ECLI:NL:RBNHO:2025:4784

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
11374506 \ CV EXPL 24-3601
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake vordering tot betaling van tarief verloren kaart en schadevergoeding door Q-Park Operations Netherlands B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 april 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van € 602,38, bestaande uit een tarief voor een verloren parkeerkaart, schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de Algemene Voorwaarden van Q-Park getoetst, waarbij vermoedelijk oneerlijke bedingen zijn vastgesteld. De eisende partij heeft de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over deze bevindingen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de artikelen in de algemene voorwaarden die betrekking hebben op schadevergoeding en aansprakelijkheid mogelijk oneerlijk zijn, en heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11374506 \ CV EXPL 24-3601
Uitspraakdatum: 23 april 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Q-Park Operations Netherlands B.V.
te Maastricht
de eisende partij
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
De procedure
1.1. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 602,38. Dit bedrag bestaat uit € 150,00 aan tarief verloren kaart, € 373,81 aan schadevergoeding en € 78,57 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag dat de gedaagde partij zich schuldig heeft gemaakt aan het zogenoemde ‘treintje rijden’, door direct achter een voorganger onder c.q. langs de slagboom te rijden, althans door zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs of parkeermiddel de parkeeraccommodatie te verlaten.
2.3.
Primair stelt de eisende partij dat de gedaagde partij hiermee in strijd heeft gehandeld met de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst en de algemene voorwaarden van de eisende partij. De gedaagde partij is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de overeenkomst (artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW).
2.4.
Subsidiair stelt de eisende partij dat de gedaagde partij hiermee onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, waardoor de eisende partij schade lijdt welke aan de gedaagde partij kan worden toegerekend (artikel 6:162 BW).

3.De beoordeling

Geen ambtshalve toetsing van de informatieplichten
3.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter is van oordeel dat de overeenkomst is gesloten door middel van een geautomatiseerde handelsruimte als bedoeld in artikel 6:230h lid 2 sub l BW. Dit leidt ertoe dat de overeenkomst is uitgezonderd van de informatieplichten als bedoeld in Afdeling 2B, Titel 5, BW. De kantonrechter zal daarom niet ambtshalve toetsen of aan (pre)contractuele informatieplichten is voldaan.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
3.2.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [1] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
3.3.
Op de overeenkomst zijn de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing verklaard:
Algemene Voorwaarden Parkeren Q-Park 2.2024(hierna: de algemene voorwaarden).
Schadevergoedingsbedingen
3.4.
In de algemene voorwaarden staan onder meer de volgende bedingen:
5 Gebruikersvoorschriften
(..)
Gebruik parkeerbewijs
5.5
Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Verlies parkeerbewijs
5.6
In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de Klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.
Treintje rijden
5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
5.8
Het is Q-Park niet toegestaan om bij een beroep op de artikelen 5.5, 5.6 en/of 5.7 voor dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd een beroep te doen op artikel 7.5, 8.1 en/of 8.3. Noch is het Q-Park toegestaan verschillende mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding voor één en dezelfde gedraging te stapelen en/of dubbel te vorderen op grond van enig artikel in deze Voorwaarden.
(…)

7.Aansprakelijkheid

(…)

7.5
De Klant is aansprakelijk voor alle schade die door hem is veroorzaakt aan de Parkeerfaciliteit of de daarbij behorende apparatuur en installaties.
(…)

