ECLI:NL:RBNHO:2025:4601

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
11324446
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van openstaande facturen en aansprakelijkheid voor schade door gebrekkige uitvoering van werkzaamheden in de villabouw

In deze civiele zaak heeft VD Groep B.V., handelend onder de naam VD-Alubouw, een vordering ingesteld tegen Aerdenhout Villabouw en Bouwmanagement B.V. voor betaling van openstaande facturen ter waarde van € 19.645,05, die voortvloeien uit werkzaamheden als onderaannemer voor het project '[betrokkene 3]'. Villabouw heeft betaling geweigerd, stellende dat VD haar verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, wat heeft geleid tot schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van VD in conventie toewijsbaar is, omdat het werk als opgeleverd wordt beschouwd en Villabouw niet voldoende heeft aangetoond dat er gebreken waren die niet zijn verholpen. De kantonrechter heeft de vordering van Villabouw in reconventie tot schadevergoeding afgewezen, omdat Villabouw niet heeft aangetoond dat VD tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank heeft Villabouw veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en heeft de proceskosten ten laste van Villabouw gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11324446 \ CV EXPL 24-6735
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
VD GROEP B.V.,
handelend onder de naam VD-Alubouw, mede handelend onder de naam VD-Onderhoud, mede handelend onder de naam VD-Glas,
te Den Helder,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: VD,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor Vermeer Schutte & Musen B.V.,
tegen
AERDENHOUT VILLABOUW EN BOUWMANAGEMENT B.V.,
te Aerdenhout,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Villabouw,
gemachtigde: mr. M. Heijsteeg.
De zaak in het kort
VD is voor Villabouw bij vijf projecten als onderaannemer werkzaam geweest. VD levert en installeert aluminium kozijnen met glas in bouwprojecten. Villabouw is een bouwbedrijf werkzaam in de villabouw. Tijdens de projecten is de samenwerking tussen partijen niet soepel verlopen. Na het einde van de projecten verzoekt VD Villabouw om betaling van de laatste facturen in een van de projecten. Villabouw heeft betaling geweigerd omdat VD volgens haar haar werkzaamheden voor de vijf projecten gebrekkig heeft uitgevoerd. Zij stelt dat zij hierdoor schade heeft geleden. De vordering in conventie betaling van de openstaande facturen wordt toegewezen en de vordering in reconventie tot verklaring voor recht dat VD jegens Villabouw toerekenbaar in de nakoming van haar verplichtingen te kort is geschoten en tot vergoeding van schade worden afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 september 2024 met producties 1 tot en met 10
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 21
- het tussenvonnis van 11 december 2024
- de akte overlegging (aanvullende) producties van VD met productie 11
- de mondelinge behandeling van 21 maart 2025, waarbij VD en Villabouw spreekaantekeningen hebben overgelegd en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VD is een bedrijf dat zich bezig houdt met het leveren en installeren van aluminium kozijnen met glas. Villabouw is een bouwbedrijf dat zich met de bouw van villa’s bezig houdt.
2.2.
Voor vijf bouwprojecten in de periode van 2017 tot en met 2020 is VD voor Villabouw werkzaam geweest als onderaannemer. Het gaat om de volgende projecten:
  • “familie [betrokkene 1]”
  • “familie [betrokkene 2]”
  • “[betrokkene 3]”
  • “familie [betrokkene 4]”
  • “[betrokkene 5]”
2.3.
