ECLI:NL:RBNHO:2025:4572

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
11302174
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Ćulafić
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling openstaande rekeningen uit aannemingsovereenkomst met discussie over opschorting en minderwerk

In deze zaak vordert eiser, een schildersbedrijf, betaling van openstaande rekeningen die voortvloeien uit een aannemingsovereenkomst met gedaagde. De kantonrechter heeft op 24 april 2025 uitspraak gedaan. Eiser heeft een deel van de vordering toegewezen gekregen, omdat gedaagde de overeenkomst stilzwijgend heeft opgezegd en het minderwerk onvoldoende heeft onderbouwd. Gedaagde mag zich bij een andere rekening beroepen op opschorting, omdat eiser onvoldoende uitleg heeft gegeven over enkele facturen. De procedure begon met een dagvaarding op 29 augustus 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord op 5 december 2024 en een mondelinge behandeling op 1 april 2025. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet als consument kan worden aangemerkt, gezien zijn ervaring met vastgoed en eerdere samenwerking met eiser. De kantonrechter heeft de vordering van eiser tot betaling van € 22.417,09 gedeeltelijk toegewezen, en de tegenvordering van gedaagde afgewezen. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 13.153,05, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn op € 2.743,54 begroot, te betalen door gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11302174 \ CV EXPL 24-2494
Vonnis van 24 april 2025
in de zaak van

1.SCHILDERSBEDRIJF [de VOF] V.O.F.,

te [plaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
te [woonplaats] ,
eisende partijen
verweerders in de (voorwaardelijke) tegenvordering,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. C.T. Klepper,
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
eisende partij in de (voorwaardelijke) tegenvordering,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: O.A.H. Van Dalsum.
De zaak in het kort
Eiser vordert betaling van openstaande rekeningen die voortvloeien uit een aannemingsovereenkomst. De kantonrechter wijst een deel toe omdat gedaagde de overeenkomst stilzwijgend heeft opgezegd en het minderwerk onvoldoende heeft onderbouwd. Gedaagde mag zich bij een andere rekening beroepen op opschorting, omdat eiser onvoldoende uitleg heeft gegeven over enkele facturen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 augustus 2024;
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke conclusie van eis in tegenvordering van 5 december 2024;
  • akte met aanvullende producties van 10 september 2024;
  • het tussenvonnis van 19 december 2024;
  • de mondelinge behandeling van 1 april 2025 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de pleitaantekeningen van [eisers] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben in 2021 een aannemingsovereenkomst gesloten op grond waarvan [eisers] renovatiewerkzaamheden heeft verricht aan de woning van [gedaagde] .
2.2.
[eisers] heeft voor de uitvoering van delen van de werkzaamheden onderaannemers ingeschakeld. De onderaannemers brachten hun kosten in rekening bij [eisers] , en [eisers] bracht deze kosten vervolgens in rekening bij [gedaagde] . Over de werkzaamheden die [eisers] zelf uitvoerde, spraken partijen af dat [eisers] deze in rekening zou brengen op regiebasis.
2.3.
In december 2022 ontstaat tussen partijen discussie over de voortgang van de renovatiewerkzaamheden die KOOZ Kozijnen B.V. (hierna: Kooz) als onderaannemer van [eisers] verricht. In december 2022 stoppen de werkzaamheden. [gedaagde] schakelt vervolgens andere partijen in om de renovatiewerkzaamheden te voltooien.
2.4.
[eisers] heeft een eindafrekening voor de werkzaamheden van Kooz gestuurd. [gedaagde] heeft deze eindafrekening niet voldaan. [gedaagde] heeft daarnaast twee andere rekeningen van [eisers] onbetaald gelaten.

3.Het geschil

vordering
3.1.
[eisers] vordert - samengevat - dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 22.417,09 en kosten. Aan de vordering legt [eisers] ten grondslag dat [gedaagde] drie rekeningen niet heeft voldaan.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en vindt dat de vorderingen van [eisers] afgewezen moeten worden. Hij beroept zich daarnaast op verrekening van twee vorderingen met een gezamenlijke waarde van € 5.701,01.
(voorwaardelijke) tegenvordering
3.3.
Voor het geval dat de kantonrechter concludeert dat de vorderingen uit punt 3.2 niet voor verrekening vatbaar zijn, vordert [gedaagde] dat de kantonrechter [eisers] veroordeelt tot betaling van € 5.701,01 en kosten. [gedaagde] legt hieraan ten grondslag dat [eisers] op twee manieren is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en dat daaruit schade is ontstaan.
3.4.
[eisers] voert verweer.

