ECLI:NL:RBNHO:2025:5121

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/15/363504 / JU RK 25-422
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing met dwangsom in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 mei 2025 een beschikking gegeven in een jeugdzorgzaak. De zaak betreft de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die is gegeven door de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers (GI) te Amsterdam. De vader van de minderjarige kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], heeft geen medewerking verleend aan de ondertoezichtstelling en de eerder gegeven aanwijzingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader het nut en de noodzaak van meewerken aan de hulpverlening niet inziet, wat leidt tot de conclusie dat de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om zicht te krijgen op de zorg- en opvoedsituatie van de kinderen.

De kinderrechter heeft de GI in haar verzoek om bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing gevolgd, omdat de vader herhaaldelijk geen medewerking heeft verleend aan de GI en de kinderen niet in contact heeft gebracht met de jeugdbeschermers. De kinderrechter heeft ook een dwangsom opgelegd van € 50,00 per week voor iedere week dat de vader de schriftelijke aanwijzing niet opvolgt, met een maximum van € 5.000,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen voorop staan en dat het noodzakelijk is om de vader te dwingen tot medewerking aan de hulpverlening. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarigen, die klem zitten tussen de ouders en onvoldoende ondersteuning ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/363504 / JU RK 25-422
Datum uitspraak: 9 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermerste Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 maart 2025, mee in de beoordeling.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn door de kinderrechter in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken, maar hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 augustus 2023 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 15 augustus 2024. Die beslissing is bekrachtigd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 maart 2024. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd tot 15 augustus 2025. Ook die beslissing is bekrachtigd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 april 2025.
2.4.
De GI heeft op 10 januari 2025 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
“1. U voor 24 januari 2025 per mail een voorstel heeft gedaan voor een afspraak tussen de kinderen en de gezinsvoogd. De gezinsvoogd wil de kinderen apart van elkaar spreken op een onafhankelijke plek, zonder een ouder. Locatie kan in overleg met de kinderen.
2. U voor 24 januari 2025 per mail een voorstel heeft gedaan voor een startgesprek tussen u en de gezinsvoogden op kantoor [plaats] en de GI aansluitend een gezamenlijk huisbezoek kan plannen.”

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing. Ook wordt verzocht de vader een dwangsom op te leggen van € 50,00 voor iedere dag, tot een maximum van € 20.000,-, dat hij nalaat de beschikking van de rechtbank na te leven en zijn verplichtingen voortvloeiend uit de bekrachtigde schriftelijke aanwijzing van de GI niet nakomt. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Op 15 augustus 2023 is de ondertoezichtstelling uitgesproken. De vader verleent op geen enkele manier medewerking aan de GI waardoor geen uitvoering kan worden gegeven aan de ondertoezichtstelling en contact met en het zicht op de kinderen ontbreekt. De vader laat de kinderen op geen enkele manier in contact komen met de GI. Op 28 november 2024 heeft de kinderrechter een eerder aan de vader gegeven schriftelijke aanwijzing bekrachtigd. In de periode na de zitting heeft de vader echter op geen enkele manier gereageerd richting de GI of zijn medewerking verleend aan de bekrachtigde schriftelijke aanwijzing. Op 10 januari 2025 heeft de GI nogmaals een schriftelijke aanwijzing aan de vader gegeven, waar de vader ook geen enkele reactie op heeft gegeven. Gelet hierop verzoekt de GI de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en een dwangmiddel op te leggen vanwege het niet opvolgen van de (bekrachtigde) aanwijzing.
3.3.
De GI heeft hier ter zitting aan toegevoegd dat dit de laatste optie is omdat zij de ondertoezichtstelling op deze manier niet uit kunnen voeren. De vader heeft vanaf het uitspreken van de ondertoezichtstelling genoeg kansen gehad om de kinderen in de gelegenheid te stellen met de jeugdbeschermers in gesprek te gaan. De vader gaat echter tegen iedere beschikking in hoger beroep en kiest er dan ook voor om deze situatie in stand houden. Gelet daarop blijft de GI bij haar verzoek om het maximum bedrag van de dwangsom op € 20.000,- vast te stellen, ondanks de mededeling van de vader dat hij een uitkering heeft. De GI verzoekt de schriftelijke aanwijzing zo te lezen dat de vader met twee voorstellen komt om afspraken in te plannen, daar een termijn aan te koppelen met oplegging van een dwangsom voor iedere termijn die niet wordt nagekomen.

4.De standpunten

De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij de bekrachtigde schriftelijke aanwijzing van 5 juni 2024 niet heeft opgevolgd omdat hij geen hulp nodig heeft; hij is in staat de kinderen goed op te voeden. Hij is van mening dat het thuis goed gaat, de kinderen hebben eindelijk rust. De vader heeft geen behoefte aan een gesprek tussen de kinderen en de jeugdbeschermers en de kinderen willen zelf ook geen contact met de GI. De vader heeft aangegeven dat hij de dwangsom zal betalen als deze wordt opgelegd, al heeft hij een uitkering en moet hij rondkomen van € 70,- in de week.

