In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 april 2025 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders over drie minderjarigen, [de minderjarige 1], [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3]. De rechtbank oordeelde dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de problematiek van de ouders, waaronder huiselijk geweld en een gebrek aan opvoedvaardigheden. De ouders zijn niet in staat gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen binnen een aanvaardbare termijn te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen in hun jonge leven al veel hebben meegemaakt, waaronder uithuisplaatsingen en traumatische ervaringen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam als voogd te benoemen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, omdat het in het belang van de kinderen is dat zij opgroeien in een veilige en neutrale omgeving. De rechtbank heeft ook de zorgen van de ouders over de schending van hun rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) overwogen, maar oordeelde dat de beëindiging van het gezag noodzakelijk is voor de bescherming van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.