ECLI:NL:RBNHO:2025:4942

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
11454683
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten in huurkoopovereenkomst na ontbinding VOF

In deze zaak gaat het om een huurkoopovereenkomst van een Mercedes A-klasse tussen eiser LEASE B.V. en de gedaagden, die voormalig vennoten waren van een vennootschap onder firma (VOF). De VOF is ontbonden en er is een betalingsachterstand ontstaan in de leasetermijnen. Eiser heeft de VOF in gebreke gesteld en de overeenkomst ontbonden, waarna de auto moest worden ingeleverd. Gedaagden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen uit de overeenkomst, ook al beweert verweerder 1 niets van de overeenkomst te hebben geweten. De kantonrechter oordeelt dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was en dat gedaagden de auto moeten afgeven. De vorderingen van eiser worden toegewezen, met uitzondering van de dwangsom bij afgifte van de auto, omdat deze mogelijk gestolen is. De rechter wijst ook de openstaande hoofdsom en de contractuele rente toe, evenals de buitengerechtelijke kosten. De vorderingen in reconventie van verweerder 1 worden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11454683 \ CV EXPL 24-8882
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
[eiser] LEASE B.V., h.o.d.n.
FINANCIAL LEASE NEDERLAND,
te [plaats 1], gemeente [gemeente],
eisende partij in de hoofdzaak in conventie en in het incident ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv),
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen

1.[verweerder 1],

te [plaats 3],
verwerende partij in de hoofdzaak in conventie en in het incident ex artikel 223 Rv,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [verweerder 1],
gemachtigde: mr. D.A.Y. Jacques,

2.2. [verweerder 2],

te [plaats 4] (Duitsland),
hierna te noemen: [verweerder 2],
niet verschenen,
gedaagde partijen,
hierna samen ook te noemen: gedaagden,
beiden voormalig vennoten van de ontbonden vennootschap onder firma
[bedrijf] V.O.F.,
voorheen gevestigd te [plaats 2].
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over een overeenkomst van huurkoop van een personenauto Mercedes A-klasse tussen [eiser] en gedaagden, voormalig vennoten van een VOF. Hoewel [verweerder 1] niets van deze overeenkomst zegt te hebben geweten, was [verweerder 2] zelfstandig bevoegd om de overeenkomst aan te gaan, zodat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen uit de overeenkomst. Op enig moment is de VOF ontbonden en daarna is een achterstand ontstaan in de betaling van de leasetermijnen. Door deze tekortkomingen was [eiser] gerechtigd tot vroegtijdige opeising van de resterende leasetermijnen en moest de VOF de auto inleveren. De VOF is daarbij op juiste wijze in gebreke gesteld. Door de vervroegde opeising is de overeenkomst geëindigd. De vorderingen van [eiser] worden daarom hoofdelijk toegewezen op de dwangsom bij de afgifte van de auto na. Er moet namelijk rekening mee worden gehouden dat gedaagden de auto niet kunnen afgeven, omdat deze volgens de aangifte van [verweerder 2] is gestolen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 maart 2025
- de pleitnota van de kant van [eiser]
- de nagekomen productie ‘Verklaring akkoord kenteken op naam vennoot’ van de kant van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 28 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de akte van 9 april 2025 van [eiser]
- het tegen [verweerder 2] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagden zijn met ingang van 1 februari 2023 een vennootschap onder firma aangegaan onder de naam ‘[bedrijf]’ (hierna: de VOF), die op 10 maart 2023 is ingeschreven bij het handelsregister. De VOF is per 15 november 2023 ontbonden en op 1 december 2023 uitgeschreven.
2.2.
[eiser] is een onderneming die zich bezig houdt met de lease van auto’s.
2.3.
[eiser] heeft op 6 november 2023 met de VOF een huurkoopovereenkomst / financiële leaseovereenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst). [verweerder 2] heeft de overeenkomst digitaal getekend met gebruik van zogenaamde iDIN verificatie.
2.4.
De overeenkomst ziet op een Mercedes A-Klasse A 180 d, bouwjaar 2018, kenteken [kenteken] (hierna: de auto).
