ECLI:NL:RBNHO:2025:4980

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
11387586 \ CV EXPL 24-2975
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van precontractuele informatieplichten en algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de eisende partij, Aanzicht Bouw-en Aannemersbedrijf, en de gedaagde partij. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen. De eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 3.870,81, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de precontractuele informatieplichten getoetst, zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek, en vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan deze verplichtingen is voldaan. Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij, de 'Algemene Voorwaarden Verbouwingen van Stichting BouwGarant (Covo2010)', getoetst op oneerlijke bedingen. Het beding dat verband houdt met de vordering is niet oneerlijk bevonden. De kantonrechter heeft de gevorderde hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar de vordering tot vergoeding van de verschenen rente afgewezen, omdat de renteberekening niet inzichtelijk was gemaakt. De gedaagde partij heeft na het verstrijken van de termijn een deelbetaling gedaan, die in mindering is gebracht op de buitengerechtelijke incassokosten. Uiteindelijk is de vordering grotendeels toegewezen, en is de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11387586 \ CV EXPL 24-2975
Uitspraakdatum: 1 mei 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] h.o.d.n. Aanzicht Bouw-en Aannemersbedrijf
te [woonplaats]
de eisende partij
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 3.870,81, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten en te verminderen met deelbetalingen.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [2] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: ‘Algemene Voorwaarden Verbouwingen van Stichting BouwGarant (Covo2010)’ van 1 september 2010’ (hierna: de algemene voorwaarden).
2.6.
Het beding uit de algemene voorwaarden dat verband houden met de vordering, te weten artikel 15, is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.7.
De gevorderde hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat deze vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
2.8.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen. De renteberekening is niet inzichtelijk gemaakt, zodat, mede gelet op de deelbetalingen, onvoldoende duidelijk is of de eisende partij daarbij van een juist bedrag aan hoofdsom is uitgegaan. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.9.
De gedaagde partij heeft na het verstrijken van de veertiendagentermijn een bedrag van € 3.378,00 voldaan. Deze deelbetaling strekt, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, eerst in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 512,08. Dit maakt dat een bedrag van € 1.004,89 (€ 3.870,81 - € 2.865,92) zal worden toegewezen.
Conclusie en proceskosten
2.10.
De vordering wordt (grotendeels) toegewezen.
2.11.
De gedaagde partij wordt (overwegend) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.004,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 oktober 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 113,54
griffierecht € 218,00
salaris gemachtigde € 135,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).