Voor het project “[betrokkene 3]” in [plaats 1] heeft VD op 27 februari 2019 een offerte aan Villabouw verstrekt. Villabouw heeft op deze offerte haar akkoord gegeven. In de offerte wordt verwezen naar de Metaalunievoorwaarden d.d. Januari 2001 (hierna: Metaalunievoorwaarden). In de Metaalunievoorwaarden staat, voor zover relevant, het volgende:

Artikel 10: Wijzigingen in het werk 10.1Wijzigingen in het werk resulteren in ieder geval in meerof minderwerk als: a. er sprake is van een wijziging in het onderwerp of bestek; b. de door opdrachtgever verstrekte informatie niet overeenstemt met de werkelijkheid; c van geschatte hoeveelheden met meer dan 10% wordt afgeweken. 10.2 Meerwerk wordt berekend op basis van de waarde van de prijsbepalende factoren die geldt op het moment dat het meerwerk wordt verricht. Minderwerk wordt verrekend op basis van de waarde van de prijsbepalende factoren die gold op het moment van het sluiten van de overeenkomst. 10.3 Als het saldo van het minderwerk dat van het meerwerk overtreft, mag opdrachtnemer bij de eindafrekening 10% van het verschil van de saldi bij opdrachtgever in rekening brengen. Deze bepaling geldt niet voor minderwerk dat gevolg is van een verzoek van opdrachtnemer. (…)
Artikel 12: Oplevering van het werk 12.1 Het werk wordt als opgeleverd beschouwd wanneer: a. opdrachtgever het werk heeft goedgekeurd; b. het werk door opdrachtgever in gebruik is genomen. Neemt opdrachtgever een deel van het werk in gebruik dan wordt dat gedeelte als opgeleverd beschouwd; c. opdrachtnemer schriftelijk aan opdrachtgever heeft meegedeeld dat het werk is voltooid en opdrachtgever niet binnen 14 dagen na de mededeling schriftelijk kenbaar heeft gemaakt of het werk al dan niet is goedgekeurd; d. opdrachtgever het werk niet goedkeurt op grond van kleine gebreken of ontbrekende onderdelen die binnen 30 dagen kunnen worden hersteld of nageleverd en die ingebruikname van het werk niet in de weg staan. 12.2 Keurt opdrachtgever het werk niet goed dan is hij verplicht dit onder opgave van redenen schriftelijk kenbaar te maken aan opdrachtnemer. 12.3 Keurt opdrachtgever het werk niet goed dan zal hij opdrachtnemer in de gelegenheid stellen het werk opnieuw op te leveren. De bepalingen van dit artikel zijn daarop opnieuw van toepassing.(…)
Artikel 15: Reclamaties Opdrachtgever kan op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, als hij niet binnen 14 dagen nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken schriftelijk bij opdrachtnemer heeft gereclameerd.
2.4.
Op 3 maart 2020 heeft Villabouw samen met [betrokkene 3] een opleverlijst samengesteld. Op de opleverlijst is één opleverpunt voor VD opgenomen ‘
aluminium kitwerk triple’, het afkitten van het glas en de gevel. Dit opleverpunt is door VD opgelost. Op de opleverlijst van 18 mei 2020 staat hierover vermeld: ‘
Aluminium. Inmiddels is de raamgevel gekit. Er moet nog een hoekprofiel alu op de hoek gevel. Ik ga Henk de maat doorgeven’. Ook dit opleverpunt heeft VD verholpen.
2.5.
Op 18 september 2020 heeft de voormalige gemachtigde van VD, SHO Consultancy (SHO), Villabouw aangemaand tot betaling van diverse openstaande facturen, in totaal een bedrag van € 34.359,61 in hoofdsom. Op 23 september 2020 heeft de gemachtigde van Villabouw op de aanmaning inhoudelijk gereageerd. Zij betwist in deze brief de openstaande facturen. VD heeft volgens Villabouw haar werkzaamheden voor de vijf projecten niet goed uitgevoerd.
2.6.
SHO heeft daarna op 30 september 2020 namens VD gereageerd op deze brief. Zij kan zich niet in het verhaal van Villabouw vinden.
2.7.
Op 22 oktober 2020 heeft de gemachtigde van Villabouw per brief gereageerd op de brief van 30 september 2020, waarin zij stelt als gevolg van de wijze waarop VD haar werkzaamheden heeft uitgevoerd schade te hebben geleden.
2.8.
Partijen hebben vervolgens op 26 oktober 2020 e-mails gewisseld over het project “familie [betrokkene 1]”. De gemachtigde van Villabouw heeft daarna op 29 oktober 2020 een e-mail naar VD gestuurd over de projecten “familie [betrokkene 1]” en “[betrokkene 5]”.
2.9.
Op 3 december 2020 hebben partijen overleg gevoerd om tot een oplossing te komen. SHO heeft namens VD op 4 december 2020 aan Villabouw een voorstel gedaan. Villabouw heeft niet op het voorstel gereageerd.
2.10.
VD heeft in de periode van februari 2022 tot en met 23 juli 2024 meerdere betalingsherinneringen gestuurd aan Villabouw voor de openstaande facturen van VD voor het project “[betrokkene 3]”. De gemachtigde van Villabouw heeft in reactie op deze betalingsherinneringen telkens verwezen naar haar brief van 23 september 2020.
2.11.
