ECLI:NL:RBNHO:2025:4724

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
25/1943
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor de integrale herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 21 mei 2021. De Dienst Toeslagen heeft de beslistermijn op 30 oktober 2021 met zes maanden verlengd, waardoor de beslissing uiterlijk op 21 mei 2022 genomen had moeten worden. Dit is echter niet gebeurd. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 24 augustus 2022 in gebreke gesteld, waarna op 22 december 2022 een dwangsom van € 1.442 is toegekend wegens het niet tijdig beslissen. Op 31 juli 2024 heeft de Dienst Toeslagen een vooraankondiging van de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek gestuurd, maar tot op heden is er geen definitief besluit genomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres kennelijk gegrond is. Aangezien er nog geen besluit is genomen, heeft de rechtbank de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. De rechtbank heeft ook bepaald dat de dwangsom € 100 per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000, en dat de Dienst Toeslagen het door eiseres betaalde griffierecht van € 53 moet vergoeden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het beleid met betrekking tot de hoogte van de dwangsom.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/1943

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres(gemachtigde: mr. P.F.M. Deijkers),

en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag voor de integrale herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 21 mei 2021.
Verweerder heeft op 22 april 2025 een verweerschrift en de daarbij behorende stukken ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder meer) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eiseres heeft op 21 mei 2021 een aanvraag voor de integrale herbeoordeling kinderopvangtoeslag ingediend. Verweerder heeft de beslistermijn op 30 oktober 2021 met zes maanden verlengd. Dit betekent dat de beslistermijn verlengd is, en verweerder uiterlijk op 21 mei 2022 een beslissing op het verzoek had moeten nemen. Dit is niet gebeurd. Eiseres heeft verweerder bij brief van 24 augustus 2022 in gebreke gesteld. Bij besluit van 22 december 2022 heeft verweerder de maximale dwangsom van € 1.442 aan eiseres toegekend wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek. Over het alsnog nemen van een beslissing is in deze brief niets vermeld. Op 31 juli 2024 heeft verweerder een vooraankondiging van de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek aan eiseres gezonden
.Eiseres heeft bij brief van 14 augustus 2024 haar zienswijze op de vooraankondiging gegeven.
4. Eiseres heeft op 8 april 2025, meer dan twee weken nadat zij verweerder in gebreke heeft gesteld, beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek. Tot op heden heeft verweerder niet op het verzoek van eiseres beslist.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep kennelijk gegrond.
6. Aangezien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, moet de rechtbank het bestuursorgaan opdragen om in principe binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d van de Awb). In de regel wordt de dwangsom bepaald op € 100 per dag, met een maximum van € 15.000.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Bij het stellen van een nadere termijn voor het besluit moet een op dit moment verantwoorde keuze worden gemaakt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2023:3209, rechtsoverweging 26) heeft de beslistermijn voor zaken als de onderhavige als volgt bepaald. Verweerder moet binnen twaalf weken na de datum van indienen van het verweerschrift, maar ten minste zes weken na de dag van verzending van de uitspraak op het beroep, en als de termijn van twaalf weken ten tijde van het doen van de uitspraak op beroep reeds verstreken is of indien geen verweerschrift is ingediend zes weken na de dag van verzending van de uitspraak op het beroep, een vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek verzenden. Vervolgens moet verweerder binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend maken. De rechtbank sluit aan bij deze termijn(en).
8. Nu verweerder reeds op 31 juli 2024 een vooraankondiging van het herbeoordelingsverzoek heeft verzonden, eiseres haar zienswijze hierop heeft gegeven en verweerder niet binnen twee weken na het indienen van de zienswijze een definitief besluit heeft genomen, zal de rechtbank verweerder opdragen om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog het definitieve besluit te nemen.
9. De rechtbank ziet geen reden af te wijken van het landelijk vastgelegde uitgangspunt met betrekking tot de hoogte van de dwangsom. In dat beleid is vastgelegd dat de dwangsom lager wordt vastgesteld indien sprake is van een zo gering belang dat de normale hoogte van de dwangsom buiten proportie is. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in geval zoals dit geen sprake. Ook ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om een hogere maximale dwangsom dan volgens het uitgangspunt toe te kennen.
10. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 53 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken; bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 53 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van S. Spaan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.