ECLI:NL:RBNHO:2025:5129

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/15/364641 / KG ZA 25-246
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over omgangsregeling tussen vader en kinderen na verdenking van seksueel misbruik

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die beiden ouders zijn van twee minderjarige kinderen. De man, die wordt verdacht van seksueel misbruik van zijn dochter, heeft verzocht om de hervatting van de omgangsregeling die eerder door de rechtbank was vastgesteld. De vrouw heeft verweer gevoerd en benadrukt dat zij bang is voor de invloed van de man op de kinderen, vooral op de oudste dochter, die mogelijk nogmaals zal worden gehoord in een studioverhoor. De rechtbank heeft vastgesteld dat het belang van de kinderen voorop staat en dat zij recht hebben op contact met beide ouders. De voorzieningenrechter heeft besloten dat er ten minste twee keer per week video-belmomenten moeten plaatsvinden tussen de man en de kinderen, met toezicht van Veilig Thuis. Fysiek contact kan op korte termijn hervat worden, mits dit onder toezicht gebeurt. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/364641 / KG ZA 25-246
Vonnis in kort geding van 13 mei 2025
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats 1],
eiser,
advocaat mr. P.J. van de Pol te Haarlem,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats 2], gemeente [gemeente],
gedaagde,
advocaat mr. P. Wieringa te Zaandam, gemeente Zaanstad.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 7
  • de producties 1 tot en met 7 van de vrouw
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de man
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 6 mei 2025 zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Van de Pol voornoemd en de vrouw, bijgestaan door mr. Wieringa voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad die op 27 mei 2024 is geëindigd.
2.2.
Uit de relatie tussen partijen zijn twee, thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [plaats 3]
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2023 te [plaats 4].
De man heeft de kinderen erkend. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
2.3.
De rechtbank heeft op 10 februari 2025 een gedetailleerde zorgregeling vastgesteld, waarbij onder meer is bepaald dat de kinderen in de oneven weken van vrijdag 8.00 uur tot zondag 18.30 uur bij de man verblijven. Verder is een verdeling bepaald voor de feestdagen en vakanties.
2.4.
Na omgang op 14 maart 2025 heeft de vrouw de kinderen opgehaald. In de auto begon [minderjarige 1] te vertellen dat ‘papa aan haar uier gelikt heeft’. De vrouw heeft [minderjarige 1] verder laten vertellen en haar vragen gesteld en dit opgenomen op haar telefoon.
Zij heeft diezelfde dag aangifte gedaan bij de politie.
2.5.
De man is op 21 maart 2025 aangehouden op grond van verdenking van seksueel
misbruik van zijn dochter [minderjarige 1]. Op 24 maart 2025 is de voorlopige hechtenis van de man geschorst onder voorwaarden. Deze voorwaarden houden onder meer het volgende in:
7. De verdachte zal zich binnen drie dagen na heden melden bij Reclassering te
Haarlem (…) tussen 9:00 en 13:00 uur, En zich telkens weer melden, zo vaak en zolang deze reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht.
8. Verdachte dient mee te werken aan een referentenonderzoek door de reclassering.
9. Verdachte dient zich te laten behandelen door Forensische Polikliniek De Waag, of
een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling dient
zich naast emotie regulatie ook te richten op eventuele zedenproblematiek. Deze
behandeling dient te werden voortgezet zolang de Reclassering dit nodig vindt.
10. Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze direct contact met zijn minderjarige
dochters, [minderjarige 1] (…) en [minderjarige 2] (…), zonder aanwezigheid van ven andere volwassene. Indien de Reclassering het geïndiceerd acht dat Veilig Thuis hier toezicht op houdt, dient verdachte hieraan zijn medewerking te verlenen, één en ander zolang de Reclassering of Veilig Thuis dit nodig achten.
2.6.
De advocaat die de man in de strafzaak bijstaat heeft de rechter-commissaris verzocht de voorwaarde sub 10 aan te passen in die zin dat daarin wordt opgenomen:
Leidend hierbij is de beschikking van 10 februari 2025 waarin is vastgelegd dat voornoemde minderjarigen bij hun vader verblijven in de oneven weken van vrijdag 08.00 uur tot zondag 18.30 uur, waarbij de vader de kinderen op vrijdag bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen op zondag weer ophaalt.
