ECLI:NL:RBNHO:2025:4637

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
10843202 \ CV EXPL 23-8217
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van huurovereenkomst en vernietiging van oneerlijke bedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 februari 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap De Nederlandse Kluis B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 131,98, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een kluis. De kantonrechter heeft ambtshalve de (pre)contractuele informatieplichten van de handelaar getoetst en vastgesteld dat de eisende partij voldoende had aangetoond dat aan deze plichten was voldaan. Tevens is er onderzoek gedaan naar de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst, waarbij een eenzijdig prijswijzigingsbeding als oneerlijk werd beoordeeld en vernietigd. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 91,98 toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van de kluis. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10843202 \ CV EXPL 23-8217
Uitspraakdatum: 12 februari 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Nederlandse Kluis B.V.
gevestigd te Rotterdam
de eisende partij
gemachtigde: AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 131,98, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Ook vordert de eisende partij ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van de gedaagde partij om de kluis met [aanduiding] , staande en gelegen te [locatie] te ontruimen en met overgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van de eisende partij te stellen, bij gebreke waarvan deze ontruiming gedwongen zal plaatsvinden door een gerechtsdeurwaarder. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [2] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst de
Voorwaarden huurovereenkomst Safeloket De Nederlands Kluis B.v. Versie september 2019(hierna: de algemene voorwaarden) van de eisende partij van toepassing zijn verklaard.
2.6.
De kantonrechter heeft in een eerdere zaak van de eisende partij [3] getoetst of de algemene voorwaarden bedingen bevatten die oneerlijk zijn. Dit voor zover de bedingen verband hielden met de vordering. De eisende partij heeft hierbij de gelegenheid gekregen zich hierover uit te laten. Vervolgens heeft de kantonrechter artikel 7 van de algemene voorwaarden oneerlijk bevonden voor zover dit beding ziet op buitengerechtelijke incassokosten en schadevergoeding. De kantonrechter heeft het beding vernietigd en de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De kantonrechter ziet, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om anders over dit beding te denken dan in voornoemde zaak en vernietigt daarom dit beding. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
Het eenzijdig prijswijzigingsbeding
2.7.
Artikel 6 van de algemene voorwaarden bevat een prijswijzigingsbeding. Gedurende de looptijd van de overeenkomst met de gedaagde partij heeft de eisende partij de jaarlijkse huurprijs verhoogd. Het prijswijzigingsbeding houdt daarom verband met de vordering en moet door de kantonrechter ambtshalve worden getoetst. Het beding luidt:
(…)Prijsindex: De huurprijs wordt jaarlijks verhoogd op basis van wijziging maandprijsindexcijfer volgens de Consumentenprijsindex (CPI) reeks CPI alle huishoudens (2006 = 100) gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.Daarnaast is Verhuurder steeds gerechtigd de huur na afloop van het contractjaar eenzijdig verder te verhogen, voor zover de verhoging uiterlijk 1 maand voor de afloop van het contractjaar aan Huurder bekend wordt gemaakt. Huurder heeft het recht voor het einde van het betreffende contractjaar de Overeenkomst te ontbinden. (…)
2.8.
Het beding biedt de eisende partij de mogelijkheid om de huurprijs jaarlijks te verhogen (i) conform de regels van de CPI en daarbovenop (ii) eenzijdig verder te verhogen voor zover die verhoging uiterlijk één maand voor de afloop van het contractjaar aan de huurder bekend wordt gemaakt.
2.9.
De kantonrechter stelt vast dat dit beding valt onder artikel 3 lid 3 sub 1 onder ‘l’ van de blauwe lijst behorende bij de richtlijn met bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. In sub 2 onder d van de lijst is bepaald dat het sub 1 onder ‘l’ vermelde niet in de weg staat aan bedingen van prijsindexering, voor zover deze wettig zijn en de wijze waarop de prijs wordt aangepast hierin expliciet beschreven is.
2.10.
Het eerste deel van het beding voldoet naar het oordeel van de kantonrechter aan deze vereisten. Het beding verwijst naar de regels van de CPI en neutraliseert alleen jaarlijks de effecten van inflatie, zodat voor de consument duidelijkheid bestaat over het moment en de hoogte van de wijziging. Dit indexatie-beding is daarom niet oneerlijk en wordt in stand gelaten.
2.11.
Ten aanzien van het tweede deel van het beding geldt dat op grond van artikel 3 lid 3 sub 1 onder ‘l’ in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [4] een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar is wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen, zodat de consument de prijswijziging kan voorzien. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
2.12.
In het tweede gedeelte ontbreekt een geldige reden voor wijziging, terwijl in de bepaling ook geen maximum verhogingspercentage is opgenomen. Daarmee is voor de consument de prijswijziging niet duidelijk en voorzienbaar. Gelet hierop wordt het beding vermoed oneerlijk te zijn.
2.13.
Gelet op het gestelde in de dagvaarding gaat de kantonrechter ervan uit dat de eisende partij de huurprijs gedurende de looptijd van de huurovereenkomst alleen heeft verhoogd met het inflatiepercentage van de CPI. Dat het opslagbeding in artikel 6 van de algemene voorwaarden wordt vermoed oneerlijk te zijn, heeft daarom in deze zaak geen gevolgen voor de vordering.
Hoofdsom
2.14.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 131,98. Dit bedrag bestaat uit € 213,53 aan hoofdsom, € 40,00 incassokosten en € 6,45 aan rente, waarop op 15 november 2023 een bedrag van € 128,00 in mindering is voldaan. Gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, strekt deze betaling eerst in mindering op de rente en vervolgens op de toewijsbare hoofdsom. Dat betekent dat een bedrag van € 91,98 aan hoofdsom zal worden toegewezen.
Ontbinding en ontruiming
2.15.
De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde ontruiming van de kluis.
Proceskosten
2.16.
Artikel 7 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
2.17.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 91,98, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 november 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij de kluis met [aanduiding] , staande en gelegen te [locatie] , binnen een maand na betekening van dit vonnis met al wat zich daarin vanwege de gedaagde partij mocht bevinden te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van de eisende partij te stellen, bij gebreke waarvan de ontruiming gedwongen zal plaatsvinden door een gerechtsdeurwaarder;
3.4.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,32 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht,
€ 40,00 wegens salaris gemachtigde en
€ 20,00 wegens nakosten;
3.5.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).
3.ECLI:NL:RBNHO:2024:11232 (tussenvonnis) en ECLI:NL:RBNHO:2024:11233 (eindvonnis).
4.HvJ EU 26 april 2012 (Invitel), C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.