ECLI:NL:RBNHO:2025:4670

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
C/15/357674 / JU RK 24-1485
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing en benoeming bijzondere curator in een jeugdzorgzaak

Op 29 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven in een jeugdzorgzaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De rechtbank oordeelt dat het onderzoek naar het perspectief van de minderjarigen tot op heden onvoldoende inzicht biedt in de meest geschikte plaatsing. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om verlenging van de uithuisplaatsing tot 25 november 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarigen, ondanks hun inspanningen, niet voldoen aan de gestelde bodemeisen en dat de huidige opvoedsituatie bij de pleegouders gunstig is voor de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank benoemt een bijzondere curator om de belangen van de minderjarigen te behartigen en verzoekt om een advies over hun toekomstperspectief. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd tot 25 september 2025, met een pro forma datum van 4 september 2025 voor verdere behandeling van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/357674 / JU RK 24-1485
Datum uitspraak: 29 april 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en benoeming bijzondere curator
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
[de pleegouder 1] en [de pleegouder 2],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [plaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 18 november 2024 met de daarin genoemde stukken;
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 10 maart 2025 met de daarin genoemde stukken;
  • de aanvullende stukken van de GI, ontvangen op 7 april 2025.
1.2.
Op 8 april 2025 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zijn de pleegouders niet op de zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 2 september 2022 [de minderjarige 1] voorlopig onder toezicht gesteld. Bij beschikking van 25 november 2022 is [de minderjarige 1] vervolgens onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 18 november 2024 tot 25 november 2025.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 17 mei 2023 [de minderjarige 2] , als ongeboren baby, onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 18 november 2024 tot 25 november 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 2 september 2022 een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een crisispleeggezin. Bij beschikking van 15 september 2022 is vervolgens een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een voorziening van pleegzorg. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 25 mei 2023.
2.5.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 december 2023 een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een pleeggezin. Deze machtiging tot uithuisplaatsing is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 10 maart 2025 tot 1 mei 2025, waarbij het restant van het verzoek is aangehouden.
2.6.
Op basis van laatstgenoemde machtiging verblijven [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een netwerkpleeggezin.
2.7.
Op 13 februari 2025 heeft de GI een perspectiefbesluit genomen, inhoudende dat het opgroeiperspectief van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] niet meer bij de ouders ligt, maar bij het netwerkpleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg toe te wijzen, te weten tot 25 november 2025. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. Op de zitting van 18 november 2024 is duidelijk geworden dat alle partijen het erover eens zijn dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , gelet op hun jonge leeftijd, zo snel mogelijk duidelijkheid nodig hebben over waar zij gaan opgroeien. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn aangemeld geweest bij Parlan voor een Terug Naar Huis Onderzoek (hierna: TNHO). In afwachting hiervan heeft de GI in februari 2024 bodemeisen opgesteld. De GI heeft met ouders en de hulpverlening van Jij & Co gewerkt aan het behalen van de bodemeisen. De ouders hebben ondanks de ingezette hulpverlening en de 4-wekelijkse evaluaties hier niet van geprofiteerd en de bodemeisen zijn grotendeels nog rood hetgeen wil zeggen dat deze onvoldoende behaald zijn. Parlan heeft in december 2024 gereageerd dat zij het TNHO niet aan zullen nemen en hebben dit schriftelijk onderbouwd. De GI stelt dat een aanmelding voor een TNHO bij een andere jeugdhulporganisatie tijd gaat kosten en langer onduidelijkheid oplevert voor [de minderjarige 1] en voor [de minderjarige 2] . Hoewel de GI ziet dat er tussen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en hun ouders heel veel liefde is, wordt ook gezien dat de bodemeisen zoals zij deze gesteld hebben onvoldoende behaald zijn. De GI heeft op 13 februari 2025 met de ouders besproken dat het hen sinds december 2019 niet lukt om, ondanks de inzet van alle hulpverlening, aan hun persoonlijke problematiek te werken. De GI acht het noodzakelijk dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] duidelijkheid krijgen en heeft beslist dat zij het beste kunnen opgroeien in de stabiele opvoedsituatie van het netwerkpleeggezin bij hun oom en tante (nicht mz).
3.3.