2.5.
Op de overeenkomst zijn de ‘Algemene Voorwaarden Financiële Lease (Huurkoop) versie 01-12-2021’ van toepassing verklaard (hierna: de AV).
2.6.
Op grond van de overeenkomst en de AV behoudt [eiser] de eigendom van de auto totdat alle leasetermijnen en het overige verschuldigde is voldaan.
2.7.
Op grond van de overeenkomst zijn 48 maandelijkse termijnen van € 584,55 verschuldigd en bedraagt de totale leaseprijs € 28.058,40.
2.8.
De maandelijkse termijnen zijn niet (tijdig) voldaan. Per april 2024 bedraagt de uitstaande hoofdsom een bedrag van € 2.922,75.
2.9.
Bij brief van de gemachtigde van [eiser] van 2 april 2024 is de VOF in gebreke gesteld. De ingebrekestelling is ook verstuurd naar het e-mailadres van [verweerder 2] dat bij het aangaan van de overeenkomst is opgegeven.
2.10.
[verweerder 2] heeft medio april 2024 stukken aangeleverd om de overeenkomst over te zetten naar een actief kvk nummer. Betaling van de achterstand is uitgebleven.
2.11.
Bij brief van 1 mei 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] namens [eiser] de overeenkomst ontbonden en vermeld dat alles wat de VOF op grond van de overeenkomst en de AV verschuldigd is in zijn geheel opeisbaar wordt gesteld. Deze brief is per post aan de VOF en per e-mail aan [verweerder 2] gestuurd.
2.12.
Bij brief van 27 augustus 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] aangegeven dat bij betaling binnen een week van de uitstaande hoofdsom, rente en kosten, de VOF de eigendomspapieren van de auto krijgt. Wanneer daar niet aan wordt voldaan moet de auto worden ingeleverd en wordt de verkoopopbrengst in mindering gebracht op de vordering van [eiser] op de VOF.
2.13.
De hoofdsom, rente en kosten zijn onbetaald gebleven en de auto is niet ingeleverd.
2.14.
Op 31 december 2024 heeft [verweerder 2] aangifte gedaan van diefstal van de auto. In het proces-verbaal van aangifte staat:
Op woensdag 23 oktober 2024 omstreeks 15:00 uur werd ik gebeld door de garage (…) gevestigd aan de (…) te [plaats 5]. Ik hoorde van de eigenaar van dit bedrijf, dat mijn voertuig niet meer op de plaats stond waar zij hem hadden geparkeerd.
Zij hadden het vermoeden dat het voertuig weg was gesleept door de gemeente. Ik heb vervolgens contact gehad met de gemeente [plaats 3] en de politie, beiden wisten niet waar mijn voertuig was gebleven.
Mijn voertuig bleek te zijn weggenomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] Lease vordert - samengevat - om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
a. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot afgifte van de auto de Mercedes-Benz A 180 D met kenteken [kenteken] aan [eiser] dan wel een door haar aan te wijzen derde, binnen 72 uur na betekening van het te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat zij met afgifte in gebreke blijven, met een maximum van € 28.000,00;
b. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.040,60 indien [eiser] tot inname van de auto over moet gaan;
c. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de door de deurwaarder vermelde termijn tot aan de dag van algehele voldoening;
II. in de hoofdzaak
a. te verklaren voor recht dat de huurkoopovereenkomst met betrekking tot de Mercedes-Benz A 180 D met kenteken [kenteken] is ontbonden;
b. gedaagden hoofdelijke te veroordelen tot afgifte van de auto, de Mercedes-Benz A 180 D met kenteken [kenteken], aan [eiser], dan wel een door haar aan te wijzen derde, binnen 72 uur na betekening van het te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat zij met afgifte in gebreke blijven, met een maximum van € 28.000,00;
c. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 28.239,90;
d. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de contractuele rente (zijnde 1,5% per maand) tot en met 27 augustus 2024 tot een bedrag van € 1.360,02, althans de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over een bedrag van € 28.239,90 vanaf de respectievelijke factuurdata tot en met 27 augustus 2024;
e. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de contractuele rente (zijnde 1,5% per maand), althans de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over een bedrag van € 28.239,90 vanaf de 28 augustus 2024, althans de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
f. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten primair een bedrag van € 2.823,99, subsidiair een bedrag van € 1.057,40, althans een in goede justitie door de kantonrechter te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente indien dit bedrag niet binnen de door de deurwaarder vermelde termijn plaatsvindt, omdat [eiser] deze kosten verschuldigd is aan VD&P;
g. met dien verstande dat de auto wordt ingeleverd en vervolgens wordt verkocht door [eiser], dit bedrag, conform artikel 6:44 lid 1 BW, in mindering wordt gebracht op de openstaande vordering;
h. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de door de deurwaarder vermelde termijn tot aan de dag van algehele voldoening;
i. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.040,60 indien [eiser] tot inname van de auto over moet gaan;
j. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 217,80 indien [eiser] tot aangifte bij de politie moet overgaan;
k. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van 50% van 1 punt van het salaris gemachtigde indien tot daadwerkelijke executie van het vonnis overgegaan dient te worden.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de auto nog haar eigendom is en dat zij de overeenkomst heeft ontbonden wegens het niet nakomen van de verplichtingen door de VOF. Er is sprake van een betalingsachterstand van de termijnen en de VOF is met ingang van 1 december 2023 uit het handelsregister geschreven, zodat de VOF niet meer voldoet aan de voorwaarde dat de auto uitsluitend voor de uitoefening van beroep of bedrijf wordt gebruikt. Naast betaling van de openstaande vordering op grond van artikel 43 AV, vordert [eiser] teruggave van de auto op grond van haar eigendomsrecht.
3.3.
[verweerder 1] voert verweer. [verweerder 1] concludeert in conventie en in het incident tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
In reconventie vordert [verweerder 1] - samengevat - de behandeling in conventie en in het incident aan te houden totdat de verzekeraar een beslissing heeft genomen over de dekking en, indien de verzekeraar niet tot uitkering overgaat, te bepalen dat de vorderingen aan [verweerder 2] toe te rekenen zijn.
3.5.
[eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen in reconventie.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] en [verweerder 1] hebben op de zitting verklaard in te stemmen met behandeling van de voorlopige voorziening als onderdeel van de hoofdzaak. De beoordeling ziet daarom uitsluitend nog op de vorderingen in de hoofdzaak.
4.2.
Dit vonnis wordt op grond van artikel 140 Rv tussen alle partijen als een vonnis op tegenspraak gewezen, aangezien [verweerder 2] niet is verschenen en ten aanzien van hem omdat de voorgeschreven en formaliteiten in acht zijn genomen in verband waarmee tegen hem verstek is verleend, en [verweerder 1] wel is verschenen.
Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht
4.3.
Omdat [verweerder 2] in Duitsland woont en de vorderingen uit dien hoofde een internationaal karakter dragen, moet allereerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is en welk recht van toepassing is.
4.4.
[verweerder 2] woont in Duitsland, zodat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet worden bepaald aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Vo Brussel I
bis). Op grond van artikel 7 lid 1 sub b (jo c) Vo Brussel I
bisis de Nederlandse rechter bevoegd van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen, omdat het gaat om een overeenkomst van huurkoop van een auto en de rechter bevoegd is van de lidstaat waar de zaak volgens de overeenkomst geleverd werd (Nederland).
4.5.
De bepaling van het op de vorderingen toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). Aangezien partijen in artikel 5.3 van de overeenkomst in samenhang met artikel 55 AV een rechtskeuze voor Nederlands recht hebben gemaakt, is op grond van artikel 3 lid 1 Rome I Nederlands recht van toepassing.
Ontbinding huurkoopovereenkomst
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat gedaagden in hoedanigheid van voormalig vennoot van de VOF zijn tekort geschoten in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst. Niet ter discussie staat immers dat in april 2024 sprake was van een achterstand van € 2.922,75, te weten vijf leasetermijnen, en dat de VOF per 1 december 2023 was uitgeschreven uit het handelsregister, terwijl de VOF de leasetermijnen stipt maandelijks bij vooruitbetaling moest voldoen en in de overeenkomst heeft verklaard dat zij de auto uitsluitend in de uitoefening van een bedrijf of een zelfstandig uitgeoefend beroep zal gebruiken.
