ECLI:NL:RBNHO:2025:502

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
347928 HA ZA 24-030
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen op sociale media door gedaagde, toewijzing van verbod en schadevergoeding aan eisers

In een civiele procedure heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in een zaak tussen de Stichting Linh Son Tempel en gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1]. In een eerder vonnis van 4 september 2024 was de Stichting c.s. in de gelegenheid gesteld om vertalingen van uitlatingen van [gedaagde sub 1] in te brengen. De rechtbank oordeelde dat de Stichting c.s. voldoende bewijs had geleverd dat [gedaagde sub 1] onrechtmatige uitlatingen had gedaan op sociale media. De rechtbank heeft de gevorderde verboden en rectificatie toegewezen, met een dwangsom voor elke overtreding. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan [eiser sub 2] en [eiser sub 3] voor immateriële schade, respectievelijk € 5.000 en € 2.000. De rechtbank heeft ook de kosten van vertalingen toegewezen aan de Stichting c.s. en de proceskosten van de gedaagde partij. De rechtbank heeft de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] afgewezen, waardoor de Stichting c.s. in het ongelijk is gesteld ten aanzien van hen. De uitspraak benadrukt de balans tussen het recht op vrije meningsuiting en de bescherming van de eer en goede naam van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/ / HA ZA 24-30
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING LINH SON TEMPEL,
gevestigd in Heerhugowaard,
2.
[eiser sub 2],
wonende in [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende in [woonplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. M.A. Mak,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
allen wonende in [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. E. Doornbos.
Eisers zullen hierna afzonderlijk de Stichting, [eiser sub 2] en [eiser sub 3] en gezamenlijk de Stichting c.s. worden genoemd. Gedaagden zullen hierna [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] en gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden.
De zaak in het kort
In eerder (tussen)vonnis van 4 september 2024 is de Stichting c.s. in de gelegenheid gesteld een vertaling door een beëindigd vertaler van de door [gedaagde sub 1] gedane uitlatingen in het geding te brengen. Op grond van de overgelegde vertalingen is de rechtbank van oordeel dat de Stichting c.s. voldoende concreet heeft onderbouwd dat [gedaagde sub 1] onrechtmatige uitlatingen heeft gepubliceerd op haar sociale media. De gevorderde verboden jegens [gedaagde sub 1] en de gevorderde rectificatie worden toegewezen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De gevorderde schadevergoedingen worden deels toegewezen.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 4 september 2024 (hierna: het tussenvonnis),
  • de akte na tussenvonnis van de zijde van de Stichting c.s., tevens voorwaardelijke vermeerdering van eis, met producties,
  • het bij B4-formulier gedane uitstelverzoek (voor het nemen van een antwoordakte) van
mr. Doornbos,
  • het bij B11-formulier van mr. Mak gedane bezwaar tegen dit uitstelverzoek,
  • de rolbeslissing van 13 november 2024, waarbij het uitstelverzoek van [gedaagden] is afgewezen,
  • de antwoordakte van de zijde van [gedaagden] ,
  • het bij B7-formulier gedane verzoek van mr. Doornbos, waarin hij verzoekt om een nadere mondelinge behandeling,
  • het bij B16-formulier van mr. Mak gedane bezwaar tegen dit verzoek waarin zij de rechtbank tevens verzoekt vonnis te wijzen,
  • de rolbeslissing van 27 november 2024, waarbij de rechtbank het verzoek om een nadere mondelinge behandeling heeft afgewezen.
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat de Stichting c.s. onvoldoende concreet heeft onderbouwd dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] onrechtmatige uitlatingen hebben gepubliceerd dan wel dat [gedaagde sub 3] de aanstichter zou zijn van het doen van onrechtmatige openbare mededelingen. Ten aanzien van de vorderingen tegen [gedaagde sub 1] heeft de rechtbank vastgesteld dat een vertaling door een beëdigd vertaler van de door [gedaagde sub 1] gedane uitlatingen ontbreekt en heeft zij de Stichting c.s. in de gelegenheid gesteld om een dergelijke vertaling alsnog in het geding te brengen. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat [gedaagde sub 1] op die beëdigde vertaling bij antwoordakte kan reageren. Verwezen wordt naar de rechtsoverwegingen onder 4.16. en 4.17. in het tussenvonnis.
2.2.
