ECLI:NL:RBNHO:2025:4604

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
15/248253-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met ontuchtige handelingen en vervaardiging van kinderpornografisch materiaal

In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, waaronder het seksueel binnendringen van de vagina en het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 25 november 2022 in Schermerhorn, gemeente Alkmaar, handelingen heeft gepleegd met een slachtoffer dat toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, deels toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 5.000,- is vastgesteld voor immateriële schade. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten ontkende. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/248253-24 (P)
Uitspraakdatum: 24 april 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats en -datum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.H.I. van Dongen en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. R.J.A. Verhoeven, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2022 tot en met 16 juni 2022 te Schermerhorn, gemeente Alkmaar, althans in Nederland, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het een en/of meermalen:
- stoppen van haar, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of vingeren van die [slachtoffer] en/of
- likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of beffen van die [slachtoffer].
Feit 2
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 juni 2022 tot en met 25 november 2022 te Schermerhorn, gemeente Alkmaar, althans in Nederland, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
te weten het een en/of meermalen:
- stoppen van haar, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of vingeren van die [slachtoffer] en/of
- likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of beffen van die [slachtoffer].
Feit 3
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2022 tot en met 25 november 2022 te Schermerhorn, gemeente Alkmaar, althans in Nederland, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het een en/of meermalen:
- likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of beffen van die [slachtoffer] en/of
- likken van en/of knijpen in en/of betasten van de borst(en) van die [slachtoffer]
en/of
- zoenen van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] haar, verdachte, laten likken aan de tepel(s) en/of aan de borst(en) en/of aan de vagina.
Feit 4
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2022 tot en met 25 november 2022, te Schermerhorn, gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland,
telkens een afbeelding, te weten een foto, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, te weten: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft verspreid en/of heeft aangeboden en/of heeft vervaardigd en/of heeft verworven en/of in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto nadrukkelijk de (deels) (ontblote) billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft alle ten laste gelegde feiten ontkend. De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde gedragingen ziet de raadsman onvoldoende steunbewijs in het dossier voor de verklaring van [slachtoffer]. Ten aanzien van feit 4 stelt de raadsman zich op het standpunt dat niet vastgesteld kan worden dat de foto in de woning van de verdachte is genomen en wie de personen op de foto zijn.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit 2 heeft begaan. Zij zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
3.3.2
Bewijsmiddelen feiten 1, 3 en 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3
Bewijsmotivering feiten 1, 3 en 4
Inleiding en bewijs in zedenzaken
De rechtbank overweegt dat in zedenzaken vaak maar twee personen betrokken zijn geweest bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. In de kern gaat het vaak om het woord van de aangeefster tegen dat van de verdachte. Dat geldt ook voor deze zaak: de belastende verklaring van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) staat tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte.
Bewijsminimum
Het is de rechter volgens de wet niet toegestaan om het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, uitsluitend te baseren op de verklaring van één getuige (artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering). De rechter mag daarom niet tot een bewezenverklaring komen als de door de aangeefster genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende worden ondersteund door ander bewijs.
Onderdelen van het ten laste gelegde feit kunnen wel worden bewezen op grond van de enkele verklaring van de aangeefster. Het is dus niet vereist dat de ten laste gelegde seksuele handeling als zodanig steun vindt in ander bewijs. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van de aangeefster op specifieke punten wordt bevestigd door de inhoud van ander bewijsmateriaal. Dit bewijsmateriaal moet dan wel afkomstig zijn uit een andere bron en een voldoende duidelijk verband houden met de verklaring van de aangeefster.
In zijn algemeenheid moet zorgvuldig en behoedzaam worden omgegaan met verklaringen van getuigen en (vermeende) slachtoffers in strafzaken. In een zaak als deze, waarin de verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent en er geen directe getuigen zijn van de verweten seksuele gedragingen, geldt dat des temeer. De rechtbank zal hierna daarom eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] toetsen, door te beoordelen of deze consistent en voldoende gedetailleerd is en of sprake is van omstandigheden die een contra-indicatie opleveren voor de betrouwbaarheid van haar verklaring.
Vervolgens zal de rechtbank, tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde maatstaven, beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate steun vindt in ander bewijs. De vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van het slachtoffer moet worden onderscheiden van de vraag of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is. Dit neemt niet weg dat het steunbewijs kan dienen als controlemiddel voor de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer.
Betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank stelt vast dat de halfzus van [slachtoffer], [naam halfzus] (hierna: [naam halfzus]), op 29 november 2022 tijdens een informatief zedengesprek melding heeft gemaakt van seksueel misbruik van [slachtoffer] door de verdachte. Een paar dagen daarvoor zou [slachtoffer] [naam halfzus] hebben ingelicht over de seksuele handelingen die de verdachte bij haar had verricht. [naam halfzus] verklaart dat zij in het gesprek met haar zusje iets over 'verkrachting' zei en dat [slachtoffer] daarop reageerde door te vertellen dat het bij haar 1 á 2 keer was gebeurd door een vrouw genaamd [naam]. [naam halfzus] verklaart dat [slachtoffer] haar vertelde dat de verdachte haar heeft gevingerd en 'daar beneden' heeft gelikt. Dit zou meerdere keren zijn gebeurd. Volgens [naam halfzus] vertelde [slachtoffer] dat zij een orgasme ‘fakete’ als de verdachte haar likte, in de hoop dat zij zou stoppen.
Hierop volgt op verzoek van [slachtoffer] geen aangifte tegen de verdachte. Op 9 mei 2023 heeft [naam halfzus] (alsnog) aangifte gedaan van seksueel misbruik door de verdachte van [slachtoffer].
Vervolgens is [slachtoffer] op 23 mei 2023 gehoord door de politie (studioverhoor). Zij heeft toen - samengevat - verklaard dat zij zeker twee keer in de woning van de verdachte door de verdachte is misbruikt. De seksuele handelingen bestonden uit het door [slachtoffer] laten likken van de borsten van de verdachte en het door de verdachte wrijven in/ vingeren en likken van de vagina van [slachtoffer].
[slachtoffer] heeft over een specifieke gebeurtenis verklaard dat zij geen bh aan had maar wel een string en dat de verdachte toen voorstelde een foto te maken. [slachtoffer] verklaart dat zij geen nee durfde te zeggen omdat ze tegen de verdachte opkeek. Volgens [slachtoffer] zei de verdachte toen dat ze haar string uit moest doen en vroeg de verdachte of ze wel zeker wist dat ze de eerste keer niet met een jonge wilde en dat zij opnieuw geen nee durfde te zeggen maar dat wel dacht. [slachtoffer] verklaart dat zij toen op verzoek van de verdachte is gaan liggen en toen heeft, aldus [slachtoffer], de verdachte haar gevingerd en gelikt. [slachtoffer] verklaart dat het super veel pijn deed omdat de verdachte zo tekeer ging en maar bleef doorgaan. [slachtoffer] verklaart verder dat ze toen net heeft gedaan alsof ze klaarkwam.
[slachtoffer] heeft verder verklaard over een matras dat in de woonkamer lag en dat de verdachte meerdere foto’s en video’s van hen heeft gemaakt of door [slachtoffer] heeft laten maken, ook tijdens het misbruik. Eén foto heeft [slachtoffer] naar [naam halfzus] gestuurd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] consistent en voldoende gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, die de verdachte bij haar zou hebben uitgevoerd en de omstandigheden waaronder deze handelingen plaatsvonden. [slachtoffer] benoemt concrete gebeurtenissen waarbij details worden vermeld met betrekking tot waar en hoe de seksuele handelingen plaatsvonden. De verklaring van [slachtoffer] in het studioverhoor is grotendeels consistent met hetgeen zij blijkens de aangifte van [naam halfzus] aan haar (half)zus heeft verteld.
Aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] draagt naar het oordeel van de rechtbank bij dat zij in het studioverhoor meermaals benoemt hoe ongemakkelijk zij het vindt om over de seksuele gedragingen te praten. [slachtoffer] verklaart ook dat het haar niet ‘zo veel boeit’ of de verdachte straf krijgt, ze wil het liefst dat de verdachte niet meer in haar dorp komt. Dat [slachtoffer] een verborgen motief zou hebben om een valse - en voor de verdachte zeer belastende - verklaring af te leggen, zoals de verdachte ter zitting heeft gesuggereerd, acht de rechtbank op basis van het onderhavige strafdossier niet aannemelijk geworden. Aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] draagt volgens de rechtbank ook bij dat haar verklaring authentiek (‘echt’) op de rechtbank overkomt.
Het is de rechtbank niet ontgaan dat uit de verklaring van [slachtoffer] niet duidelijk blijkt hoe vaak de verweten seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en op welke momenten in de ten laste gelegde periode. Naar het oordeel van de rechtbank doen deze onduidelijkheden echter geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] op wezenlijke onderdelen. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden die een contra-indicatie opleveren voor de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer].
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. De rechtbank zal haar verklaring daarom als uitgangspunt voor de bewijsvoering nemen.
Aanwezigheid van steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] (over feiten 1 en 3) voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, zodat aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv wordt voldaan, en overweegt daartoe het volgende.