4.7.
[eiser] is op grond van artikel 43 van de AV gerechtigd het nog niet betaalde deel van de leasetermijnen, na schriftelijke ingebrekestelling, onmiddellijk vervroegd op te eisen, indien de VOF een op hem rustende verplichting jegens [eiser] niet of niet tijdig nakomt of als de VOF wordt ontbonden of opgeheven of zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk staakt. Artikel 43 AV luidt (onderstreping rechtbank) in dat verband:
Vervroegde opeisbaarheid
43. Indien de Eindgebruiker een op hem rustende verplichting jegens de Leasemaatschappij niet of niet tijdig nakomt, of indien:
(…)
De Eindgebruiker (…) wordt ontbonden, opgeheven (…);
De Eindgebruiker zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk staakt of beëindigt, dan wel ingeval van ernstige twijfel van de Leasemaatschappij over de continuïteit van het bedrijf van de Eindgebruiker;
(…),
dan is de Leasemaatschappij gerechtigd het nog niet betaalde deel van de leaseprijs, na de Eindgebruiker in geval van niet of niet tijdige nakoming van een (betalings)verplichting, eerst schriftelijk ik gebreke te hebben gesteld, onmiddellijk vervroegd op te eisen.Door de vervroegde opeising van de Leaseprijs eindigt de overeenkomsten is de Eindgebruiker niet langer gerechtigd het Object te gebruiken en zal de Leasemaatschappij het Object onmiddellijk tot zich kunnen nemen. (…)
4.8.
Gelet op de hiervoor in 4.6 geconstateerde tekortkomingen was [eiser], na schriftelijke ingebrekestelling, gerechtigd tot vervroegde opeising van de leasetermijnen en is de overeenkomst geëindigd.
4.9.
[verweerder 1] voert aan dat [eiser] niet gerechtvaardigd heeft ontbonden, omdat nakoming van de overeenkomst nog mogelijk was als de correspondentie van [eiser] ook [verweerder 1] op een deugdelijke wijze had bereikt. De VOF of [verweerder 1] was daarom niet in verzuim, aldus [verweerder 1]. [1] Dit verweer slaagt niet. [eiser] heeft de VOF en de vennoten op het adres aangeschreven dat openbaar verkrijgbaar is en op het bij de overeenkomst aan haar opgegeven e-mailadres van [verweerder 2]. De VOF is daarmee op juiste wijze in gebreke gesteld.
4.10.
Het verweer dat de tekortkoming niet ernstig genoeg is om ontbinding te rechtvaardigen en het beroep van [verweerder 1] op overmacht, omdat geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid ten aanzien van de diefstal van de auto en het de VOF niet valt toe te rekenen dat zij de auto niet kan teruggeven, [2] slaagt evenmin. Wat er ook zij van het proces-verbaal van aangifte van de diefstal van de auto in oktober 2024, de ingebrekestelling en ontbinding dateren al van maanden daarvoor. [eiser] heeft de overeenkomst daarom gerechtvaardigd ontbonden. De gevorderde verklaring voor recht sub a zal daarom worden toegewezen. Daarbij komt dat de VOF op grond van de beëindiging van de overeenkomst de auto vanaf 1 mei 2024 vrijwillig had moeten inleveren (zie 4.12 t/m 4.14). Omdat de VOF dat niet heeft gedaan, komt haar geen beroep op overmacht toe.
Hoofdelijkheid aansprakelijkheid
4.11.