Deze aktewisseling heeft inmiddels plaatsgevonden. De Stichting c.s. heeft in haar akte vertalingen van de gestelde lasterlijke uitlatingen als weergegeven in de dagvaarding en van de uitlatingen na het provisionele vonnis overgelegd en gesteld dat – gelet op de omvang daarvan – het onmogelijk was om alle uitlatingen in hun geheel te laten vertalen en dat daarom alleen de lasterlijke gedeelten zijn vertaald. Volgens de Stichting c.s. blijkt uit de vertalingen de juistheid van het gestelde in de dagvaarding en de producties. De Stichting c.s. verwijst in haar akte uitdrukkelijk naar de notitie van vertaler T.B.H. Vu (hierna: Vu) over het gebruik van bepaalde woorden in de Vietnamese taal die als respectloos en beledigend worden ervaren. De Stichting c.s. gaat er ten slotte vanuit dat de kosten voor de vertalingen tot de proceskosten behoren, maar voor zover dat niet zo is, verzoekt zij [gedaagde sub 1] tevens te veroordelen in deze kosten.
2.3.
[gedaagde sub 1] handhaaft, blijkens haar antwoordakte, haar eerdere verweren. Aanvullend verweert zij zich met de stelling dat niet is komen vast te staan dat hetgeen is vertaald ook datgene is wat door [gedaagde sub 1] gezegd wordt in de filmpjes waar de links naar verwijzen. Immers, naar aanleiding van de overgelegde vertalingen heeft [gedaagde sub 1] contact opgenomen met het vertaalbureau dat door de Stichting c.s. is ingeschakeld. [gedaagde sub 1] is in dat contact te kennen gegeven dat de Stichting c.s. simpelweg eigen uitgeschreven teksten ter beschikking heeft gesteld. Wat zij dus niet gedaan heeft, is het doorgeven van de internet-links die de basis vormen voor de vorderingen van De Stichting c.s. De vertaler heeft dus niet kunnen controleren of hetgeen door haar is vertaald ook datgene is wat door [gedaagde sub 1] gezegd wordt in de filmpjes waar de links naar verwijzen. Bovendien geldt dat niet de gehele context is meegenomen. Volgens [gedaagde sub 1] moeten de vertalingen dan ook terzijde worden geschoven. Enkel wanneer de volledige fragmenten door een beëdigd vertaler worden beoordeeld, kan een goed beeld worden geschetst van datgene wat [gedaagde sub 1] naar voren heeft gebracht. De enige juiste manier is dan ook het alsnog inschakelen van een gerechtelijke vertaler door de rechtbank. [gedaagde sub 1] wenst nadrukkelijk erop te wijzen dat zij zelf al de nodige vertalingen heeft overgelegd en dat zij een en ander van de nodige nuancering heeft voorzien. Het selectief aanleveren van fragmenten is volgens [gedaagde sub 1] niet de manier waarop een eerlijk proces gevoerd hoort te worden. In aanvulling daarop wenst [gedaagde sub 1] naar voren te brengen dat het handelen van de Stichting c.s. in strijd is met de boeddhistische levensstijl en dat zij dit op een open en eerlijke manier aan de kaak wil stellen. Zij heeft niet het doel om tot belediging over te gaan. Tot slot handhaaft [gedaagde sub 1] haar stelling dat de vermeende schade op geen enkele wijze is onderbouwd.
Gedane uitlatingen zijn onrechtmatig
2.4.
Met inachtneming van de in het tussenvonnis onder 4.1. t/m 4.4. weergegeven maatstaf concludeert de rechtbank dat er sprake is van onrechtmatige uitlatingen door [gedaagde sub 1] . Het recht van de Stichting c.s. op bescherming van eer, goede naam en reputatie weegt, gelet op de aard, inhoud en frequentie van die uitlatingen, zwaarder dan het recht van [gedaagde sub 1] op vrije meningsuiting. De vorderingen in het tussenvonnis genoemd onder 3.1. onder i tot en met iii zullen daarom worden toegewezen. Wat betreft de gevorderde rectificatie (vordering iii) merkt de rechtbank op dat het haar om praktische/technische redenen niet mogelijk is om de vonnisdatum in de Vietnamese tekst te verwerken. Aan de toe te wijzen bevelen zal de rechtbank een te maximeren dwangsom verbinden. De rechtbank zal hierna ingaan op de gronden voor deze beslissingen.
2.5.