5.De beoordeling

toetsingskader
5.1.
De GI kan op grond van artikel 1:263, eerste lid Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)
ter uitvoering van haar taak een ouder een schriftelijke aanwijzing geven voor de verzorging en opvoeding van (een) kind(eren). De GI kan dit doen als de met het gezag belaste ouder niet instemt met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling of als dit noodzakelijk is om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van het kind weg te nemen. De met het gezag belaste ouder moet een schriftelijke aanwijzing opvolgen. Ingevolge het derde lid van dit artikel kan de
kinderrechter op verzoek van de GI een schriftelijke aanwijzing bekrachtigen. Dat betekent
dat de GI aan de kinderrechter vraagt om te beoordelen of de schriftelijke aanwijzing terecht is gegeven. Tegelijkertijd kan een door de wet toegelaten dwangmiddel worden verzocht bij de niet nakoming van deze aanwijzing, tenzij het belang van het kind zich tegen oplegging daarvan verzet.
5.2.
Een schriftelijke aanwijzing kan worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). De kinderrechter dient daarom, alvorens tot bekrachtiging kan worden overgegaan, aan de hand van de door de belanghebbenden aangevoerde stellingen, te beoordelen of de schriftelijke aanwijzing van de GI in overeenstemming is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij de beoordeling van de noodzaak een schriftelijke aanwijzing te geven komt de GI een zekere beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat de kinderrechter, gegeven de taak van de GI, beoordeelt of de GI in redelijkheid tot de schriftelijke aanwijzing heeft kunnen komen en of de schriftelijke aanwijzing in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] kan worden geacht. Dit is een beoordeling ex nunc (vanuit de actuele situatie), waarbij de kinderrechter rekening kan houden met gewijzigde omstandigheden.
Beoordeling
5.3.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] worden belast met volwassenproblematiek en klem zitten tussen de ouders. Zij zien hun moeder al lange tijd niet of nauwelijks. De ondertoezichtstelling is destijds uitgesproken om (onder andere) stapsgewijs en zorgvuldig toe te werken naar contactherstel met de moeder. De vader heeft echter geen medewerking verleend aan de ondertoezichtstelling en ook niet aan de eerder door de GI gegeven en door de kinderrechter bekrachtigde schriftelijke aanwijzing. De GI dient in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling, welke beslissing tweemaal door het gerechtshof Amsterdam is bekrachtigd, zicht te krijgen op de zorg- en opvoedsituatie bij de vader thuis en op de beleving van de kinderen. Dat is tot op heden niet gelukt, ondanks de inspanningen van de GI daartoe. Ook na het geven van de nieuwe schriftelijke aanwijzing van 10 januari 2025 is geen reactie van de vader vernomen.
5.4.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing van 10 januari 2025 zorgvuldig is voorbereid, voldoende is gemotiveerd en dat er voldoende grond is tot oplegging daarvan. De vader heeft wederom geen medewerking verleend aan de schriftelijke aanwijzing van de GI en tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de vader dat ook niet van plan is. De kinderrechter maakt zich nog steeds ernstig zorgen over de veiligheid en de ontwikkeling van kinderen. Bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing is noodzakelijk om zicht te krijgen op de leefsituatie van de kinderen bij de vader thuis. De kinderrechter zal het verzoek dan ook toewijzen en de schriftelijke aanwijzing van 10 januari 2025 bekrachtigen.
5.5.
Vast staat dat de vader geen inzicht heeft gegeven in de opvoedsituatie van de kinderen en niet heeft meegewerkt aan de hulpverlening. Daarnaast is het de kinderrechter niet duidelijk in hoeverre de kinderen in staat worden gesteld om zich een beeld te vormen van hun moeder en hun eigen gedachten en gevoelens daarover te bespreken. Nu ter zitting is gebleken dat de vader het nut en de noodzaak van meewerken niet in ziet, valt niet te verwachten dat de enkele bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing ervoor zal zorgen dat de vader zich zal houden aan de in deze aanwijzing vervatte verplichtingen, te weten:
1. binnen veertien dagen per mail een voorstel doen voor een afspraak tussen de kinderen en de gezinsvoogd. De gezinsvoogd wil de kinderen apart van elkaar spreken op een onafhankelijke plek, zonder een ouder. Locatie kan in overleg met de kinderen.
2. binnen veertien dagen per mail een voorstel doen voor een startgesprek tussen de vader en de gezinsvoogden op kantoor Haarlem en de GI aansluitend een gezamenlijk huisbezoek kan plannen.
Er zal dan ook moeten worden geprobeerd om de vader door middel van bepaling van een dwangsom op grond van artikel 611a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de schriftelijke aanwijzing na te laten komen. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte dwangsom bij niet nakoming van de schriftelijke aanwijzing kan worden toegewezen, zulks met ingang vanaf de vijftiende dag na de datum van deze beschikking, voor iedere week dat de vader schriftelijke aanwijzing niet opvolgt zoals hierboven weergegeven onder 1. en/of 2. Gelet op de mededeling van de vader dat hij een uitkering ontvangt, ziet de kinderrechter aanleiding om te bepalen dat een maximum bedrag van € 5.000,- zal gelden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 10 januari 2025;
6.2.
legt op aan de vader een dwangsom van € 50,00 (vijftig euro) voor iedere week dat hij de schriftelijke aanwijzing niet nakomt tot een maximum van € 5.000,00 (vijfduizend euro) is bereikt;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Voskens, kinderrechter, in tegenwoordigheid van als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2025.