4.De beoordeling

vordering
Consumentenrecht niet van toepassing
4.1.
[gedaagde] stelt dat de vordering van [eisers] is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Wanneer sprake is van een dergelijke overeenkomst dient de kantonrechter ambtshalve na te gaan of de wijze van contracteren voldoet aan consumentenrechtelijke eisen.
4.2.
Hoewel de aannemingsovereenkomst betrekking heeft op de verbouwing van de woning van [gedaagde] , rechtvaardigen de overige omstandigheden van dit geval de conclusie dat [gedaagde] in dit geschil niet als consument kan worden aangemerkt. Op de zitting is naar voren gekomen dat [gedaagde] in het verleden op grote schaal onroerend goed heeft aangekocht, en bij herhaling opdrachten tot renovatiewerkzaamheden heeft verstrekt aan [eisers] . [gedaagde] is eigenaar of grotendeels eigenaar van ten minste 26 panden en doet aan vastgoedbeheer. In ten minste tien gevallen hebben partijen samengewerkt onder dezelfde voorwaarden als in dit geschil. [eisers] heeft onweersproken gesteld dat de samenwerking al 30 jaar duurt. Het draaide bij die gevallen om grootschalige renovaties van woningen waarbij [eisers] zelf als aannemer werkzaamheden verrichte op regiebasis, en in sommige gevallen ook onderaannemers inschakelde. Gelet op de frequentie en aard van de samenwerking, de ervaring van [gedaagde] als vastgoedbelegger, en de professionele wijze waarop de samenwerking met [eisers] was ingericht, oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] bij het sluiten van de aannemingsovereenkomst niet handelde als consument.
4.3.
De kantonrechter zal dus niet overgaan tot toetsing van de (totstandkoming van de) overeenkomst aan het consumentenrecht. [gedaagde] beroept zich op zijn status als consument in het kader van toelichting door [eisers] van de facturen in geschil. Hier komt de kantonrechter op terug in punt 4.15.
Eindafrekening Kooz
4.4.
Gelet op de inhoudelijke samenhang tussen de vordering en de voorwaardelijke tegenvordering voor zover deze zien op de werkzaamheden van Kooz, zal de kantonrechter deze gezamenlijk behandelen.
4.5.
De vordering van [eisers] tot betaling van de eindafrekening voor de werkzaamheden van Kooz is erop gegrond dat [gedaagde] de aannemingsovereenkomst stilzwijgend heeft opgezegd. [eisers] voert daartoe aan dat [gedaagde] de nog niet afgeronde renovatiewerkzaamheden heeft laten uitvoeren dan wel gebreken heeft laten herstellen door derde partijen. [gedaagde] stelt juist dat Kooz in verzuim is geraakt omdat hij in gebreke is gebleven de werkzaamheden op 15 december 2022 afgerond te hebben, en vordert betaling van schade bestaande uit de kosten die hij heeft gemaakt bij andere partijen om het werk af te ronden. Hierbij spreekt [gedaagde] [eisers] aan omdat Kooz als onderaannemer van [eisers] optrad.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat de stellingen elkaar uitsluiten: of Kooz is in verzuim geraakt, of [gedaagde] heeft stilzwijgend opgezegd. Hierbij geldt dat [eisers] aansprakelijk is voor de deugdelijke nakoming van de aannemingsovereenkomst van Kooz. [1] Indien Kooz in verzuim is geraakt, kan [gedaagde] [eisers] daarvoor aanspreken.
Eindafrekening Kooz: verzuim
4.7.
De kantonrechter volgt [gedaagde] echter niet in zijn standpunt dat Kooz in verzuim is geraakt op 15 december 2022. [gedaagde] heeft niet gesteld dat partijen 15 december 2022 als fatale termijn voor de oplevering van de werkzaamheden door Kooz hebben afgesproken. Dat betekent nog niet dat Kooz niet zou kunnen worden gesommeerd om de werkzaamheden op enig moment af te ronden. Is voor de nakoming geen termijn bepaald, dan treedt het verzuim in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. [2] Een dergelijke aanmaning heeft [gedaagde] niet gestuurd. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.8.