Bij de beoordeling gaat de rechtbank er vanuit dat de door de Stichting c.s. gepresenteerde vertaling betrekking heeft op uitlatingen van [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] heeft immers onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom dat uitgangspunt onjuist zou zijn. De beëdigde vertaler verklaart bovendien uitdrukkelijk de vertaling overeenkomstig de brontekst naar het Nederlands te hebben vertaald. Ook heeft deze vertaling eenzelfde strekking als de eerder door partijen in het geding gebrachte vertalingen.
2.6.
Los van het feit dat mogelijk niet alle uitlatingen van de nodige context zijn voorzien geldt dat uit de beëdigde vertaling blijkt van ernstige beschuldigingen (diefstal en seksueel misbruik) die geen enkele steun vinden in de feiten. Zowel [eiser sub 2] als [eiser sub 3] zijn herhaaldelijk zonder deugdelijke grondslag hiervan beschuldigd.
2.7.
De uitlatingen van [gedaagde sub 1] zijn niet alleen kritisch en onvriendelijk, maar overschrijden wat de rechtbank betreft ruimschoots de grens van het toelaatbare. Zo acht de rechtbank teksten als (onder veel meer):
“Dat jullie (…) na enkele weten zodanig vernederd zijn dat jullie je gezichten niet meer durven laten zien…”, “Stapje voor stapje kruipen er maden in deze rotte bedorven klootzakken”, “Jij (…) bent inhalig, jij (…) bent boos, jij (…) bent dom, zodanig dat jouw werkelijke gezicht na 30 jaar leven als monnik, in een korte tijd doorzien wordt”. “Jouw bloed, het bloed van een criminele bende, is naar boven gekomen,”, “Enkel om te winnen stinken de woorden uit jouw mond nog erger dan stront van de hond”, “(…) jouw hart klopt vandaag misschien heel hard. Waarom wordt er vandaag niet op de drum en het blaasinstrument gespeeld om jou (mày) naar de hoofdzaal van de pagode te begeleiden??? Vind jij (mày) jouw losbandige seksfoto’s mooi”,onnodig grievend en (dus) evident onrechtmatig zodat een verbod op deze en soortgelijke uitlatingen op zijn plaats is. Alle posts zijn daarbij rijkelijk voorzien van brakende en anderszins grievende emoticons. Verder staat als onweersproken vast dat onder leiding van [gedaagde sub 1] op 27 augustus 2023 een manifestatie is gehouden waarbij spandoeken zijn getoond met daarop foto’s van [eiser sub 2] met daarbij onder meer de teksten
“A horny monk”, “A stammer, a robber, a thief”en
“Jij verneukt letterlijk, figuurlijk het geloof en cultuur”.Gelet op de veelheid aan onrechtmatige uitlatingen van [gedaagde sub 1] (waarvan hiervoor slechts een zeer beperkt deel is geciteerd) gaat haar verweer over het selectief aanleveren van fragmenten niet op.
2.8.
De rechtbank weegt sterk mee dat de uitlatingen van [gedaagde sub 1] geen incidenteel karakter hebben en dat de uitlatingen niet beperkt zijn gebleven tot een korte tijdspanne. De uitlatingen zijn immers over een zeer ruim tijdsbestek (namelijk van juni 2022 tot en met – in elk geval – september 2023) geplaatst. Verder geldt dat de volledige namen en foto’s van [eiser sub 2] en [eiser sub 3] zonder toestemming openbaar werden gemaakt.
2.9.
Tot slot heeft [gedaagde sub 1] niet duidelijk kunnen maken dat de context van dien aard is dat die het onrechtmatige karakter aan de door haar gedane uitlatingen ontneemt. Overigens zij nog opgemerkt dat de antedateringen van de leningsovereenkomsten – wat daar ook van zij – geen rechtvaardiging biedt voor het publiekelijk beschuldigen van [eiser sub 2] en [eiser sub 3] van frauduleuze praktijken, laat staan dat daarbij zulke beledigende en grievende uitlatingen geoorloofd zouden zijn.
Schade
2.10.
Zoals hiervoor is geoordeeld zijn de gedane uitlatingen over de Stichting c.s. door [gedaagde sub 1] op haar sociale media onrechtmatig. Vanwege het onmiskenbaar onrechtmatige karakter van die uitlatingen dient de schade die de Stichting c.s. hierdoor heeft geleden te worden vergoed. [gedaagde sub 1] betwist echter dat de Stichting c.s. schade heeft geleden.
2.11.
