ECLI:NL:RBNHO:2025:4654

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
10697192 \ CV EXPL 23-5928
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagier vanwege vertraagde vlucht en beoordeling van buitengewone omstandigheden door vervoerder

In deze zaak vorderde een passagier compensatie van de vervoerder, Turkish Airlines, vanwege een vertraagde vlucht. De passagier en haar minderjarige kind arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had genomen. De vervoerder had de passagier omgeboekt naar een alternatieve vlucht die meer dan 24 uur later vertrok, wat niet als een redelijke maatregel werd beschouwd. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had onderbouwd dat er geen andere mogelijkheden waren voor een eerdere vlucht. Daarom werd de vordering van de passagier toegewezen, inclusief compensatie en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 1.417,80, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10697192 \ CV EXPL 23-5928
Uitspraakdatum: 23 april 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[minderjarige]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O., mede handelende onder de naam
Turkish Airlines
gevestigd te Ankara, Istanbul
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir (Seneca Advocaten)
De zaak in het kort
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder echter niet alle redelijke maatregelen heeft genomen omdat hij de passagier heeft omgeboekt naar een alternatieve vlucht van meer dan 24 uur later en hij onvoldoende heeft onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid was. Daarom wordt de vordering van de passagier toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- het bericht met aanvullende productie van de passagier;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar en haar minderjarige kind op 23 december 2021 vervoeren van
Amsterdam-Schiphol Airport, via Istanbul, Turkije, naar Dar Es Salaam, Tanzania, met vluchtcombinatie TK1952 en TK603 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft vlucht TK1952 van Amsterdam naar Istanbul vertraagd uitgevoerd. De passagier en haar minderjarige kind zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 1.200,-. [1] Dit bedrag is inclusief de compensatie voor haar minderjarige kind, dat eveneens meevloog.
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter oordeelt echter dat in het midden kan blijven of de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden omdat de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle maatregelen heeft getroffen om de vertraging vanwege de eventuele buitengewone omstandigheden te voorkomen of te beperken.
4.4.
De vervoerder stelt in dit verband dat hij geen invloed had op de oorzaak van de vertraging en dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht naar de eindbestemming. De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat zij met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Er waren meerdere mogelijkheden voor alternatieve vluchten waarmee zij eerder op de eindbestemming zouden zijn aangekomen, aldus de passagiers.
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat het in beginsel geen redelijke maatregel is als een luchtvaartmaatschappij een passagier omboekt naar een door hemzelf uitgevoerde vlucht die de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt. Dit is anders als er geen enkele mogelijkheid was voor een eerdere alternatieve vlucht van de luchtvaartmaatschappij zelf of van een andere luchtvaartmaatschappij of als het organiseren daarvan een onaanvaardbaar offer van de luchtvaartmaatschappij zou vergen. [3]
4.6.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht in beginsel geen redelijke maatregel is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder daarbij, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de passagier, onvoldoende onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid was voor een eerdere alternatieve vlucht naar de eindbestemming. De enkele stelling dat de passagier bij eerste gelegenheid is vervoerd is daartoe, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende.
4.7.
Daarom slaagt het verweer van de vervoerder niet en zal de door de passagier gevorderde hoofdsom worden toegewezen. De wettelijke rente over de hoofdsom is als onweersproken eveneens toewijsbaar.
4.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagier heeft voldoende onderbouwd gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.9.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagier heeft daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Zij heeft niet gesteld dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum had.
4.10.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 24 december 2021, en over € 217,80 vanaf 4 juli 2023, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 214,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening
3.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.