Op de zitting heeft de GI hier aan toegevoegd dat de persoonlijke problematiek van de ouders nog steeds op de voorgrond staat, waardoor het onvoldoende is gelukt om actief aan de bodemeisen te werken. Vooral aan de eisen om zich niet met elkaar bezig te houden, mee te werken aan hulpverlening en daarvan te profiteren is niet voldaan. Hoewel de ouders hun best doen, is hun onderlinge samenwerking nog erg fragiel en speelt er bij periodes nog steeds onrust rondom hen. De GI acht het van belang dat er eerst duidelijkheid komt over het toekomstperspectief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , alvorens de omgang kan worden uitgebreid.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Op de zitting is door en namens de moeder naar voren gebracht dat zij graag wil dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aan de hand van een gefaseerd terugplaatsingstraject na de zomervakantie weer thuis komen wonen. De omgang is op dit moment nog beperkt en dient de komende tijd uitgebreid te worden. De moeder heeft in de samenwerking met de GI transparantie gemist. Er is sinds oktober 2024 geen overleg meer geweest met de GI over de bodemeisen, waardoor zij het gevoel heeft geen eerlijke kans te hebben gehad om te laten zien dat zij voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] kan zorgen. De ouders zijn nu al anderhalf jaar uit elkaar en zijn bezig met het vaststellen van een ouderschapsplan. Sinds oktober 2024 hebben de ouders goed contact en zijn er geen incidenten meer geweest. De moeder wil in haar plan het huidige pleeggezin als netwerk blijven gebruiken. Sinds een halfjaar krijgt de moeder wekelijks traumabehandeling bij de GGZ. Binnenkort zal zij beginnen met EMDR-therapie.
4.2.
De vader is het niet eens met het verzoek. Op de zitting is door de vader naar voren gebracht dat de GI blijft rapporteren over de problematiek van 2023, terwijl het in 2024 en 2025 steeds beter gaat. De ouders hebben ervoor gekozen om te kiezen voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en zich niet meer te focussen op hun verleden. De vader stelt dat de ouders zich aan de bodemeisen houden. De vader wordt ondersteund door een jongerenwerker die hem onder andere helpt bij zijn emotieregulatie. Daarnaast staat de vader ervoor open om gesprekken te starten met de praktijkondersteuner bij de huisarts en te kijken of eventueel hulpverlening vanuit de GGZ nodig is. Volgens de vader moet er per direct gewerkt worden aan het uitbreiden van de omgang, zodat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] per 24 augustus 2025 doordeweeks bij de vader kunnen gaan verblijven en in het weekend bij de moeder.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. [1] In september 2022 is [de minderjarige 1] voor het eerst uithuisgeplaatst vanwege aanhoudende ruzies tussen de ouders en het huiselijk geweld in de thuissituatie. Nadat de thuissituatie rustiger was geworden, is [de minderjarige 1] in mei 2023 weer thuis geplaatst bij de ouders. Kort na de geboorte van [de minderjarige 2] in augustus 2023 namen de conflicten tussen de ouders weer toe. Als gevolg van de wederom onveilige thuissituatie zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in december 2023 met spoed uithuisgeplaatst in het huidige netwerkpleeggezin, de nicht van de moeder en haar partner. In de opvoedsituatie bij de pleegouders ontwikkelen zij zich goed.
5.2.
Uit de stukken is gebleken dat de GI Parlan de opdracht heeft gegeven een inschatting te maken van de haalbaarheid van een TNHO. Parlan heeft geconcludeerd dat de ouders op dit moment niet voldoen aan de voorwaarden om met een vooronderzoek en uiteindelijk een TNHO te starten. De GI heeft vervolgens op 13 februari 2025 het besluit genomen dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] niet bij de ouders zullen opgroeien en dat hun perspectief ligt in het huidige netwerkpleeggezin.
5.3.
De rechtbank stelt aldus vast dat er door Parlan geen vooronderzoek of een TNHO is uitgevoerd. De rechtbank overweegt dat dientengevolge er onvoldoende duidelijk is geworden wat de ouders kunnen betekenen in het leven van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Daarnaast is het voor de rechtbank onduidelijk gebleven wat de huidige stand van zaken is ten aanzien van de door de GI gestelde bodemeisen. De bijlage van de GI betreffende de voortgang over de bodemeisen is op 4 oktober 2024 bij de rechtbank ingediend en is blijkbaar nadien niet geactualiseerd.
5.4.
