6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit:
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. De verdachte heeft [slachtoffer 1] van achteren benaderd en heeft hem geslagen, waarna hij twee telefoons heeft weggenomen. Na de diefstal heeft hij [slachtoffer 1] nogmaals geslagen en een schop in het gezicht gegeven, waarna de verdachte is vertrokken.
Dit is een zeer ernstig feit dat voor gevoelens van angst bij het slachtoffer heeft gezorgd. Daarnaast kunnen dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid bij de maatschappij in het algemeen veroorzaken. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en niet voor de gevolgen van het feit voor anderen.
Persoon van de verdachte:
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 18 oktober 2024 van [naam], als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor Den Haag
.
Er is volgens de reclassering sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden en het risico op recidive is onverminderd hoog. De reclassering is van mening dat inzet op de psychische- en verslavingsproblematiek van belang is om langdurige gedragsverandering te bewerkstelligen en daarmee de kans op recidive te beïnvloeden. Ondanks dat eerder opgelegde verplichte kaders niet toereikend zijn geweest, lijkt betrokkene nieuwe motivatie te hebben om mee te gaan werken aan een traject. De reclassering is hierdoor van mening dat betrokkene binnen een veilige, gestructureerde en gesloten omgeving aan zijn problematiek moet gaan werken. Hierdoor is een langdurig klinische behandeling geïndiceerd. Dit lijkt de enige mogelijkheid om het middelengebruik een halt toe te roepen. Om toe te zien dat betrokkene zich aan deze voorwaarde houdt is een meldplicht geïndiceerd. De reclassering heeft een indicatie aangevraagd bij het IFZ en is nog in afwachting van een reactie.
In het emailbericht van GGZ Fivoor Den Haag van 6 januari 2025 deelt [naam]
[naam] mee dat de verdachte, na een onherroepelijk vonnis waarin de klinische opname is opgelegd, mogelijk na 8 weken geplaatst kan worden op een overbruggingsplek.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gemotiveerd is om mee te werken aan het door de reclassering voorgestelde traject.
De op te leggen straf:
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, zodat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte aansluitend aan zijn detentie behandeld gaat worden voor zijn problematiek. Met deze straf biedt de rechtbank hem een kans om zijn leven op de rit te krijgen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.