De rechter-commissaris heeft dit verzoek afgewezen.
De beslissing van 8 april 2025 van de rechter-commissaris houdt onder meer het volgende in:
De officier van justitie heeft desgevraagd laten weten dat er van de zijde van het Openbaar
Ministerie geen bezwaar bestaat tegen de verzochte wijziging onder de voorwaarde dat
verdachte ook in het kader van de omgangsregeling te allen tijde vergezeld zal zijn van een
andere volwassene, en niet alleen zal zijn met zijn kinderen.
De rechter-commissaris heeft evenals de officier van justitie geen bezwaar tegen het
voortzetten van de omgangsregeling zolang verdachte niet met zijn kinderen alleen is.
Voor het wijzigen van de voorwaarden zoals door de verdediging voorgesteld, is echter geen grond. De voorgestelde toevoeging betreft immers geen voorwaarde. Bovendien is de
genoemde beschikking niet leidend geweest voor de door de rechter-commissaris
vastgestelde voorwaarden. Leidend is geweest dat verdachte niet meer met zijn kinderen
alleen mag zijn en dat de reclassering en Veilig Thuis hierop toezicht kunnen houden op een
door de reclassering te bepalen wijze, zolang de reclassering dit nodig acht.
2.7.
De man heeft diverse voorstellen gedaan om de omgang toch door te kunnen laten gaan en aan Veilig Thuis bericht dat de kinderen te allen tijde bij zijn ouders zullen verblijven tot zijn onschuld is bewezen.
2.8.
De vrouw heeft laten weten eerst het politieonderzoek en de uitkomst daarvan af te willen wachten voordat er gesproken kan worden over hulpverlening en omgang.
2.9.
De man heeft inmiddels vijf weken geen enkel contact gehad met de kinderen.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de vrouw veroordeelt tot nakoming van de beschikking van 10 februari 2025 waar het gaat om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de verdeling van de vakanties en feestdagen, waarbij de kinderen altijd in aanwezigheid van
de ouder van de man of een andere derde die door hulpverlening wordt goedgekeurd, omgang zullen hebben. Subsidiair vordert de man dat de voorzieningenrechter een verdeling van de zorgregeling bepaalt die recht doet aan en in het belang is van de kinderen. Meer subsidiair vorder hij dat wordt bepaald dat een videobelmoment zal plaatsvinden van om de dag omdat dit in het belang is voor de hechting van beide meisjes.
3.2.
De man betwist de beschuldiging van seksueel misbruik en benadrukt dat hij zijn dochters nooit kwaad zal doen. Hij stelt dat de zorgregeling – tot zijn onschuld is bewezen – zal worden uitgevoerd in aanwezigheid van zijn moeder. Verder stelt hij dat hij spoedeisendheid belang heeft bij zijn vordering omdat de vrouw eerst de uitkomst van het politieonderzoek en de uitkomst van de strafzaak wil afwachten, terwijl compleet onbekend is wanneer het politieonderzoek afgerond zal zijn of wanneer de uitkomst van de zaak bekend zal zijn. De man voert aan dat hij de kinderen nu al vanaf 21 maart 2025 niet meer heeft gezien en dat nog langer wachten en het contact tussen de man en de kinderen tegenhouden niet in het belang is van de kinderen, gelet op hun jonge leeftijd.
3.3.
De vrouw voert verweer. Zij benadrukt dat er een concrete verdenking bestaat tegen de man. Verder voert ze aan dat zij bang is dat [minderjarige 1] tijdens omgang door de man wordt beïnvloed of geïnstrueerd, terwijl [minderjarige 1] mogelijk nog een keer zal worden opgeroepen voor een studioverhoor. Verder voert zij aan dat zij bang is dat [minderjarige 1] beschadigd raakt als zij nu ineens weer met de man wordt geconfronteerd. Ook tegen videobellen heeft zij om die reden bezwaar, in ieder geval zonder professionele begeleiding door bijvoorbeeld Veilig Thuis. Zij wijst er op dat zij volgens de man de kinderen voorafgaande aan zo’n videogesprek instrueert, maar dat dit niet klopt, en dat zij om die reden niet zelf de begeleiding kan doen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het uitgangspunt is dat kinderen recht hebben op en belang hebben bij regelmatig contact met beide ouders, ook als ouders niet langer samen wonen. Dat belang doet zich zeker voor als het, zoals in deze zaak, gaat om heel jonge kinderen van 2 en 4 jaar oud. Op die leeftijd is regelmatig contact met de niet verzorgende ouder van belang voor hun ontwikkeling en om hechtingsproblematiek te voorkomen.