De gemachtigde van VD heeft op 30 juli 2024 Villabouw opnieuw verzocht om binnen vijf dagen een bedrag van € 19.645,05 te betalen. Villabouw heeft niet op dit e-mailbericht gereageerd.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
VD vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Villabouw veroordeelt om aan VD tegen bewijs van kwijting te betalen de verschuldigde som van € 19.645,05, met de handelsrente over € 13.246,59 vanaf 13 september 2024 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van Villabouw in de proceskosten.
3.2.
VD legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. VD heeft in 2020 in opdracht van Villabouw werkzaamheden uitgevoerd als onderaannemer voor het project “[betrokkene 3]” en deze werkzaamheden afgerond. De opleverpunten uit de opleverlijsten van 3 maart 2020 en 18 mei 2020 heeft VD verholpen. Daarmee is het project opgeleverd en moet Villabouw de openstaande facturen betalen.
3.3.
De vordering van VD bestaat uit:
  • € 13.246,59 aan hoofdsom;
  • € 5.490,99 aan wettelijke handelsrente;
  • € 907,476 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
Villabouw voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijk verklaren van VD dan wel tot afwijzen van de vorderingen van VD, met veroordeling van VD in de kosten van het geding, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling ingegaan.
In reconventie
3.6.
Villabouw vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat VD jegens Villabouw toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten en dat VD jegens Villabouw in verzuim is;
voor recht verklaart dat VD jegens Villabouw aansprakelijk is voor de door Villabouw geleden schade,
en VD veroordeelt om aan Villabouw te betalen:
3. een bedrag van € 25.000,00 althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2024 dan wel een datum die de kantonrechter in goede orde vermeent te behoren, tot de dag der algehele voldoening;
4. en indien in conventie enig bedrag aan VD wordt toegewezen, Villabouw toestaat dit te verrekenen met de hiervoor gevorderde schadevergoeding;
5. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.7.
Villabouw legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. VD heeft bij vijf projecten in opdracht van Villabouw werkzaamheden verricht. Bij al deze projecten heeft zij haar werkzaamheden gebrekkig uitgevoerd. VD kwam haar afspraken niet na en geleverde producten waren niet deugdelijk, waardoor deze vervangen en/of gerepareerd moesten worden. Dit zorgde ook voor vertraging in de voortgang van het werk, omdat andere onderaannemers niet verder konden. Ook na erop aangesproken te zijn dat iets niet goed was heeft VD de gebreken niet of niet volledig verholpen. Villabouw heeft daarom deze werkzaamheden op zich genomen en kosten gemaakt. VD is aansprakelijk voor de door Villabouw als gevolg hiervan geleden schade. Vanuit proceseconomische redenen beperkt Villabouw haar vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 25.000,00.
3.8.
VD voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering van Villabouw.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

VD heeft artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geschonden, maar de kantonrechter verbindt daar geen consequenties aan
4.1.
Villabouw voert aan dat VD haar volledigheids- en waarheidsplicht op grond van artikel 21 Rv heeft geschonden, omdat zij niet alle relevante correspondentie tussen partijen in het geding heeft gebracht. Dit gaat met name over de correspondentie uit 2020 tussen de (toenmalige) gemachtigden van partijen over de vordering van VD voor het werk bij Van Hamburg en de door Villabouw gestelde schade door gebreken bij alle vijf de projecten.
4.2.
De gemachtigde van VD heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet over alle correspondentie beschikte. VD was ervan uitgegaan dat de zaak alleen om het project “[betrokkene 3]” ging en niet over de andere vier projecten zou gaan. Daarom heeft VD niet alle andere correspondentie tussen partijen, zoals de brieven van 22 en 29 oktober 2020, aan haar gemachtigde gegeven. De gemachtigde heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij de volledige correspondentie zou hebben overgelegd, als VD deze aan haar had gegeven.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat VD haar plichten op grond van artikel 21 Rv heeft geschonden. Daaraan kan hij de gevolgen verbinden die hij geraden acht. De kantonrechter zal daar in dit geval geen consequenties aan verbinden. Hij legt hierna uit waarom hij tot dit oordeel komt.
4.4.
Op grond van artikel 21 Rv zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Zo mogen partijen geen feiten aanvoeren waardoor de rechter (en de wederpartij) op het verkeerde been wordt gezet. Als partijen dat wel doen, kan de kantonrechter daar consequenties aan verbinden.
4.5.