[gedaagde] heeft een bericht aan Kooz gezonden op 6 december 2022 waarin hij Kooz sommeert om de werkzaamheden op 15 december 2022 afgerond te hebben. [gedaagde] heeft echter onvoldoende onderbouwd waarom de in zijn ingebrekestelling gestelde termijn van negen dagen als redelijk kan worden aangemerkt. Bij de beoordeling van de redelijkheid van de gestelde termijn dienen de omstandigheden in acht te worden genomen, en moet een afweging plaatsvinden van de wederzijdse belangen van de partijen. De kantonrechter ziet dat [gedaagde] een belang had om de werkzaamheden op 15 december af te willen hebben, omdat hij de woning op die datum wilde betrekken. Dat kan een reden zijn om enige urgentie aan te nemen. Echter, [eisers] betwist de redelijkheid van de termijn en wijst daarbij op correspondentie van Kooz aan [gedaagde] van de dag voor de ingebrekestelling waarin Kooz bericht tot overeenstemming te willen komen over de nog op te leveren werkzaamheden en dat vervolgens materialen besteld moeten worden waarvan de levertijd vier weken bedraagt. Tegen die achtergrond had [gedaagde] moeten onderkennen dat een termijn van negen dagen niet als redelijk kon worden aangemerkt. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat partijen reeds eerder hadden gesproken over de oplevering op 15 december 2022, maar hij heeft die stelling op geen enkele wijze onderbouwd met stukken of andere concrete informatie. Nu [eisers] die gestelde afspraak heeft betwist, volgt de kantonrechter deze stelling niet.
Eindafrekening Kooz: opzegging
4.9.
Aangezien [gedaagde] de werkzaamheden na 15 december 2022 door andere aannemers heeft laten uitvoeren zonder dat Kooz in verzuim is geraakt, geldt dat hij de aannemingsovereenkomst stilzwijgend heeft opgezegd. Dit betekent dat [gedaagde] de voor het gehele werk geldende prijs dient te betalen, met aftrek van minderwerk. [3] [gedaagde] draagt de stelplicht en bewijslast van de omvang van het minderwerk.
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat de gehele prijs van de werkzaamheden van Kooz € 83.713,00 bedraagt, en dat van dit bedrag nog € 18.150,02 onbetaald is. Dit volgt uit de correspondentie in productie 1 bij de conclusie van antwoord. [gedaagde] stelt in deze correspondentie dat er sprake is van € 14.360,03 aan minderwerk, en erkent daarmee een resterende betalingsverplichting van € 3.789,99 met het voorbehoud dat er nog posten zijn die als minderwerk van deze prijs afgetrokken dienen te worden maar waarvan [gedaagde] de prijs niet weet. Blijkens de aanschrijvingen van [eisers] waarin hij € 7.384,63 als afrekening vordert en waarbij hij rekening houdt met minderwerk, erkent [eisers] kennelijk een bedrag van
€ 10.765,39 aan minderwerk. Tussen partijen bestaat dus een verschil van in ieder geval
€ 3,594.64 in de waardering van het minderwerk.
4.11.
Het is uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting duidelijk geworden waar dit verschil op ziet. Het verweer in randnummer 10 van de conclusie van antwoord stelt slechts dat het afgeronde werk waarvoor [eisers] dus € 7.384,63 afrekening vordert ondeugdelijk is uitgevoerd. Nu reeds vaststaat dat Kooz niet in verzuim is geraakt, komt aan dit verweer geen gevolg toe. Anders gezegd: [gedaagde] moet aantonen wat er niet is uitgevoerd, niet wat gebrekkig is gedaan. Voor zover het verschil in de waardering van het minderwerk moet blijken uit een door partijen overgelegd overzicht in zowel productie 7 van de dagvaarding als in productie 1 bij het antwoord, geldt dat dit overzicht onnavolgbaar is. Ook is niet duidelijk wat de ongeprijsde posten zijn waar [gedaagde] over spreekt.
4.12.