8.Niet-nakoming

8.1
Indien de Klant tekortschiet in de nakoming van enige verplichting die ingevolge de wet, de plaatselijke verordeningen en gebruiken en/of de met hem gesloten overeenkomst inclusief de daarop van toepassing zijnde Voorwaarden op hem rusten, pleegt de Klant wanprestatie, zonder dat daartoe enige verdere ingebrekestelling is vereist. Q-Park is alsdan gerechtigd de overeenkomst middels schriftelijk bericht te beëindigen en de Klant de toegang tot de Parkeerfaciliteit te weigeren. De Klant is gehouden om aan Q-Park alle schade te vergoeden, door Q-Park te lijden als gevolg van de in het voorgaande bedoelde fout, nalatigheid en/of enig ander in gebreke blijven, onverminderd de gehoudenheid van beide partijen tot nakoming van die verplichtingen die tot aan de beëindiging van de overeenkomst voor ieder van hen zouden zijn ontstaan of zullen ontstaan.
8.2
Indien Q-Park genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Q-Park te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen Q-Park en zakelijke klanten bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van €250. In afwijking van vorenstaande geldt tussen Q-Park en de consument (een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf) de wettelijke regeling van art. 6:96 BW en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten.
8.3
Q-Park is gerechtigd het Motorvoertuig van de Klant onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen, zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de Klant niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Q-Park, heeft voldaan, tenzij zulks in deze Voorwaarden en/of wettelijk is uitgesloten.
(…)
3.5.
In de artikelen 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3 van de algemene voorwaarden zijn bepalingen opgenomen over door de Klant (verder ook: de consument) te vergoeden schade. Zo zien de artikelen 5.5 en 5.7. op bedragen en schade die moeten worden vergoed als een consument de parkeerfaciliteit verlaat zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs. Artikel 5.6 ziet op bedragen die een consument moet vergoeden bij verlies of ontbreken van een parkeerbewijs. Artikel 7.5 ziet op aansprakelijkheid van de consument in het algemeen en artikel 8.1, 8.2 en 8.3 hebben betrekking op het niet nakomen van de overeenkomst of de algemene voorwaarden door de consument en de gevolgen daarvan.
3.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de artikelen 5.5, 5.6, 5.7, 7.5 en 8.1 alle zien op (vergoeding van) schade die ontstaat door het niet nakomen van de overeenkomst. Deze artikelen zijn zodanig ruim geformuleerd dat de eisende partij in het geval van uitrijden zonder geldig parkeerbewijs of parkeermiddel op alle vijf de bedingen een beroep zou kunnen doen. Uit de standpunten van de eisende partij blijkt ook dat zij dat doet.
3.7.
Daar komt bij dat voornoemde vijf artikelen elk afzonderlijk dubbele vergoedingen bevatten. De artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 bepalen namelijk dat het tarief verloren kaart onverlet laat het recht van de eisende partij om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief verloren kaart. Deze formulering laat de mogelijkheid open dat de eisende partij het daadwerkelijke parkeertarief vordert naast het tarief verloren kaart. De artikelen 5.5 en 5.7 bepalen verder dat een consument een vast bedrag aan aanvullende schadevergoeding verschuldigd is en dat de eisende partij daarnaast en daarenboven het recht heeft overige daadwerkelijk geleden schade te vorderen. In de artikelen 7.5 en 8.1 staat vervolgens dat een consument aansprakelijk is voor alle schade die de eisende partij lijdt aan apparatuur of installaties, of ten gevolge van niet-nakoming.
3.8.
Op grond van de artikelen 5.5, 5.6, 5.7, 7.5 en 8.1 kan de eisende partij dan ook het tarief verloren kaart, het werkelijke parkeergeld, de aanvullende schadevergoeding én alle daadwerkelijk geleden (gevolg)schade vorderen. Het cumulatieve effect van de bedingen elk afzonderlijk en in combinatie met elkaar is daarmee dat de eisende partij de consument met een schadevergoeding zou kunnen confronteren die de daadwerkelijk geleden schade (ver) overstijgt.
3.9.
Op zich is het voorbehouden van de mogelijkheid tot het vorderen van het tarief verloren kaart en een gefixeerde schadevergoeding niet oneerlijk, zoals ook eerder geoordeeld is in de rechtspraak. Gelet echter op de omstandigheid dat voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst onder meer rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen van die overeenkomst en dat het van belang is om te verifiëren of de handelaar dubbel beloond dreigt te worden [2] , vermoedt de kantonrechter dat de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 op zichzelf staand, en in combinatie met de artikelen 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3 wel oneerlijk zijn.
3.10.
Het aan de algemene voorwaarden nieuw toegevoegde artikel 5.8 neemt de oneerlijkheid niet weg, omdat hierdoor niet wordt uitgesloten dat de eisende partij nog steeds tegelijkertijd een beroep kan doen op de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7. Los daarvan zijn deze bedingen, als gezegd, ook op zichzelf staand oneerlijk nu daarin de mogelijkheid zit van een dubbele vergoeding. Bovendien worden de algemene voorwaarden op deze manier onleesbaar en voor de gemiddelde consument onbegrijpelijk door eerst diverse bedingen op te nemen en deze daarna voor bepaalde gevallen uit te sluiten. Voor de consument moet duidelijk en begrijpelijk zijn verwoord welke bedingen in welk geval van toepassing zijn.
3.11.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voornemens om de artikelen 5.5, 5.6, 5.7, 7.5 en 8.1 uit de algemene voorwaarden te vernietigen. De eisende partij zal de gelegenheid krijgen zich hierover uit te laten.
Incassobeding
3.12.
Hoewel de eisende partij het artikel over de buitengerechtelijke kosten (artikel 8.2) heeft aangepast in de huidige versie van de algemene voorwaarden (2.2024), vermoedt de kantonrechter dat ook deze nieuwe bepaling oneerlijk is. Op grond van dit artikel kan de eisende partij namelijk bij het uitbrengen van een sommatie (of ingebrekestelling of exploot) alle in dat verband gemaakte kosten bij de consument in rekening brengen. Weliswaar staat in de laatste volzin dat ‘in afwijking van vorenstaande’ voor de consument de wettelijke regeling van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geldt zoals de gemachtigde ter zitting heeft vermeld, maar zoals het beding nu is geredigeerd lijkt dat te slaan op de situaties waarin incassomaatregelen door de gerechtsdeurwaarder worden genomen en blijft hiermee de mogelijkheid open voor de eisende partij om eigen kosten in rekening te brengen bij de consument.
3.13.
In ieder geval maakt de redactie van het beding (de verwijzing naar ‘vorenstaande’) onvoldoende duidelijk dat van alle kosten die de eisende partij mogelijk maakt, aan een consument alleen de wettelijke buitengerechtelijke incassokosten in rekening kunnen worden gebracht. Daarnaast geldt dat het beding de eisende partij de vrijheid geeft om in het geval van een gerechtelijke procedure alle kosten (‘de kosten van rechtsbijstand in rechte’) bij de consument neer te leggen. Ook daarmee wordt het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoord, nu de consument in een minder gunstige positie wordt geplaatst dan hij zou hebben ingevolge het geldende nationale recht, waarbij onder meer is bepaald dat alleen de forfaitaire kosten van de gemachtigde toegewezen worden. De kantonrechter vermoedt daarom dat ook dit beding, voor zover dat ziet op buitengerechtelijke kosten, oneerlijk is en is voornemens om (ook) dit beding te vernietigen. De eisende partij zal de gelegenheid krijgen zich (ook) hierover uit te laten.
Conclusie
3.14.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van de hiervoor genoemde bedingen.
3.15.
Als aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
3.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van
21 mei 2025om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).
2.HvJ EU 13 juli 2023, ECLI:EU:C:2023:578, rov. 67.