[eiser sub 2] en [eiser sub 3] hebben aangevoerd dat zij immateriële schade hebben geleden doordat zij in hun eer en goede naam zijn aangetast. Zo worden de heftige beschuldigingen aan het adres van [eiser sub 2] wereldwijd al jaren intensief verspreid en treffen hem de geuite beledigingen des te meer gezien zijn positie als (vooraanstaand) monnik voor wie integer gedrag zo belangrijk is. Iets soortgelijks geldt voor [eiser sub 3] tegen wie ook nog een tuchtrechtelijke bankenklacht is ingediend. Hij is van de ernstige en valse beschuldigingen zelfs enige weken geheel overspannen geweest. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser sub 3] toegelicht dat de uitlatingen grote impact op [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en de tempel hebben gehad en dat zij enorm veel reputatieschade hebben geleden.
2.12.
De rechtbank acht voldoende vaststaan dat [eiser sub 2] en [eiser sub 3] reputatieschade hebben geleden en dat er een stevige inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. [eiser sub 2] en [eiser sub 3] hebben voldoende toegelicht dat de uitlatingen van [gedaagde sub 1] grote impact op hun leven en werk hebben gehad. Dit onrechtmatig handelen rechtvaardigt daarmee een vergoeding van de immateriële schade (artikel 6:106 sub b Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). Nu de hoogte van een dergelijke schadevergoeding uit de aard der zaak niet nauwkeurig kan worden vastgesteld zal deze worden geschat (artikel 6:97 BW). De rechtbank acht een bedrag aan immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 voor [eiser sub 2] en
€ 2.000,00 voor [eiser sub 3] passend. De rechtbank houdt daarbij rekening met de omstandigheid dat [eiser sub 3] veel minder dan [eiser sub 2] een publiek persoon is en dat de facebookpagina van [gedaagde sub 1] een relatief klein bereik heeft. Ook weegt de rechtbank mee dat de uitlatingen zeer lang zichtbaar zijn geweest. Tot slot acht de rechtbank van belang dat de uitlatingen zeer beledigende passages bevatten en dat ook afbeeldingen van [eiser sub 2] en [eiser sub 3] op de Facebookpagina van [gedaagde sub 1] zijn geplaatst.
Overige schade
2.13.
Beoordeeld dient thans te worden of ook de Stichting schade heeft geleden als gevolg van de uitlatingen van [gedaagde sub 1] . De Stichting heeft hiertoe aangevoerd dat zij als gevolg van de uitlatingen veel donatiesgelden is misgelopen. Met [gedaagde sub 1] is de rechtbank van oordeel dat deze schade onvoldoende is onderbouwd. Dat de inkomsten van de Stichting sterk zijn teruggelopen en dat dit [gedaagde sub 1] kan worden aangerekend is niet gebleken. Daarbij komt dat tijdens de mondelinge behandeling namens de Stichting is toegelicht dat de schade gebaseerd is op een schatting van [eiser sub 3] op basis van donaties uit het verleden. Dit betekent dat deze vordering zal worden afgewezen.
Kosten vertalingen
2.14.
De Stichting c.s. vordert tot slot [gedaagde sub 1] te veroordelen in de kosten van de vertalingen van Vu. Blijkens de overgelegde factuur van de Stichting c.s. bestaat dit bedrag uit een tweetal bedragen, waarvan kennelijk het ene bedrag betrekking heeft op de uitlatingen genoemd in de dagvaarding en het andere bedrag kennelijk op uitlatingen na het provisionele tussenvonnis. De rechtbank zal de kosten van de vertalingen beperken tot datgene waar de Stichting c.s. in het tussenvonnis opdracht toe is gegeven, namelijk het bedrag van € 1.667,00 (+ € 350,07 aan btw). Voor wat betreft deze kosten geldt immers dat nut en noodzaak van de desbetreffende vertalingen uit het eerdere vonnis blijken. De redelijkheid van de kosten die Vu voor deze werkzaamheden in rekening heeft gebracht, is door [gedaagde sub 1] niet betwist. Dit betekent dat een bedrag van € 2.017,07 inclusief btw aan vertalingskosten zal worden toegewezen.
Proceskosten
2.15.
[gedaagde sub 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Stichting c.s. worden tot op heden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
150,02
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
3.035,00
(2,5 punt × tarief IV € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.252,02
2.16.