Nu [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht, zal de kantonrechter de vordering toewijzen voor zover deze ziet op de afrekening van de werkzaamheden van Kooz.
Factuur 20220101
4.13.
[eisers] vordert betaling van de factuur met kenmerk 20220101 ter waarde van
€ 14.495,59. De factuur is gedateerd op 25 oktober 2022. Deze factuur bevat onder andere de rekening voor werkzaamheden die door onderaannemer Meerkerk zijn uitgevoerd. Tussen partijen is niet in geschil dat Meerkerk zou zorgdragen voor het installeren van een warmtepomp tegen een vaste aanneemprijs conform de offerte van Meerkerk overgelegd bij antwoord in productie 7. Ook is tussen partijen niet in geschil dat [eisers] de rekening van Meerkerk bij [gedaagde] in rekening mocht brengen, aangezien [eisers] opereerde als hoofdaannemer.
4.14.
[gedaagde] beroept zich op opschorting van zijn betalingsverplichting van factuur 20220101 omdat [eisers] niet heeft voldaan aan zijn verplichting om uitleg te geven over posten in andere (reeds voldane) facturen. [gedaagde] stelt over deze posten dat het mogelijk is dat deze zien op werkzaamheden die vallen onder de Meerkerk-offerte, en dus dubbel gefactureerd worden in factuur 20220101. Het draait om de volgende posten:
Factuurnummer
Omschrijving
Bedrag
20220046
Arbeid
€ 4.173,75
20220046
Materialen en arbeid loodgieter
€ 1.308,56
20220060
Arbeid
€ 2.677,50
20220059
Installatietechniek Henri Held
€ 1.131,23
De optelsom van deze posten is € 9.291,04. Dit betekent dat [gedaagde] erkent dat hij van factuur 20220101 nog € 5.204,55 verschuldigd is (zijnde € 14.495,59 - € 9.291,04). Dit bedrag zal de kantonrechter toewijzen.
4.15.
[eisers] dient uitleg te geven op welke werkzaamheden zijn facturen zien zodat deze voor [gedaagde] redelijkerwijs controleerbaar zijn. Dit volgt uit artikel 7:403 lid 2 BW. Aanneming van werk is immers een bijzondere vorm van de overeenkomst van opdracht. [eisers] is een deugdelijke uitleg ook verschuldigd zonder dat [gedaagde] consument is.
4.16.
Over de posten waarvan [gedaagde] uitleg vordert, volgt de kantonrechter [gedaagde] in zijn betoog dat [eisers] onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waar deze posten op zien. De uitleg die [eisers] pas ter zitting heeft gegeven, is onvoldoende exact. Ter zitting heeft [eisers] toegelicht dat deze posten zien op loodgieterswerk, en dat dit is uitgevoerd door ten minste vijf werknemers. [eisers] heeft echter niet onderbouwd wanneer de werkzaamheden plaatsvonden, wat de werkzaamheden waren en (met uitzondering van de vierde post) door wie de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Er is voorts voldoende samenhang tussen de vordering tot uitleg van de reeds betaalde facturen en de betalingsverplichting voortvloeiende uit factuur 20220101, aangezien alle facturen voortvloeien uit dezelfde aannemingsovereenkomst. De kantonrechter concludeert dan ook dat [gedaagde] gerechtigd is de betaling op te schorten totdat [eisers] alsnog een toereikende specificatie verstrekt. De kantonrechter zal de vordering afwijzen voor het gedeelte van € 9.291,04.
Factuur 20220120
4.17.
Ook bij factuur 20220120 beroept [gedaagde] zich op opschorting van zijn betalingsverplichting wegens gebrek aan inzichtelijkheid. Ter zitting heeft [eisers] uitleg gegeven over op welke werkzaamheden de factuur ziet. [gedaagde] heeft vervolgens erkend dit bedrag schuld te zijn. Het draait om een bedrag van € 563,87. De kantonrechter zal dit bedrag toewijzen.
Conclusie over de vordering
4.18.
De kantonrechter zal de vordering toewijzen tot een hoogte van € 13.153,05 (bestaande uit € 7.384,63 voor de Kooz-eindafrekening, € 5.204,55 voor factuur 20220101, en € 563,87 voor factuur 20220120).
4.19.
Het beroep op verrekening zal de kantonrechter afwijzen gelet op de beoordeling van de tegenvordering.