Uitgangspunt is dat vennoten van een VOF hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden van de VOF. [3] Dat betekent dat de vennoten altijd in privé aansprakelijk zijn voor de schulden van de onderneming. Het maakt daarbij niet uit of de gedraging waardoor de aansprakelijkheid is ontstaan het gevolg is van een handeling van de betreffende vennoot. Dat [verweerder 2] de overeenkomst buiten medeweten van [verweerder 1] is aangegaan, maakt voor de aansprakelijkheid van [verweerder 1] dus niet uit. Ook het feit dat [verweerder 2] mogelijk de handtekening van [verweerder 1] heeft vervalst bij het op zijn eigen naam stellen van het kenteken van de auto maakt dat niet anders, omdat dat de geldigheid van de overeenkomst zelf niet aantast. Omdat [verweerder 2] zelfstandig bevoegd was om de overeenkomst namens de VOF aan te gaan, zijn gedaagden jegens [eiser] hoofdelijk aansprakelijk en zullen de gevorderde veroordelingen – voor zover toewijsbaar – hoofdelijk worden uitgesproken. De vordering in reconventie zal in zoverre worden afgewezen.
Afgifte auto
4.12.
De kantonrechter stelt voorop dat de auto op grond van de overeenkomst en de AV eigendom is gebleven van [eiser], omdat nog niet alle leasetermijnen en het overige verschuldigde waren voldaan. [4]
4.13.
Op grond van artikel 43 AV is [eiser] bevoegd de auto bij vervroegde opeising van de leaseprijs onmiddellijk tot zich te nemen (zie laatste zin van het citaat hiervoor in 4.7). De inname van de auto is verder uitgewerkt in artikel 44 AV, waaruit ook volgt dat de VOF de auto moet afleveren op een door [eiser] aangegeven adres in Nederland. Dit artikel luidt:
Vervroegde opeisbaarheid
(…)
44. Bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst, dient de Eindgebruiker terstond bij het einde van de Overeenkomst voor eigen rekening en risico het Object compleet, gebruiksklaar en in goede staat van onderhoud en vrij van schade af te (doen) leveren op een door de Leasemaatschappij aangegeven adres in Nederland. Bij niet nakoming van deze verplichting door de Eindgebruiker is de Leasemaatschappij bevoegd om voor rekening van de Eindgebruiker het Object zelf weer in zijn macht te (doen) brengen. De daaraan verbonden kosten (waaronder kosten van transport en opslag) alsmede eventuele kosten van achterstallig onderhoud en/of herstel van schade zijn voor rekening van de Eindgebruiker. (…)
4.14.
Uit het citaat volgt dat de VOF de auto al direct na beëindiging van de overeenkomst (op 1 mei 2024) had moeten inleveren. Vooruitlopend op de ontbinding heeft [eiser] de VOF daar al op gewezen in de brief van 2 april 2024. Bij brief van 27 augustus 2024 is de VOF er (nogmaals) op gewezen dat wanneer de resterende leasetermijnen en het overige verschuldigde niet binnen een week zouden zijn ontvangen, de VOF een afspraak met haar moest maken voor het inleveren dan wel ophalen van de auto. De VOF heeft hier geen gevolg aan gegeven. Omdat gedaagden verplicht zijn tot afgifte van de auto, zal het gevorderde sub b tot afgifte van de auto worden toegewezen. Gelet op de aangifte kan echter niet worden uitgesloten dat de auto is gestolen, in welk geval gedaagden het wellicht niet meer in hun macht hebben de auto af te geven. Gelet hierop en op de toelichting van [eiser] dat zij voornemens is de auto in voorkomend geval te verkopen en de opbrengst in mindering te brengen op hetgeen gedaagden op grond van dit vonnis aan haar hebben te betalen, ziet de kantonrechter aanleiding de gevorderde dwangsom af te wijzen.
Openstaande hoofdsom
4.15.
Gelet op de achterstand in betaling van leasetermijnen per april 2024 en de bevoegdheid van [eiser] tot vroegtijdige opeising van het nog niet betaalde deel van de leasetermijnen, zal de vordering sub c tot betaling van de openstaande hoofdsom van € 28.239,90 worden toegewezen.
Verzekeringskwestie
4.16.