VD stelt in de dagvaarding dat Villabouw de tekortkomingen van VD niet concreet heeft gemaakt. Dit is onjuist gelet op de correspondentie tussen partijen die Villabouw bij haar conclusie van antwoord heeft overgelegd. Villabouw heeft in haar brief van 22 oktober 2020 immers uiteengezet waaruit de tekortkomingen van VD en de door Villabouw geleden schade bestaan. De kantonrechter is van oordeel dat het niet overleggen van deze correspondentie een schending van de volledigheids- en waarheidsplicht is. De omstandigheid dat de gemachtigde van VD naar zij stelt geen kennis had van deze brief ligt in de risicosfeer van VD en moet daarom voor rekening van VD blijven.
4.6.
De kantonrechter wil echter wel aannemen dat het niet overleggen van de brief van 22 oktober 2020 slechts een slordigheid betreft en dat VD niet de intentie tot misleiding heeft gehad. Aangezien Villabouw deze brief bij haar conclusie van antwoord heeft overgelegd en uiteraard al bekend was met de inhoud daarvan zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten alsnog boven tafel gekomen. De kantonrechter verbindt daarom in dit geval geen consequenties aan de schending van artikel 21 Rv.
In conventie
4.7.
Het geschil in conventie gaat om de vraag of Villabouw de openstaande facturen op grond van de overeenkomst van onderaanneming in het project “[betrokkene 3]” aan VD verschuldigd is. Om deze vraag te beantwoorden moet de kantonrechter eerst vaststellen of het werk van VD voor het project is opgeleverd. De kantonrechter is van oordeel dat dit gebeurd is. Hij zal hierna uitleggen waarom hij dit oordeelt.
Het project “[betrokkene 3]” is opgeleverd
4.8.
Het werk wordt als opgeleverd beschouwd na de aanvaarding daarvan door de opdrachtgever (artikel 7:758 BW). Met het oog hierop zal de aannemer die van oordeel is dat het werk is voltooid, de opdrachtgever moeten mededelen dat het werk klaar is om te worden opgeleverd. Indien de opdrachtgever het werk niet binnen een redelijke termijn na deze mededeling keurt, wordt hij geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard (artikel 7:758 lid 1 BW). Na oplevering is de (onder)aannemer ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken (artikel 7:758 lid 3 BW). Indien het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer aansprakelijk is, moet de opdrachtgever, tenzij zulks in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd, aan de aannemer de gelegenheid geven de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen (artikel 7:759 lid 1 BW).
4.9.
VD stelt dat zij al haar werkzaamheden voor het project “[betrokkene 3]” heeft afgerond en dat het project is opgeleverd. Tussen partijen staat vast dat Villabouw samen met [betrokkene 3] op 3 maart 2020 een opleverlijst heeft samengesteld waarop één opleverpunt is vermeld dat VD nog moest uitvoeren, namelijk het afkitten van het glas en de gevel. Deze werkzaamheden heeft VD uitgevoerd, zoals door Villabouw niet is weersproken en ook blijkt uit de mail van de heer Van Hamburg aan de heer Oortman van Villabouw van 18 mei 2020. In deze mail staat ook dat VD nog een aluminium hoekprofiel op de hoekgevel moet plaatsen, en Villabouw heeft de stelling van VD dat zij ook deze werkzaamheden heeft verricht niet weersproken. Na het samenstellen van de opleverlijst op 3 maart 2020 en het oplossen van de opleverpunten heeft het tot 23 september 2020 geduurd voordat Villabouw een reactie heeft gezonden waarin in algemene termen werd geklaagd over de kwaliteit van de werkzaamheden van VD, zonder te specificeren wat gebrekkig was aan de werkzaamheden voor het project “[betrokkene 3]”. In haar brief van 22 oktober 2020
stelt Villabouw alleen dat het glas meermalen gebrekkig was en dat de kozijnen te smal waren, maar wordt geen gelegenheid gegeven gebreken te herstellen en wordt volstaan met de opmerking dat VD niet voornemens is daar iets aan te doen. Overigens moet uit de opleverlijsten worden afgeleid dat deze gebreken op het moment van het opmaken van deze lijsten al weggenomen waren. Bij gebrek aan informatie die tot een andere conclusie noopt gaat de kantonrechter er daarom van uit dat het werk na het oplossen van de opleverpunten feitelijk in gebruik is genomen en (al dan niet stilzwijgend) is aanvaard. Villabouw heeft overigens niets aangevoerd waaruit afgeleid kan worden dat zij VD na de oplevering nog tot herstel van enig gebrek waarvoor deze aansprakelijk is heeft aangesproken. Ontbinding van de overeenkomst tussen partijen is door de oplevering ook niet meer mogelijk.
4.10.
