgemaakt op het bankrekeningnummer van (voorheen [bedrijf], thans) [gedaagde 1] en dat [gedaagden] dit bedrag heeft ontvangen. Het overgemaakte bedrag bestond uit de offerte van de keuken van € 21.971,58 en de vergoeding voor de lastgeving van € 1.000,00.
4.6.
[gedaagden] voert aan dat (meer dan) de volledige offerte van Reddy Keukens is voldaan. Ter onderbouwing wijst [gedaagden] op verschillende bankafschriften. [eiser] heeft gemotiveerd betwist dat alle bankafschriften zien op de betalingen voor zijn keuken. Bepaalde bankafschriften zien op de afbetaling van de keuken van zijn broer [betrokkene 4], met wie [gedaagden] een aparte overeenkomst had gesloten. In totaal heeft [gedaagden] € 10.678,47 van de offerte aan Reddy Keukens voldaan, zodat een bedrag van € 11.293,11 (€ 21.971,58 - € 10.678,47) ten onrechte onbetaald is gebleven, aldus [eiser]. [gedaagden] heeft het voorgaande niet gemotiveerd weersproken.
4.7.
Bij deze stand van zaken staat vast dat [gedaagden] niet volledig heeft voldaan aan haar verplichtingen om de volledige prijs van de keuken van [eiser] aan Reddy Keukens te voldoen. Het niet betalen van Reddy Keukens is een tekortkoming die ontbinding van de overeenkomst naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigt. [3] Gevolg hiervan is dat beide partijen gehouden zijn tot het verrichten van ongedaanmakingsverbintenissen, wat in dit geval inhoudt dat [gedaagden] (in ieder geval) een bedrag van € 11.293,11 aan [eiser] moet terugbetalen. Het verweer van [gedaagden] dat zij niet in verzuim is komen te verkeren faalt omdat zij niet (tijdig) aan haar verplichtingen uit de overeenkomst en aan haar verplichting tot terugbetaling heeft voldaan.
4.8.
De kantonrechter concludeert dat [gedaagden] in ieder geval € 11.293,11 aan [eiser] moet voldoen. Tot zover is de vordering dus toewijsbaar. De wettelijke rente [4] is toewijsbaar zoals gevorderd.
[gedaagden] moet de lastgevingsvergoeding van € 1.000,00 aan [eiser] terugbetalen
4.9.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagden] betoogt dat zij enkel bij de lastgeving is betrokken, omdat de lastgevingsvergoeding en de offerte van de keuken van Reddy Keukens door [eiser] is overgemaakt op het bankrekeningnummer van (voorheen [bedrijf], thans) [gedaagde 1].
4.10.
Vast staat dat de lastgevingsvergoeding door [eiser] ter uitvoering van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst is overgemaakt op het bankrekeningnummer van (voorheen [bedrijf], thans) [gedaagde 1]. Aangezien deze overeenkomst is ontbonden omdat [gedaagden] in haar verplichtingen is tekortgeschoten, moet [gedaagden] € 1.000,00 aan [eiser] terugbetalen. [gedaagden] zal hiertoe dan ook worden veroordeeld.
[gedaagden] moet de schade van in totaal € 2.723,53 aan [eiser] betalen
4.11.
[eiser] stelt dat hij door de tekortkoming van [gedaagden] schade heeft geleden, omdat Reddy Keukens bij hem incassokosten in rekening heeft gebracht in verband met de betalingsachterstand. [gedaagden] voert aan dat zij de incassokosten van € 653,53 reeds aan Reddy Keukens heeft voldaan. Hiervoor is echter al geconcludeerd dat [gedaagden] niet eens de volledige prijs voor de keuken aan Reddy Keukens heeft betaald. De vordering tot betaling van € 653,53 wordt daarom toegewezen.
4.12.
[eiser] stelt verder dat hij door de ontbinding van de overeenkomst schade heeft geleden, omdat een ander de werkzaamheden in zijn woning heeft moeten afmaken. [gedaagden] heeft het voorgaande niet betwist, zodat dit deel van de vordering ook toewijsbaar is. [gedaagden] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van € 2.070,00 aan [eiser].
4.13.
De wettelijke rente [5] over € 2.723,53 is toewijsbaar zoals gevorderd.
[gedaagden] wordt veroordeeld in de kosten
4.14.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 925,17 toegewezen.
4.15.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.788,97
4.16.
De gevorderde wettelijke rente [6] over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.17.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 15.941,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
- het bedrag van € 12.293,11, met ingang van 1 december 2022,
- het bedrag van € 2.723,53,met ingang van 30 januari 2023,
- het bedrag van € 925,17,met ingang van 26 juli 2024,
telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.788,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034.
2.Als bedoeld in artikel 6:159 lid 1 BW.
3.Als bedoeld in artikel 6:265 BW.
4.Als bedoeld in artikel 6:119 BW.
5.Als bedoeld in artikel 6:119 BW.
6.Als bedoeld in artikel 6:119 BW.