Het is de rechtbank verder gebleken dat de huidige situatie anders is dan de situatie ten tijde van de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Hoewel er nog steeds sprake is van onrust rondom de ouders, hebben zij stappen gezet ter verbetering. De ouders zijn apart gaan wonen en lijken meer open te staan voor hulpverlening bij hun persoonlijke problematiek.
5.5.
De GI stelt dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor hun verdere ontwikkeling duidelijkheid nodig hebben over hun toekomstperspectief. Enerzijds ziet de rechtbank dat de aanvaardbare termijn waarbinnen het voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] duidelijk moet zijn waar zij op zullen groeien beperkt is. Anderzijds is het de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden of, en zo ja hoe, de onduidelijkheid over haar perspectief de ontwikkeling van met name [de minderjarige 1] in de weg staat. [de minderjarige 2] heeft gelet op zijn jonge leeftijd nog geen last van deze onduidelijkheid.
5.6.
De rechtbank acht een gedegen perspectiefonderzoek van belang bij het nemen van een perspectiefbesluit. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het onderzoek naar het perspectief tot op heden nog onvoldoende inzicht geeft in welke plaatsing het meest in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is.
5.7.
In artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is – voor zover hier van belang – bepaald dat de rechtbank ambtshalve een bijzondere curator kan benoemen om het kind ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. Deze bevoegdheid bestaat wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van het kind de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van het kind, en indien dit in het belang van het kind noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
5.8.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een dergelijke situatie. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn gebaat bij een onafhankelijke deskundige die onderzoekt wat hun belangen zijn.
5.9.
De rechtbank heeft [de bijzondere curator] , kantoorhoudende te [plaats] , bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden. Zij zal hiertoe door de rechtbank worden benoemd. De bijzondere curator dient als wettelijke vertegenwoordiger van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uitsluitend hun belangen te behartigen en te adviseren wat het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in deze zaak vergt, waarbij zij acht dient te slaan op de wettelijke regeling en de jurisprudentie. De bijzondere curator wordt verzocht om een advies uit te brengen over het perspectief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en te rapporteren over de vragen:
Wat zijn de mogelijkheden en belemmeringen voor thuisplaatsing, al dan niet geheel of gedeeltelijk, van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij (één van) de ouders?
Welke opvoedsituatie (bij – één van – de ouders dan wel het huidige netwerkpleeggezin), is het meest in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ?
5.10.
De bijzondere curator wordt verzocht individuele gesprekken te voeren met de ouders, de pleegouders en de GI. Indien de bijzondere curator daartoe aanleiding ziet, kan zij ook gesprekken met de ouders en de GI gezamenlijk voeren. Het staat de bijzondere curator vrij gesprekken te voeren met anderen die informatie over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] kunnen verschaffen. De rechtbank laat het aan de beoordeling van de bijzondere curator over of, en zo ja op welke wijze, zij contact heeft met [de minderjarige 1] en/of [de minderjarige 2] .
5.11.
De rechtbank wijst de ouders, de pleegouders en de GI erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator te geven instructies gevolg te geven.
5.12.
De rechtbank ziet in afwachting van het advies van de bijzondere curator aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in het netwerkpleeggezin te verlengen tot 25 september 2025 en het verzoek voor het overige aan te houden tot de pro forma datum van 4 september 2025. De rechtbank verwacht uiterlijk één week voor de pro forma datum van 4 september 2025 het schriftelijke verslag van de bijzondere curator te hebben ontvangen, alsmede recente informatie van de GI. Het resterende deel van het verzoek zal dan opnieuw behandeld worden op een nader te bepalen zitting van de meervoudige kamer.
5.13.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
in een voorziening voor pleegzorg tot 25 september 2025;
6.2.
benoemt – met inachtneming van het hiervoor overwogene – over de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
tot bijzondere curator: [de bijzondere curator] , kantoorhoudende te [plaats] ;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verzoekt de bijzondere curator uiterlijk 28 augustus 2025 schriftelijk verslag aan de rechtbank te doen;
6.5.
verzoekt de GI uiterlijk 28 augustus 2025 de rechtbank te informeren over de recente stand van zaken;
6.6.
houdt het verzoek voor het overige aan tot de
pro forma datum van 4 september 2025.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. van Weely, mr. N. Cuvelier en mr. M.H. Simons, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.