Bij deze stand van zaken kan het antwoord op de vraag of Villabouw een beroep toekomt op vernietiging van artikel 12 van de Metaalunievoorwaarden in het midden blijven.
Villabouw moet de facturen van VD betalen
4.11.
VD vordert betaling van de volgende facturen voor werkzaamheden en meerwerk voor het project “[betrokkene 3]”:
  • factuur 19633 van 19 november 2019 voor meerwerk hijskosten van € 3.413,65 verminderd met creditfactuur 19632 van 19 november 2019 voor credit hijskosten van € -2.844,71, in totaal een bedrag van € 568,94;
  • factuur 19642 van 11 december 2019 voor het leveren en monteren van aluminium kozijnen inclusief beglazing van € 11.764,10;
  • factuur 20651 van 29 januari 2020 voor meerwerk inhoudende het vervangen van een beschadigd schuifdeel van € 913,55.
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat Villabouw de onbetaalde facturen van VD moet betalen. Hij zal hierna uitleggen waarom.
4.13.
Villabouw heeft niet de verschuldigdheid van factuur 19642 betwist. Zij is daarom verplicht deze factuur te betalen. De vordering met betrekking tot deze factuur is toewijsbaar.
4.14.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt verder dat VD niet aansprakelijk is voor enig gebrek. Om deze reden slaagt het beroep van Villabouw op opschorting niet. De vordering van VD is daarom in beginsel toewijsbaar.
4.15.
Op grond van artikel 7:755 BW kan de (onder)aannemer in geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk alleen dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Of de opdrachtgever moest begrijpen dat het meerwerk en de daarbij behorende prijsverhoging noodzakelijk was, hangt met name af van de deskundigheid van partijen.
4.16.
Dat meerwerk verricht moest worden, staat naar het oordeel van de kantonrechter vast. In de door VD overgelegde Whatsappcorrespondentie heeft VD Villabouw bericht over meerwerk inzake het project “[betrokkene 3]”. De kantonrechter overweegt dat het in dit geval niet van belang is of Villabouw VD wel of niet de opdracht voor het meerwerk heeft gegeven. Villabouw heeft namelijk niet aangevoerd dat deze werkzaamheden niet noodzakelijk waren. Gelet op het feit dat partijen deskundig zijn, is de kantonrechter van oordeel dat voldoende vaststaat dat het meerwerk noodzakelijk was. De facturen met betrekking tot het meerwerk van VD zijn daarom naar het oordeel van de kantonrechter toewijsbaar.
4.17.
De kantonrechter zal de hoofdsom van € 13.246,59 toewijzen.
De gevorderde wettelijke handelsrente is toewijsbaar
4.18.
VD vordert een bedrag van € 5.490,99 voor de tot 13 september 2024 verschuldigd geworden wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW en daarnaast de wettelijke handelsrente over de hoofdsom van € 13.246,59 vanaf 13 september 2024 tot de dag van volledige betaling.
4.19.
Villabouw betwist de hoogte van de gevorderde rente. Zij voert aan dat VD vier jaar lang heeft stil gezeten en de rente heeft laten oplopen. Villabouw is daarom van mening dat de hoogte van het rentebedrag naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gematigd moet worden.
4.20.
De kantonrechter is van oordeel dat de door VD gevorderde wettelijke handelsrente toewijsbaar is. VD heeft niet vier jaar lang stilgezeten en heeft tussen 2020 en de datum van de dagvaarding (19 september 2024) meerdere aanmaningen naar Villabouw verstuurd. De heer Van Dok heeft tijdens de mondelinge behandeling daarnaast toegelicht dat het voor VD in 2020 financieel niet mogelijk was om eerder een procedure tegen Villabouw te starten. Voor matiging van de gevorderde wettelijke handelsrente is geen aanleiding.
Beroep op verrekening door Villabouw
4.21.
Villabouw heeft een beroep gedaan op verrekening van het bedrag dat zij eventueel aan VD moet betalen met het bedrag dat VD aan haar moet betalen als schadevergoeding.
Of er grond bestaat om te verrekenen hangt af van de uitkomst van de beoordeling van de vordering in reconventie, die verderop in dit vonnis plaatsvindt.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar
4.22.
Aangezien de vorderingen van VB overigens toewijsbaar zijn, faalt het verweer van Villabouw tegen de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 907,47. De kantonrechter zal deze daarom toewijzen als gevorderd.
Villabouw moet de proceskosten betalen
4.23.
Villabouw is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van VD worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,12
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
Totaal
2.336,12
In reconventie
4.24.
