ECLI:NL:RBNHO:2025:48

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
23/3894
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen aanwijzing gemeentelijk monument

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad beoordeeld. Het college had op 28 november 2022 besloten om de 'Tobrukbunker' nabij Hemkade 51 te Zaandam aan te wijzen als gemeentelijk monument. Dit besluit werd door het college op 18 april 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers geen belanghebbenden zouden zijn bij de aanwijzing van het monument. Eisers hebben op 16 mei 2023 beroep ingesteld, maar de rechtbank constateert dat dit beroep te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van beroep was zes weken en liep van 19 april tot en met 30 mei 2023. De rechtbank ontving het beroepschrift pas op 21 juni 2023, meer dan een week na het verstrijken van de termijn.

De rechtbank overweegt dat, hoewel eisers stellen het besluit op bezwaar pas op 21 juni 2023 te hebben ontvangen, het aan het bestuursorgaan is om aan te tonen dat het besluit tijdig is verzonden. Het college heeft aangetoond dat andere stukken wel op tijd zijn ontvangen en dat het besluit op bezwaar op de juiste wijze is verzonden. De rechtbank concludeert dat eisers niet hebben aangetoond dat zij het besluit niet tijdig hebben ontvangen. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en krijgen eisers geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer en is openbaar uitgesproken op 9 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3894

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. D.N. Lavain),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, het college
(gemachtigde: mr. G.M. Pierik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van het college om de ‘Tobrukbunker’ nabij het adres Hemkade 51 te Zaandam aan te wijzen als gemeentelijk monument.
2. Dit besluit heeft het college op 28 november 2022 genomen. Het bezwaar hiertegen heeft het college bij besluit van 18 april 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers geen belanghebbenden zijn bij een besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk monument (het bestreden besluit).
3. Eisers hebben bij brief van 16 mei 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting geagendeerd. De behandelend rechter is voorafgaande aan die zitting gewraakt. Dit wrakingsverzoek is afgewezen.
5. De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 28 november 2024 op zitting behandeld. Namens eisers is [eiser 3] verschenen en namens het college de gemachtigde van het college. De gemachtigde van eisers is, zoals hij vooraf had aangekondigd, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank behandelt het beroep alleen als is voldaan aan de formele eisen. Eén van deze formele eisen is dat tijdig beroep is ingesteld.
Wanneer is tijdig beroep ingesteld?
6.1
Uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat de termijn voor het instellen van beroep zes weken bedraagt.
6.2
Uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb volgt dat de termijn voor het indienen van beroep begint op de dag nadat het besluit waartegen beroep wordt ingesteld is genomen.
6.3
Een beroepschrift is tijdig ingediend, indien het voor het einde van deze termijn is ontvangen. Een beroepschrift is ook tijdig ingediend, indien het tijdig per post is verstuurd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Dit volgt uit artikel 6:9 van de Awb.
Wanneer is het beroep ingediend?
7.1
De rechtbank stelt vast dat de termijn van 6 weken om beroep in te stellen is gestart op 19 april 2023 en liep tot en met 30 mei 2023.
7.2
De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift is gedateerd op 16 mei 2023, maar ook dat de rechtbank op het beroepschrift de datum 21 juni 2023 heeft gestempeld als datum van ontvangst.
7.3
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat pas op 21 juni 2023 beroep is ingesteld. De termijn om beroep in te stellen was toen al meer dan een week verstreken.
7.4
Het beroep is daarom te laat ingediend en is in beginsel niet-ontvankelijk.
Kan het beroepschrift toch worden beoordeeld?
8.1
In artikel 6:11 van de Awb staat dat niet-ontvankelijk verklaring van een te laat ingediend beroepschrift achterwege kan blijven als redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is geweest.
8.2
Eisers hebben gesteld dat zij het besluit op bezwaar van 18 april 2023 pas op 21 juni 2023 hebben ontvangen. Dit besluit was niet aangetekend verzonden. Eisers stellen dat ze na ontvangst van het besluit direct beroep hebben ingesteld. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
8.3
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat als een geadresseerde stelt dat hij een niet aangetekend verzonden besluit niet (of pas later) heeft ontvangen, het in beginsel aan het bestuursorgaan is om aannemelijk te maken dat het besluit wel tijdig op het adres van de geadresseerde is ontvangen. Als per post verzonden stukken in de regel wel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt dit het vermoeden van ontvangst van het besluit op dat adres. Dit brengt mee dat het college in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is volgens vaste jurisprudentie in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum. Daarnaast dient sprake te zijn van een deugdelijke verzendadministratie en daarvan is pas sprake als van het besluit op individueel niveau is geregistreerd dat het ter verzending is aangeboden. [1]
8.4
Het college heeft onweersproken gesteld dat andere stukken in deze zaak ook per gewone post zijn verzonden naar hetzelfde adres als op het bestreden besluit staat vermeld, en dat die post kennelijk wel is aangekomen. Daarnaast heeft het college zijn postregistratiesysteem uiteengezet:
- op het moment dat het poststuk wordt verstuurd, ontvangt de behandelaar van het dossier een melding van de afdeling postregistratie dat het poststuk is verzonden;
- door de postregistratie wordt in het digitale dossier een kopie opgeslagen van het verzonden poststuk met daarop een stempel met de datum van verzending.
Het college heeft daarbij een screenshot van 20 april 2023 overgelegd, waarop te zien valt
dat toen al een kennisgeving van het besluit op bezwaar per brief was verstuurd.
8.5
Het college heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat het bestreden besluit van 18 april 2023 tijdig door eisers moet zijn ontvangen. Het ligt dan vervolgens op de weg van eisers om het vermoeden van (tijdige) ontvangst van dat besluit te ontzenuwen. [2] Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers hierin niet geslaagd. De enkele ontkenning van de (eerdere) ontvangst is hiervoor onvoldoende.
8.6
Dat eisers te laat bezwaar gemaakt hebben is daarom niet verschoonbaar als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. De stelling dat het college het besluit per post aan eisers bekend heeft gemaakt, terwijl communicatie tussen eisers en het college normaal digitaal plaatsvindt, maakt dit (wat hier ook van zij) niet anders. Dat het college bezwaarschriften die op schrift worden ingediend schriftelijk beantwoordt, komt de rechtbank niet onjuist of onredelijk voor.
9. Omdat eisers te laat beroep hebben ingesteld en dit niet verschoonbaar is, is het beroep van eisers niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eisers krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:715 en ECLI:NL:RVS:2017:3275.
2.Zie de eerder genoemde uitspraken van de Afdeling