Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 juni 2024
- de mondelinge behandeling van 14 oktober 2024, tijdens welke zitting de advocaten het woord gevoerd hebben aan de hand van spreekaantekeningen en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
- de akte aan de zijde van de gemeente met producties 52 en 53
- de akte aan de zijde van [gedaagde 2] met producties 18 t/m 21
- de antwoordakte aan de zijde van RAU met producties 1 t/m 3.
2.De feiten
“dat alle gebreken gedurende die periode die kennelijk te wijten zijn aan minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoering, op eerste aanzegging voor haar rekening zullen worden hersteld.”
- Egalisatielaag
- Isolatielaag 20 mm
- PE folie 200 um
- Cementgebonden dekvloer 60 mm
- Rubbergranulaat 9 mm
- Kunstharsgebonden vloer 2 mm.
en een puntlast van 7 kN. Voor dekvloeren is alleen de puntlast relevant, omdat de gelijkmatig verdeelde belasting direct wordt afgedragen naar de ondergelegen constructievloer. (…)
(+Cw20) een gemiddelde buigtreksterkte van ongeveer 3 N/mm²
gevonden. (…)
(7 kN) (…). Deze buigspanningen zijn (…) een factor 3 (…) hoger dan de geschatte buigtreksterkte van 3 N/mm²
. Geconcludeerd kan worden dat de sterkte van de dekvloer volgens het bestek ruim onvoldoende is voor het beoogde gebruik (…)
. Dit betekent dat de dekvloer valt in klasse Cw12 (…). Dit is twee klassen lager dan de klasse Cw20 die is voorgeschreven in het bestek.
5.Beantwoording van de vragen
3.De vorderingen
4.De standpunten van partijen
De gemeente
5.De beoordeling
. Indien deze bovenop de bestaand zandcementvloer wordt geplaatst kan de vloer te zwaar worden voor de fundering waardoor extra palen geboord dienen te worden. In de archiefstukken zijn de volgende belastinguitgangspunten gevonden:
sportvloer en 80 kg/m²
afwerkvloer (40 mm zandcement). De gerekende veranderlijke vloerbelasting is 400 kg/m²
. In de huidige norm (Eurocode) is een belasting van 500 kg/m²
– en dus ook de afwerkvloer – hoefde dus niet de belasting van een vorkheftruck te kunnen doorstaan, zodat in zoverre is afgeweken van het PvE. Tussen partijen is verder niet in geschil dat onder bestaand gebruik het gebruik als sporthal viel en dat de sporthal daarnaast gebruikt moest kunnen worden voor evenementen zoals bijvoorbeeld een vlooienmarkt. Dit betekent dat de afwerkvloer op grond van de overeenkomst tussen partijen geschikt moest zijn voor gebruik als sporthal met alle sporttoestellen – waaronder bijvoorbeeld basketbaltorens – en activiteiten die daarbij horen en voor evenementen als voornoemd.
“Voor wat betreft de noodzaak van vervanging van de gehele vloer, kan dit eveneens worden toegeschreven aan zowel het gebrekkige ontwerp als de onvolkomenheden in de uitvoering. Uit berekeningen volgens NEN 2742 volgt echter dat hierbij vooral het gebrekkige ontwerp een belangrijke rol speelt. (…) Een druksterkte Cw20 volgens het bestek is veruit onvoldoende en bovendien moet voor zwevende dekvloer geen druksterkte (Cw-waarde) maar een buigtreksterkte (F-waarde) worden voorgeschreven. Het feit dat de vloer dunner is uitgevoerd en met een lagere druksterkte, speelt in mindere mate ook mee.(…)”
zwevendedekvloer.
“samengevat zijn de volgende afspraken gemaakt. De vloer zal worden gefreesd en waar mogelijk en noodzakelijk de ondervloer. (…) Indien de vloer daarna nog iets te hoog blijkt te liggen wordt toch verder gegaan volgens bestek en nadien worden eventuele grotere hoogteverschillen dan waar in is voorzien nabij dorpels in overleg me(t) elkaar opgelost (…)”. Na het frezen van de vloer heeft [betrokkene 3] op 28 mei 2018 namens [gedaagde 2] de nieuwe vloerhoogten aan (onder meer) de directievoerder doorgegeven waarna deze dezelfde dag heeft laten weten “
Graag conform bestek en contractstukken uitvoeren”. In een (laatste) e-mail hierover van 19 juli 2018 heeft [betrokkene 3] geschreven
“wij houden de veel besproken vloersamenstelling en totale vloerhoogte van 91 mm aan, mede bestekmatig bepaald”.Uit de communicatie over de vloer blijkt dus niet dat de gemeente accepteerde of wist dat de vloer niet overal (nagenoeg) 60 mm kon zijn, of dat de peilhoogte moest worden aangehouden, zoals [gedaagde 2] ter zitting heeft betoogd. Daaruit blijkt juist dat is vastgehouden aan de in het bestek voorgeschreven dikte en dat eventuele hoogteverschillen zouden worden opgelost.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de ontvangen foto’s van de dekvloer na verwijderen van de topvloer, wordt geconcludeerd dat de schades vooral het gevolg moeten zijn van een plaatselijk kleinere dikte, mindere kwaliteit en onvoldoende samenhang van de dekvloer.Onder vraag 8 concludeert [bedrijf 3] :
Uit het onderzoek komt naar voren dat de schades zijn veroorzaakt door zowel een gebrekkig ontwerp als onvolkomenheden in de uitvoering. Er kan geen precieze verdeling tussen beide oorzaken worden gegeven. Wel wordt verwacht dat de schades in hoofdzaak het gevolg zijn van onvolkomenheden in de uitvoering, omdat de schades in een specifiek gebied zijn opgetreden en niet overal. Uit het destructieve onderzoek volgt dat de dekvloer in het gebied met schades waarschijnlijk dunner is geweest dan elders en op foto’s is te zien dat de kwaliteit in het betreffende gebied waarschijnlijk ook slechter is geweest.
28 mei 2025voor akte uitlaten aan de zijde van de gemeente zoals overwogen in r.o. 5.22.;