ECLI:NL:RBNHO:2025:4840

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
15/800070-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege

Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1986, die verblijft in een kliniek te Utrecht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met één jaar verlengd. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering. De betrokkene is eerder ter beschikking gesteld wegens poging tot zware mishandeling, en de termijn van de terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 19 april 2024. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken en de behandeling van de vordering op een openbare zitting op 27 maart 2025, waar de betrokkene en deskundigen van de kliniek zijn gehoord. De kliniek adviseerde een verlenging van twee jaar, maar de officier van justitie vorderde slechts één jaar, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen vereist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, gezien het risico op terugval in gewelddadig gedrag bij beëindiging van de maatregel. De rechtbank heeft de vordering tot aanhouding van de behandeling van de raadsman afgewezen en benadrukt dat de betrokkene nog niet klaar is voor een voorwaardelijke beëindiging van de tbs.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/800070-15
Uitspraakdatum: 10 april 2025
Beslissing ex artikel 6:6:10 eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
,
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in de [kliniek] te Utrecht,
hierna: betrokkene,
met één jaar.

1.De procedure

Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 4 april 2018 is aan betrokkene de maatregel
van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, wegens,
kort gezegd, poging tot zware mishandeling.
De termijn van de terbeschikkingstelling startte op 19 april 2018.
De termijn is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 19 april 2024 met één jaar.
De onderhavige vordering is op 12 februari 2025 bij de rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
  • een advies als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 1, aanhef en onder a Sv, gedateerd 10 februari 2025, afkomstig van de [kliniek] (hierna: de kliniek) en ondertekend door mevr. A. Oosterwijk, Msc, klinisch psycholoog en hoofd patiëntenzorg, tevens plaatsvervangend hoofd van de inrichting, drs. J. Visser, gz-psycholoog en hoofd behandeling en dr. M. Koerhuis, psychiater;
  • een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 1, aanhef en onder b Sv, elke drie maanden over de periode 29 januari 2024 tot en met 27 januari 2025.
Op 27 maart 2025 is de vordering op een openbare zitting behandeld. Betrokkene is gehoord, alsmede de deskundige van de kliniek, te weten J. Visser (psycholoog en hoofd behandeling). Verder waren aanwezig de officier van justitie en de raadsman van betrokkene, mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag.
Van deze zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.Het advies van de kliniek

De kliniek adviseert de tbs-maatregel te verlengen met twee jaar. Het advies van de kliniek houdt onder meer het volgende in:
[betrokkene] is een thans 38-jarige man, gediagnosticeerd met schizofrenie van het gedesorganiseerde type en een stoornis in cannabisgebruik (in remissie in een gereguleerde omgeving).
Onderhavige periode continueert [betrokkene] zijn verblijf in een reguliere leefgroep van de Voorde. Alhier is nog immer sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld met auditieve en visuele hallucinaties, desorganisatie in het denken, achterdocht en waanovertuigingen. Het behandelingsteam verkrijgt onderhavige periode een beter beeld van welke signalen duiden op (een naderende) ontregeling. Bij tijd en wijle kan hij een oninvoelbare indruk maken alsook vijandig overkomen. Desondanks is [betrokkene] overwegend rustig in het contact met zowel het behandelingsteam als zijn medepatiënten. Daarnaast laat hij zich goed begeleiden, accepteert hij begrenzing, deelt hij vaker zijn belevingswereld met het behandelingsteam en zoekt hij hen op voor hulp. [betrokkene] is het in de basis oneens met de opgelegde tbs-maatregel en is ervan overtuigd gedeeltelijk te zijn vrijgesproken voor de indexdelicten door de rechtbank. Ook is hij het oneens met de vastgestelde psychopathologie, maar kan hij erkennen dat hij stemmen hoort en dingen ziet (oa. schimmen en mensen uit de toekomst). Tevens is er sprake van veel grootsheid en geen ziekte-inzicht en probleembesef. Wegens vorengaande is hij weinig tot niet intrinsiek gemotiveerd voor deelname aan de geboden behandeling en zijn dagprogramma. Getracht wordt hem te motiveren om naar draagkracht twee uur per dag te werken op
de interne werkplaats. Dit heeft echter tot op heden weinig effect. Beoogd wordt hem mogelijk te motiveren voor arbeid middels het vinden van een werkplek buiten de kliniek. [betrokkene] onderneemt met regelmaat zowel begeleide als onbegeleide verloven. De verloven verlopen naar wens en vooral de wekelijkse wandelverloven lijken een ontspannende werking te hebben, waarbij vooral de toevoeging van gezonde prikkels ervoor zorgen dat zijn waanstress afneemt. Tevens gaat hij enkele keren op verlof naar zijn moeder en onderneemt hij inmiddels onbegeleide verloven samen met zijn moeder in de buurt van de kliniek.
Het risico op terugval in gewelddadig gedrag wordt bij intramuraal verblijf in de Voorde met onbegeleid verlof als laag tot matig ingeschat. Het externe risicomanagement is voldoende om het risico op terugval in agressief gedrag zonder directe aanwezigheid van het behandelingsteam te hanteren. Middels het uitbreiden van de verloven van [betrokkene] kan getoetst worden in hoeverre de draagkracht van [betrokkene] dit aankan. Daarnaast kan hij hiermee tonen dat hij betrouwbaar blijft en middelenabstinent kan blijven. Wanneer dit
succesvol blijkt te zijn kunnen de vervolgtrajecten onderzocht worden. Gezien het chronisch psychotisch toestandsbeeld wordt het passend geacht om een vervolgvoorziening te zoeken alwaar de huidige ondersteuning en toezicht op medicatie en abstinentie geboden kan worden bij een zeer lage behandeldruk. Bij beëindiging van de tbs loopt het risico op terugval in gewelddadig gedrag binnen korte tijd op naar hoog, aangezien [betrokkene] zal stoppen met medicatie en terug zal vallen in middelengebruik. Hierop zal [betrokkene] snel psychotisch decompenseren, met een hoog risico op agressie tot gevolg. Gezien vorengaande adviseren wij de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaar.
De deskundige J. Visser heeft bij de behandeling van de vordering ter zitting, namens de kliniek, dit advies gehandhaafd en nader toegelicht. Van belang is om de onbegeleide verloven gestaag verder uit te breiden en een dagbesteding te realiseren zodat onderzocht kan worden in hoeverre betrokkene dit aankan en of hij ook middelenabstinent en betrouwbaar blijft. Daarnaast is het van belang dat betrokkene eerst naar een nieuwe plek toewerkt. Als de veranderingen goed blijven gaan, kan gekeken worden naar vervolgtrajecten, zoals transmuraal verlof dan wel een voorwaardelijke beëindiging van tbs met dwangverpleging. Nu is de betrokkene daar nog niet klaar voor.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met één jaar. De geadviseerde twee jaar is juridisch gezien niet mogelijk nu de daarvoor vereiste dubbelrapportages niet zijn aangevraagd.