4.2.
Op 10 februari 2025 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld. Aan die regeling is uitvoering gegeven tot en met 14 maart 2025. Vanaf dat moment is er geen enkel contact meer geweest tussen de man en de kinderen, nadat de vrouw op die datum aangifte heeft gedaan tegen de man ter zake van seksueel misbruik naar aanleiding van iets wat [minderjarige 1] haar vertelde en waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de man [minderjarige 1] heeft misbruikt. De man ontkent met klem dat hij zich aan dit misbruik schuldig heeft gemaakt. Het politieonderzoek loopt nog. De man is aangehouden door de politie maar zijn voorlopige hechtenis is op 24 maart 2025 (onder voorwaarden) geschorst door de rechter-commissaris.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat seksueel misbruik, als dit zich heeft voorgedaan, een zeer kwalijke zaak is. Zeker als dit zich voordoet in een ouder-kind relatie.
In deze zaak mag echter niet uit het oog verloren worden dat het hier nog gaat om een
verdenkingtegen de man en nog niet bewezen verklaard is dat het feit zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. Het politieonderzoek kan nog enige tijd duren en als het dan al komt tot een strafzaak waarin de officier van justitie tot strafvervolging overgaat, zal het nog zeker een aantal maanden duren voordat de uitkomst van die zaak duidelijk zal zijn. Verder moet er rekening mee worden gehouden dat de aangifte is gebaseerd op uitlatingen van [minderjarige 1] die betrekking hebben op één incident en dat van andere aanwijzingen dan deze verklaring niet is gebleken. De kans dat het niet tot een vaststelling van het misbruik kan komen is dus aanzienlijk.
4.4.
De vrouw is van mening dat er in ieder geval geen omgang tussen de man en de kinderen kan plaatsvinden voordat het politieonderzoek helemaal is afgerond, omdat zij bang is dat contact van [minderjarige 1] met de man niet haar belang is op dit moment en dat de man [minderjarige 1] dusdanig zal beïnvloeden dat zij haar verhaal verandert of zegt dat het niet waar is. Die vrees voor beïnvloeding van [minderjarige 1] maakt ook dat de vrouw momenteel niet openstaat voor het laten plaatsvinden van video-belmomenten behalve als die plaatsvinden onder begeleiding van bijvoorbeeld Veilig Thuis. Daarbij heeft zij verklaard dat begeleiding door haarzelf geen optie is omdat de man haar dan beschuldigt van beïnvloeding van de kinderen.
4.5.
Uit de beschikking van de rechter-commissaris waarbij de voorlopige hechtenis van de man is geschorst (hiervoor in randnummer 2.4) volgt dat is bepaald dat omgang kan plaatsvinden, mits de man niet alleen is met de kinderen. Verder is bepaald dat de Reclassering en Veilig Thuis invulling aan die omgang moeten geven, door te bepalen in welke vorm die kan plaatsvinden, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. In verband hiermee zal er op 14 mei 2025 een gezinsgesprek plaatsvinden waarbij behalve partijen vertegenwoordigers van de Reclassering en Veilig Thuis aanwezig zullen zijn.
4.6.
De voorzieningenrechter acht het in het belang van beide kinderen dat het contact met hun vader niet geheel verbroken wordt, en al helemaal niet voor langere tijd. Bij kinderen van deze leeftijd is continuïteit en frequentie van de omgang belangrijk en kan een onderbreking van een paar maanden het hechtingsproces al nadelig beïnvloeden. Om dat te voorkomen moeten er tenminste tweemaal per week video-belmomenten worden georganiseerd tussen de man en de kinderen. Om aan de vrees van de vrouw van beïnvloeding van [minderjarige 1] door de man tijdens zo’n gesprek tegemoet te komen zou het goed zijn als Veilig Thuis de eerste momenten zo mogelijk monitort.