4.20.
[eisers] vordert wettelijke rente. Uit de dagvaarding blijkt dat [eisers] een aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW heeft verstuurd. De wettelijke rente over de Kooz-eindafrekening zal worden toegewezen vanaf het moment dat de in de aanmaning gestelde betalingstermijn is verstreken, omdat vaststaat dat [gedaagde] vanaf dat moment in verzuim verkeert. In dezelfde aanmaning heeft [eisers] de facturen 20220120 en 20220101 naar [gedaagde] gezonden. In het licht van de betwisting van [gedaagde] dat deze facturen hem bekend waren, heeft [eisers] onvoldoende onderbouwd dat de facturen eerder aan [gedaagde] zijn gezonden. Het valt dan ook niet in te zien waarom de vervaldata van de facturen als verzuimdata zouden moeten gelden. De wettelijke rente voor factuur 20220120 zal dus worden toegewezen per de dag van dagvaarding. De wettelijke rente voor factuur 20220101 zal worden toegewezen over het toewijsbare deel, ook vanaf de dag van dagvaarding.
4.21.
De kantonrechter stelt vast dat [eisers] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De rechtbank zal de vergoeding hiervoor vaststellen op basis van de toe te wijzen hoofdsom van € 13.153,05 exclusief btw op basis van het wettelijk tarief, zijnde een bedrag van € 906,53.
4.22.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.743,54
tegenvordering
4.23.
Aan de voorwaarde voor de tegenvordering is voldaan. De gegrondheid van het verrekeningsverweer van [gedaagde] is namelijk niet op eenvoudige wijze vast te stellen. De reden hiervoor ligt in de verweren van [eisers] , die tegen beide onderdelen slagen.
4.24.
Uit de beoordeling in randnummer 4.6 volgt dat [gedaagde] niet in verzuim is geraakt met betrekking tot de werkzaamheden van Kooz. De kantonrechter zal de tegenvordering afwijzen voor zover deze ziet op de schadevergoeding voor die werkzaamheden.
4.25.
[gedaagde] stelt dat [eisers] toerekenbaar is tekortgeschoten door geen informatie te verschaffen over de isolatiewaarde ten behoeve van een subsidieaanvraag. Als schade vordert [gedaagde] het misgelopen subsidiebedrag van € 1.210,00. [gedaagde] onderbouwt zijn stelling met een bericht van de gemachtigde van [gedaagde] waarin hij in verband met een subsidieaanvraag verzoekt om ‘opgave dan wel onderbouwing in verband met de isolatiewaarden na het door [eisers] geleverde werk’ en dat [eisers] deze ‘onverwijld’ verstrekt. De kantonrechter volgt het verweer van [eisers] dat uit de vraag van de gemachtigde van [gedaagde] niet duidelijk is welke informatie geleverd moet worden noch dat een redelijke termijn voor beantwoording is gegeven. [eisers] is daarom niet in verzuim geraakt, en de kantonrechter zal de vordering afwijzen.
4.26.
[gedaagde] is in de tegenvordering in het ongelijk gesteld, maar aangezien de tegenvordering zodanig samenhangt met de vordering van [eisers] , worden de proceskosten inzake de tegenvordering op nihil geschat.

5.De beslissing

De kantonrechter
vordering
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 13.153,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
  • het bedrag van € 7.384,63 (Kooz-eindafrekening) met ingang van 22 februari 2024,
  • het bedrag van € 5.204,55 (factuur 20220101) met ingang van 29 augustus 2024,
  • het bedrag van € 563,87 (factuur 20220120) met ingang van 29 augustus 2024
telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 906,53 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.743,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
tegenvordering
5.6.
wijst de vordering af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Ćulafić en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:751 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 6:82 lid 1 BW.
3.Artikel 7:764 lid 2 BW