4.Het standpunt van betrokkene en zijn raadsman

Betrokkene is het niet eens met de vordering van de officier van justitie en heeft verzocht de vordering af te wijzen en de tbs-maatregel te beëindigen (de rechtbank begrijpt dat betrokkene een verzoek doet tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege). Daartoe heeft betrokkene, samengevat, aangevoerd dat de duur van de tbs-maatregel disproportioneel is, betrokkene psychisch stabiel en medicatietrouw is en het recidiverisico laag is.
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht de behandeling aan te houden en te beslissen dat de reclassering een rapport opstelt waarin de mogelijkheden tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege worden onderzocht. Subsidiair heeft de raadsman, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, verzocht de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. Op die manier kan een vinger aan de pols worden gehouden. De raadsman heeft erop gewezen dat de overwegingen uit het vonnis van 19 april 2024 nog steeds gelden, namelijk dat de betrokkene anderhalf jaar – en nu dus een jaar langer – zonder incidenten verblijft binnen een kliniek met beveiligingsniveau 2, dat de behandeldruk laag is en dat de vraag zich aandient hoe, kort gezegd, de zorg voor betrokkene in de toekomst moet worden vormgegeven.

5.De beoordeling

In de rapportage van de kliniek wordt beschreven dat betrokkene lijdt aan schizofrenie van het gedesorganiseerde type en een stoornis in cannabisgebruik.
Door de deskundigen van de kliniek wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag bij intramuraal verblijf in de Voorde met onbegeleid verlof als laag tot matig ingeschat, terwijl de inschatting is dat bij beëindiging van de tbs het risico op terugval in gewelddadig gedrag binnen korte tijd naar hoog zal oplopen omdat betrokkene zal stoppen met medicatie en terug zal vallen in middelengebruik. Betrokkene zal dan snel psychotisch decompenseren, met een hoog risico op agressie tot gevolg. De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de deskundigen en neemt deze over. De rechtbank is dan ook, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de terbeschikkingstelling van betrokkene wordt verlengd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling moet worden toegewezen.
Voor wat betreft de duur van de verlenging stelt de rechtbank voorop dat betrokkene inmiddels zeven jaar in een tbs-kliniek verblijft. Met betrekking tot de
prognose en het perspectief is duidelijk dat betrokkene blijvend afhankelijk zal zijn van
externe structurering en begeleiding. Het beveiligingsniveau is laag en er wordt het afgelopen jaar één incident gemeld (betrokkene doet alsof hij een kopstoot geeft) maar daar staat tegenover dat de spanning bij betrokkene meermalen hoog oploopt en dat de stappen die de kliniek met hem kan zetten klein zijn. De rechtbank acht het van belang dat de onbegeleide verloven geleidelijk steeds verder worden uitgebreid, zodat getoetst kan worden in hoeverre de draagkracht van betrokkene dit aankan. Wanneer betrokkene heeft laten zien dat hij middelenabstinent blijft en daarin ook betrouwbaar blijft, kan toegewerkt worden naar een nieuwe plek om te verblijven. Pas daarna kunnen mogelijkheden met betrekking tot een voorwaardelijke beëindiging van tbs met dwangverpleging worden onderzocht. Betrokkene is daar nu, gezien zijn beperkte draagkracht, nog niet aan toe.
Hoewel de kliniek niet verwacht binnen een jaar aan een volgende stap toe te zijn met betrokkene zal de rechtbank, gezien het feit dat de officier van justitie de verlenging met één jaar heeft gevorderd, de maatregel met één jaar verlengen.
Dit betekent ook dat het verzoek van de raadsman om aanhouding van de behandeling wordt afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Wijst af het verzoek van de raadsman om aanhouding van de behandeling.
Wijst de vordering van de officier van justitie toe en
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van [betrokkene] met
één jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. M. Ramondt, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. S.H. Bouwers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.N. de Bruijn,
en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.