1. De verklaring van de verdachte
De verklaring van [slachtoffer] wordt in de eerste plaats ondersteund door de verklaring van de verdachte ter zitting, inhoudend dat [slachtoffer] een aantal keer, waaronder in januari 2022, bij haar heeft gelogeerd en dat zij samen op een matras in de woonkamer hebben geslapen.
2. De foto van de verdachte en [slachtoffer], op hun knieën en met alleen een string aan
De verklaring van [slachtoffer] wordt ook ondersteund door de foto op pagina 83 van het procesdossier. Vanwege het kinderpornografische karakter heeft de politie de personen op deze foto onzichtbaar gemaakt. Ter terechtzitting heeft de rechtbank de originele versie van deze foto uit de toonmap (hierna: de foto) bekeken.
De rechtbank stelt vast dat op de foto twee vrouwen zichtbaar zijn die zich, voorovergebogen op handen en knieën, op een matras bevinden. De vrouwen dragen alleen een string. De foto is recht voor de billen van de vrouwen genomen, waardoor de nadruk op de billen en vulva wordt gelegd. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat de twee vrouwen op de foto [slachtoffer] en de verdachte zijn, en licht dit hierna toe.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat gelet op de hierna genoemde overeenkomsten met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de foto is genomen in de woonkamer van de verdachte. Tijdens de aanhouding van de verdachte op 3 juli 2024 zijn meerdere foto’s gemaakt van de woonkamer van de verdachte (dossierpagina’s 80 tot en met 82). De rechtbank constateert dat deze foto’s van de woonkamer van de verdachte en de foto (uit de toonmap) de volgende overeenkomsten bevatten: lichtbruine laminaatvloer (waarvan de planken in dezelfde richting zijn gelegd), staande lamp met leeslamp, zwarte leren bank, zwarte leren fauteuil, een wit rond object op dezelfde plek aan de muur en eenzelfde houtachtig televisiemeubel. Het enige belangrijke verschil is dat op de foto gordijnen voor het raam hangen en op de foto’s van de woonkamer van de verdachte niet. Ter terechtzitting heeft de verdachte echter verklaard dat zij in het verleden wel grijze gordijnen in haar woonkamer had hangen. Dat past bij de foto, waarop donkerkleurige gordijnen zijn te zien. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat op de foto een matras te zien is, waarover zowel de verdachte als [slachtoffer] hebben verklaard (zie ook hierna).
De verdediging heeft verder betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte en [slachtoffer] op de foto staan. De rechtbank volgt dit standpunt niet en legt hierna uit waarom.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij een foto heeft waarop zij en de verdachte op handen en knieën op een matras in de woonkamer van de verdachte zitten en waarbij zij alleen een string dragen. [slachtoffer] heeft tijdens het studioverhoor getekend in welke positie zij en de verdachte zaten en vanuit welke positie de foto is genomen, waarbij zij verklaart dat de telefoon van de verdachte tegen iets aan stond. De omschrijving van de foto door [slachtoffer] ten aanzien van de kleding, pose en de camerastand komt exact overeen met de foto (uit de toonmap). [slachtoffer] heeft verder bij de politie verklaard dat zij een aantal keer bij de verdachte is blijven slapen, waarbij zij samen met de verdachte op een matras in de woonkamer sliep. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat zij en [slachtoffer] meermaals samen op een matras in de woonkamer hebben geslapen. [naam halfzus] heeft bij de politie verklaard dat zij de linker persoon op de foto herkent als haar (half)zusje [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft verklaard dat de andere persoon op de foto de verdachte is.
Bovenstaande omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, leiden de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de personen op de foto (uit de toonmap) [slachtoffer] en de verdachte zijn.
3. De getuigenverklaring van [naam getuige]Tot slot wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van de getuige [naam getuige]. [naam getuige] is ambulant begeleidster en ten tijde van haar verklaring (van 22 mei 2024) ruim twee jaar werkzaam binnen het gezin van [slachtoffer]. [naam getuige] verklaart dat zij heeft waargenomen dat [slachtoffer] - nadat zij over het misbruik had verteld - veel stress had en verstijfde toen zij de verdachte tegenkwamen toen zij samen de hond aan het uitlaten waren en dat [slachtoffer] sindsdien de hond niet meer wil uitlaten.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, voldoende ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer] om de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te achten.
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 4
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de foto is naar het oordeel evident dat deze een seksuele strekking heeft. Gelet op de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte meerdere foto’s van hen heeft gemaakt en dat de foto (uit de toonmap) is gemaakt toen de telefoon van de verdachte tegen iets aan stond, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, heeft vervaardigd. Daarmee acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
zij op twee tijdstippen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 28 februari 2022 te Schermerhorn, gemeente Alkmaar met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het:
- vingeren van die [slachtoffer] en
- likken van de vagina van die [slachtoffer].