Aan de man wordt met klem aangeraden zijn emoties tijdens die gesprekken in bedwang te houden en de kinderen niet te belasten met zijn gevoelens van verdriet en frustratie over de bestaande situatie. De gesprekken moeten door de kinderen vooral als leuk ervaren worden, dus gesprekken waarin de kinderen kunnen vertellen aan hun vader wat ze gedaan hebben die dag of wat ze de volgende dag gaan doen. De man moet zich op die gesprekken voorbereiden, onder meer door te zorgen dat hij (lichte) gespreksonderwerpen bij de hand heeft en van tevoren bedenkt hoe hij het gesprek gaande wil houden.
4.7.
Hier ligt ook voor de vrouw een taak. Zij zal zich positief moeten opstellen tegenover de gesprekken en de kinderen het gevoel moeten geven dat zij het belangrijk vindt dat zij contact met hun vader hebben. De voorzieningenrechter realiseert zich dat dit in de huidige omstandigheden niet eenvoudig is, maar dat is ten dele het gevolg van het feit dat de vrouw blijkens haar als productie 2 overgelegde verklaring een volkomen zwart beeld van de man heeft gevormd en weigert rekening te houden met de mogelijkheid dat het relaas van [minderjarige 1] niet is terug te voeren tot grensoverschrijdende handelingen van de man.
Uit die verklaring blijkt overigens ook dat de kinderen zelf wat betreft de gebeurtenissen waarop de verdenking betrekking heeft “denken dat er niets geks is gebeurd”. Het komt de voorzieningenrechter voor dat het in ieders belang is om die beleving tijdens de loop van het onderzoek zoveel mogelijk in stand te houden. Daarbij moet worden bedacht dat er een moment komt waarop de strafzaak is afgelopen, met een veroordeling, een vrijspraak of, wat ook nog denkbaar is, een sepotbeslissing. In alle drie gevallen moeten de betrokkenen met elkaar verder, waarbij de ‘heling’ uiteraard verschilt, maar in alle drie de gevallen wel geldt dat het proces beter zal verlopen als de kinderen in de tussentijd niet méér met de problematiek worden belast dan (b.v. in verband met wat er het strafrechtelijk traject gebeurt) onvermijdelijk is.
4.8.
Daarbij doet de vrouw er goed aan om open te staan voor gesprekken met de Reclassering en Veilig Thuis over de vorm die de fysieke omgang tussen de man en de kinderen kan krijgen, waarbij de voorwaarden die de rechter-commissaris aan de schorsing van de voorlopige hechtenis van de man heeft verbonden impliceren dat fysiek contact met de kinderen toelaatbaar is indien en zolang de man niet alleen met hen is en dat bij de vormgeving daarvan de opvattingen van de Reclassering en (vooral) die van Veilig Thuis leidend zijn.
4.9.
Dat zou kunnen betekenen dat vooralsnog moet worden gekozen door begeleiding door een onafhankelijke derde.
De man wordt voorgehouden dat hij er belang bij heeft dat de omgang wordt vormgegeven op een wijze die door de vrouw veilig wordt geacht. Hij moet inzien dat voortzetting van de omgangsregeling die deze rechtbank op10 februari 2025 heeft opgelegd op dit moment niet haalbaar is. Het zal beginnen met beeldbellen, daarna hervatting van de fysieke omgang, frequent, maar op dagdelen en van daaruit naar een geleidelijke verdere uitbouw.
4.10.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de hierna te vermelden ordemaatregel. Omdat het geschil voortkomt uit de affectieve relatie die tussen partijen heeft bestaan zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt bij wijze van ordemaatregel dat partijen in overleg met de Reclassering en Veilig Thuis op korte termijn moeten komen tot een voorlopige omgangsregeling tussen de man en de kinderen, onder meer inhoudende dat er zo spoedig mogelijk tenminste twee keer per week een video-belmoment tussen de man en de kinderen kan plaatsvinden, waarna op korte termijn (binnen een maand na heden) enige vorm van hervatting van fysiek contact met de kinderen plaatsvindt, dit onder een vorm van toezicht die door de Reclassering en Veilig Thuis voldoende veilig wordt geacht en waarin door de toezichthouder ten behoeve van beide ouders een beknopte rapportage wordt bijgehouden van het verloop van dat contact, welke rapportage wordt ingebracht in voorgangsgesprekken die Veilig Thuis naar verwachting op gezette tijden zal beleggen, teneinde de mogelijkheid van uitbreiding bespreekbaar te maken,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 13 mei 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 1155