Zoals in het vonnis van 4 september 2024 is overwogen en beslist worden de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] afgewezen. Ten aanzien van hen wordt de Stichting c.s. dus in het ongelijk gesteld, zodat zij de proceskosten dient te betalen. Deze kosten begroot de rechtbank tot heden op nihil.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verbiedt [gedaagde sub 1] op Facebook en/of via andere media en/of anderszins direct of indirect (via anderen) publiekelijk te suggereren dat [eiser sub 2] en/of [eiser sub 3] seksueel misbruik zouden maken en/of geld hebben weggenomen van de tempel op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding dat hiermee volledig of gedeeltelijk in strijd wordt gehandeld, met een maximum van € 30.000,00,
3.2.
verbiedt [gedaagde sub 1] [eiser sub 2] en/of [eiser sub 3] op Facebook en/of via ander media en/of anderszins direct of indirect (via anderen) publiekelijk onnodig grievend te bejegenen waaronder, maar niet uitsluitend door het bezigen van scheldwoorden in verband met [eiser sub 2] en/of [eiser sub 3] (gezamenlijk of ieder afzonderlijk) waaronder hun te betitelen als
Klootzak; Vuile Vieze Hond; Vuile Hond; Gecastreerde Hond; Hongerige Hond; Dolle Hond; Hond; Virus; Klote Gedoe; Fuck op; Depressieve [naam] Virus; Borderliner; Manipulatief en narcistische persoonlijkheid; Imbeciel; Oplichter; Dom ding; Thằng en Con chóen het plaatsen van afkeurenswaardige emoticons (zoals een brakende emoticon, een poep emoticon, een emoticon met duivelsoren) op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,00 per overtreding dat hiermee volledig of gedeeltelijk in strijd wordt gehandeld, met een maximum van € 30.000,00,
3.3.
gebiedt [gedaagde sub 1] om binnen vier dagen na het betekenen van dit vonnis een schriftelijk rectificatie – in briefvorm geadresseerd aan [eiser sub 2] en [eiser sub 3] p/a Stichting Linh Son Tempel – te sturen met uitsluitend de volgende tekst in het Nederlands, in het Engels en in het Vietnamees dat op normale wijze is weergegeven:
In het Engels
Dear Mr. [eiser sub 2] and Mr. [eiser sub 3] ,
I confirm that the District Court of Noord Holland has ordered me by judgment of
22 January 2025 to confirm to you that my statements about you both amongst which the accusation that Mr. [eiser sub 2] with the support of Mr. [eiser sub 3] defrauded the Linh Son Temple and committed sexual abuse as well as my naming and shaming of you both have been considered by the District Court to be tortious since there is no evidence for my accusations and certain words I used in my accusations have been considered to be abusive. The District Court ordered me to cease and desist this behavior and to send you this letter. You have the right to make this letter public on your website and to communicate the same to other interested parties.
Sincerely yours,
[NAAM]
In het Nederlands
Geachte heren [eiser sub 2] en [eiser sub 3] ,
Ik bevestig dat de Rechtbank Noord-Holland mij bij vonnis van 22 januari 2025 heeft bevolen om aan u te bevestigen dat mijn verklaringen over u beiden, waaronder de beschuldiging dat de heer [eiser sub 2] met de steun van de heer [eiser sub 3] de Linh Son Tempel heeft opgelicht en seksueel misbruik heeft gepleegd, alsmede mijn naming and shaming van u beiden, door de rechtbank als onrechtmatig zijn aangemerkt, aangezien er geen bewijs is voor mijn beschuldigingen en bepaalde woorden die ik gebruikte in mijn beschuldigingen zijn beschouwd als beledigend. De rechtbank heeft mij bevolen dit gedrag te staken en u deze brief te sturen. U heeft het recht om deze brief openbaar te maken op uw website en deze mee te delen aan andere geïnteresseerden.
Hoogachtend,
[NAAM]
In het Vietnamees
Trân trọng,
[NAAM]
en de bovenstaande brief op haar Facebook pagina te posten gedurende een maand op reguliere en duidelijk zichtbare wijze waarbij het bericht is gepinnt zodat het gedurende deze termijn bovenaan blijft staan, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat hiermee volledig of gedeeltelijk in strijd wordt gehandeld, met een maximum van € 30.000,00,
3.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser sub 2] te betalen een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding,
3.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser sub 3] te betalen een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding,
3.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan de Stichting c.s. te betalen een bedrag van € 2.017,07 inclusief btw aan vertalingskosten,
3.7.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten van € 6.252,02, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.8.
wijst de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] af,
3.9.
veroordeelt de Stichting c.s. in de proceskosten van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , welke kosten tot op heden worden begroot op nihil,
3.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.