Feit 3
zij op twee tijdstippen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 28 februari 2022 te Schermerhorn, gemeente Alkmaar, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het een en/of meermalen:
- likken van de vagina van die [slachtoffer] en
- likken van en knijpen in en betasten van de borsten van die [slachtoffer]
en
- die [slachtoffer] haar, verdachte, laten likken aan de tepels.
Feit 4
zij op een tijdstip in de periode van 1 januari 2022 tot en met 28 februari 2022, te Schermerhorn, gemeente Alkmaar, een foto van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, te weten: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft vervaardigd, welke seksuele gedraging - zakelijk weergegeven - bestond uit:
het gedeeltelijk naakt laten poseren van die [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en poseert in een erotisch getinte houding die niet bij haar leeftijd past en door het camerastandpunt, de pose en de wijze van kleden van deze persoon en de uitsnede van de foto nadrukkelijk de deels ontblote billen in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding een seksuele strekking heeft.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
De feiten 1 en 3 in eendaadse samenloop begaan.
Feit 4:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer]. Voor iedere overtreding van deze maatregel door de verdachte moet vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen worden toegepast, met een maximum van één maand. De officier van justitie heeft gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd. De verdediging heeft de rechtbank verzocht geen vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, omdat de verdachte al enige tijd niet meer in de woonplaats van het slachtoffer woont en zij geen reden heeft zich daar nog op te houden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige feiten, te weten het plegen van ontucht met een 11-jarig meisje - waaronder het seksueel binnendringen van haar vagina - en het vervaardigen van kinderpornografisch beeldmateriaal van haar. Met haar handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van [slachtoffer], die vanwege haar beperkingen, haar leeftijd en haar relatie tot de verdachte in een zeer kwetsbare positie verkeerde. De verdachte heeft met haar gedragingen het slachtoffer het recht ontnomen zich onbedreigd en in haar eigen tempo, op zelf gekozen wijze, seksueel te ontwikkelen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat jonge slachtoffers van seksueel misbruik vaak te kampen hebben met verregaande psychische gevolgen. Dat is ook in deze zaak het geval, zo blijkt uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding en uit de door het slachtoffer ter zitting voorgedragen verklaring. Het slachtoffer ondervindt nog dagelijks de gevolgen van het handelen van de verdachte. De verdachte heeft geen rekening gehouden met het welzijn van [slachtoffer] en slechts oog gehad voor de bevrediging van haar eigen lustgevoelens.
Ten slotte weegt de rechtbank ten nadele van de verdachte mee dat zij door haar ontkennende houding geen blijk heeft gegeven het kwalijke van haar handelen in te (willen) zien.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 28 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank slaat verder acht op het reclasseringsadvies van 27 november 2024. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat op gemiddeld. De reclassering ziet onvoldoende aanknopingspunten voor een begeleidingstraject gericht op het verminderen van het recidiverisico omdat de verdachte in sociaal-maatschappelijk opzicht haar leven op orde lijkt te hebben. De reclassering kan, gelet op de (ontkennende) proceshouding van de verdachte, niet inzetten op gedragsbeïnvloeding. Geadviseerd wordt daarom een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering acht interventies of toezicht niet nodig.
De op te leggen straf
De aard en ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in (min of meer) vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten zes maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank acht een contactverbod met [slachtoffer] niet noodzakelijk, omdat niet is gebleken dat de verdachte recentelijk contact met het slachtoffer heeft gezocht. Een dergelijk verbod zal dan ook niet als vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
10.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten heeft geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde schade wordt gevorderd wegens psychisch letsel dat de benadeelde partij door het handelen van de verdachte zou hebben opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd het gevorderde bedrag volledig toe te wijzen. De toegewezen schadevergoeding moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair meent de raadsman dat uitgegaan dient te worden van twee pleegmomenten en is van belang dat er geen dwang of drang is uitgeoefend door de verdachte. Omdat er geen sprake is geweest van geslachtsgemeenschap, betreffen de namens het slachtoffer aangehaalde uitspraken geen vergelijkbare zaken.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, heeft een benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in de persoon is aangetast. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast door de bewezen verklaarde feiten. De aard en de ernst van deze feiten brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op grond daarvan kan worden aangenomen. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij, en rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, acht de rechtbank een bedrag van
€ 5.000,- (vijfduizend euro)als vergoeding voor de immateriële schade billijk.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om in het belang van de benadeelde partij [slachtoffer], als extra waarborg voor betaling aan haar, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a, 240b, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000,00vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur
60 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.L. Hoogstraate, voorzitter,
mr. M.C.J. Lommen en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2025.