Het verzoek van [verweerder 1] om aanhouding van de zaak voor onderzoek naar dekking en uitkering door de verzekeraar van de auto, wordt afgewezen. Het risico op een verzekeringsuitkering ligt bij gedaagden en niet bij [eiser]. [verweerder 1] heeft bovendien sinds de dagvaarding al bijna drie maanden de tijd gehad om dit via [verweerder 2] (en zijn vader) uit te zoeken. Zoals de kantonrechter [verweerder 1] ter zitting heeft voorgehouden, heeft het hem vrij gestaan om voor de vonnisdatum eventueel een akte te nemen voor het geval er tussentijds een wijziging in de situatie zou komen, bijvoorbeeld door een toezegging van de verzekeraar over uitkering. Daarnaast geldt dat een eventuele (tussentijdse) betaling door gedaagden uit verzekeringsgelden in mindering zal strekken op de vordering van [eiser] overeenkomstig artikel 6:44 lid 1 BW.
Contractuele rente
4.17.
De contractuele rente is toewijsbaar zoals gevorderd.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Partijen zijn een vergoeding overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. Omdat gedaagden hebben gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, mag van de wettelijke regeling worden afgeweken. De door [eiser] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal worden toegewezen, omdat gedaagden de verschuldigdheid daarvan op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst niet hebben betwist en geen termen aanwezig zijn om (ambtshalve) tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan. Daarom zal een bedrag van € 2.823,99 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
Kosten inname auto
4.19.
De gevorderde kosten tot inname van de auto van € 1.040,60 zijn toewijsbaar, voor zover deze kosten zijn gemaakt en aangetoond.
Kosten aangifte politie
4.20.
De gevorderde kosten tot aangifte bij de politie van € 217,80 zijn toewijsbaar, voor zover deze kosten zijn gemaakt en aangetoond.
Tussenconclusie
4.21.
Gelet op het vorenstaande, worden de vorderingen in de hoofdzaak jegens [verweerder 1] toegewezen.
4.22.
De vorderingen in de hoofdzaak jegens [verweerder 2] worden – mede gelet op wat hiervoor is overwogen – toegewezen, omdat deze de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
4.23.
De vorderingen in reconventie worden afgewezen.
Nakosten
4.24.
De gevorderde nakosten worden gedeeltelijk toegewezen zoals hierna onder ‘
Proceskosten’ vermeld.
Proceskosten
4.25.
Gedaagden zijn in conventie en in reconventie (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moeten daarom hoofdelijk de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
De proceskosten van [eiser] worden in conventie begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.743,54
De proceskosten van [eiser] worden in reconventie begroot op nihil.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de huurkoopovereenkomst met betrekking tot de Mercedes-Benz A 180 D met kenteken [kenteken] is ontbonden,
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot afgifte van de Mercedes-Benz A 180 D met kenteken [kenteken] aan [eiser], dan wel een door haar aan te wijzen derde, binnen 72 uur na betekening van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 28.239,90,
5.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van de contractuele rente (zijnde 1,5% per maand) tot en met 27 augustus 2024 tot een bedrag van € 1.360,02,
5.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van de contractuele rente (zijnde 1,5% per maand), vanaf 28 augustus 2024 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.6.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.823,99 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, indien dit bedrag na betekening niet binnen de door de deurwaarder vermelde termijn plaatsvindt vanaf de dag waarop die termijn afloopt tot de dag van volledige betaling,
met dien verstande dat indien de auto wordt ingeleverd en vervolgens verkocht door [eiser], dit bedrag conform artikel 6:44 lid 1 BW, in mindering wordt gebracht op de openstaande vordering,
5.7.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.040,60 voor inname van de auto, voor zover deze kosten zijn gemaakt en aangetoond,
5.8.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 217,80 voor aangifte bij de politie, voor zover deze kosten zijn gemaakt en aangetoond,
5.9.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten in conventie en in reconventie van tezamen € 2.743,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 tot en met 5.9 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:265 lid 2 BW.
2.Artikel 6:74 lid 1 juncto artikel 6:75 BW.
3.Artikel 18 Wetboek van Koophandel.
4.Zie artikel 2.1, 2.2 en 2.4 van de overeenkomst en artikel 3 en 8 AV.