Villabouw vordert in reconventie onder andere een verklaring voor recht dat VD toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten en dat VD jegens haar in verzuim is. Zij voert in dat verband het volgende aan. VD reageerde niet op berichten van Villabouw, kwam stelselmatig haar afspraken niet na of werkzaamheden werden veel te laat uitgevoerd en dan vaak ook niet deugdelijk. Zo waren bij het project “familie [betrokkene 1]” de kozijnen te laat geleverd, zijn verschillende zaken misgegaan bij de kozijnen bij het project “familie [betrokkene 2]” en kwam VD de planning van de projecten “familie [betrokkene 4]” en “[betrokkene 5]” niet na. Villabouw heeft zelf, om de schade te beperken, uiteindelijk veel werkzaamheden opgepakt en voor VD afgemaakt. Villabouw heeft vele aanmaningen naar VD gestuurd, welke aanmaningen moeten gelden als ingebrekestellingen. Aan die ingebrekestellingen heeft VD niet of te laat voldaan. VD is daarom jegens haar in verzuim en moet de schade die Villabouw hierdoor heeft geleden ten bedrage van € 75.374,13, zoals uiteengezet in haar brief van 22 oktober 2020, aan haar vergoeden.
4.25.
VD betwist de vorderingen van Villabouw. Zij voert aan dat het niet aan haar handelen lag dat de projecten langer dan bedoeld duurden. Het was juist Villabouw die VD te laat betaalde voor haar werkzaamheden en daardoor voor vertraging in de projecten zorgde. Daarnaast voert VD aan dat alle vier projecten zijn opgeleverd. Zij is ook nooit formeel door Villabouw in gebreke gesteld, aldus VD.
4.26.
De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen van Villabouw niet toewijsbaar zijn. Hij zal hierna uitleggen waarom hij tot dit oordeel is gekomen.
VD is met betrekking tot de projecten niet tekortgeschoten
4.27.
Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend (artikel 6:74 lid 1 BW). Voor zover nakoming niet al blijvend onmogelijk is, moet de schuldenaar eerst in verzuim zijn voordat hij verplicht is de schade van de schuldeiser te vergoeden.
4.28.
De kantonrechter is van oordeel dat Villabouw tegenover de gemotiveerde betwisting door VD onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat VD is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen. Villabouw heeft volstaan met een opsomming in haar conclusie van antwoord tevens van eis in reconventie, een verwijzing naar de brief van 22 oktober 2020 en overige correspondentie. Deze stukken bevatten weliswaar veel feitelijke informatie over problemen in de uitvoering van de projecten, maar in hoeverre VD daarvan uit het oogpunt van nakoming een verwijt valt te maken en in hoeverre die problemen onopgelost zijn gebleven is in het licht van de gemotiveerde betwisting per project door VD niet duidelijk geworden. Bovendien heeft Villabouw het grootste deel van de facturen van VD voor de projecten betaald en heeft de kantonrechter geen aanwijzingen om te kunnen concluderen dat de projecten niet zijn opgeleverd.
4.29.
Omdat Villabouw niet voldoende heeft onderbouwd dat VD is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen, is de gevorderde verklaring voor recht ter zake niet toewijsbaar. Als gevolg hiervan is ook de gevorderde verklaring voor recht dat VD jegens Villabouw aansprakelijk is voor de geleden schade niet toewijsbaar. Omdat VD niet aansprakelijk is voor schade jegens Villabouw, is ook de vordering tot betaling van een bedrag van € 25.000,00 niet toewijsbaar. Omdat haar vorderingen worden afgewezen, kan Villabouw ook geen beroep doen op verrekening.
Villabouw moet de proceskosten betalen
4.30.
Villabouw is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van VD worden begroot op € 812,00 aan salaris advocaat (2 punten × € 406,00).
Zowel in conventie als in reconventie
4.31.
Villabouw zal ook in de nakosten worden veroordeeld. De nakosten bedragen € 135,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
veroordeelt Villabouw om aan VD tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 18.737,58, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 13.246,59 vanaf 13 september 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Villabouw om aan VD tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 907,47 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt Villabouw in de proceskosten van € 2.336,12, te betalen aan VD binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
In reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af,
5.6.
veroordeelt Villabouw in de proceskosten van € 812,00, te betalen aan VD binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.7.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In conventie en reconventie voorts
5.8.
veroordeelt Villabouw tot betaling aan VD van € 135,00 voor de nakosten te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de kosten van betekening als Villabouw niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
1835