ECLI:NL:RBNHO:2025:4508

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
11524940 AO VERZ 25-8
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens fraude en verzoek tot schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Triangular Group Information Services and Networking B.V. (TGI) en een werkneemster, hierna te noemen [verweerder]. De werkneemster is op staande voet ontslagen wegens fraude, nadat TGI ontdekte dat zij had gelogen over de dood van haar zoon en onterecht een bedrag van € 2.000,00 had ontvangen voor de grafsteen. De werkneemster is niet verschenen in de procedure. TGI heeft de kantonrechter verzocht om de werkneemster te veroordelen tot betaling van diverse schadevergoedingen, waaronder een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en terugbetaling van het onterecht betaalde bedrag voor de grafsteen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkneemster behoorlijk is opgeroepen, maar niet is verschenen. De verzoeken van TGI zijn grotendeels toegewezen, met uitzondering van de btw op de schadevergoeding, omdat er geen prestatie tegenover stond. De kantonrechter heeft de werkneemster veroordeeld tot betaling van in totaal € 44.938,73, te vermeerderen met wettelijke rente, en de proceskosten zijn voor rekening van de werkneemster.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Locatie Zaanstad
Rekestnummer: 11524940 \ AO VERZ 25-8
Beschikking van 17 april 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
TRIANGULAR GROUP INFORMATION SERVICES AND NETWORKING B.V.,
te Amsterdam,
verzoekende partij,
hierna te noemen: TGI,
gemachtigde: mrs. D.A.M. Lagarrigue en N.E.M. van der Heijden,
tegen
[verweerder],
te [plaats],
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder],
niet verschenen.
De zaak in het kort
De werkneemster is op staande voet ontslagen wegens fraude. De werkgever verzoekt de kantonrechter in deze zaak om de werkneemster te veroordelen tot betaling van diverse (schade)vergoedingen. De werkneemster is niet verschenen in de procedure. De verzoeken van de werkgever worden grotendeels toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 29 januari 2025 met 17 producties;
- de aanvullende producties 18 en 19 van 31 maart 2025;
- de zitting van 1 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.Feiten

2.1.
[verweerder], geboren [geboortedatum] 1982, is op 1 november 2024 in dienst getreden bij TGI op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 30 april 2025 in de functie van veiligheidskundige. Zij genoot een salaris van € 4.044,44 bruto per maand exclusief vakantiegeld tegen een arbeidsomvang van 28 uur per week.
2.2.
Omstreeks haar tweede werkweek verscheen [verweerder] niet op de plek waar zij door TGI tewerkgesteld was, te weten bij de gemeente Rotterdam. Toen de projectleider daarover telefonisch contact opnam met [verweerder], gaf zij aan dat haar zoon ernstig ziek was en in het ziekenhuis lag.
2.3.
Op 3 december 2024 vernam TGI dat de zoon van [verweerder] was overleden.
2.4.
Op 4 december 2024 nam TGI telefonisch contact op met [verweerder] om haar te condoleren. [verweerder] gaf tijdens dat gesprek aan dat zij in financiële problemen zou komen, omdat haar verzekering niet alle uitvaartkosten zou dekken. TGI heeft daarom aan [verweerder] aangeboden om een gedeelte van de grafsteen van haar zoon te betalen.
2.5.
Op 10 december 2024 heeft TGI € 2.000,00 naar [verweerder] overgemaakt ten behoeve van de grafsteen.
2.6.
In verband met de verantwoording in haar administratie heeft TGI [verweerder] gevraagd om een factuur van de grafsteen. Op dit verzoek heeft [verweerder] gereageerd door toezending van een factuur van 9 december 2024 van [bedrijf].
2.7.
Na de datum van de (vermeende) uitvaart heeft [verweerder] een digitale versie van de rouwkaart van haar zoon aan TGI toegestuurd.
2.8.
Omdat de factuur van de grafsteen en de rouwkaart vragen opriepen bij TGI is [verweerder] op 20 december 2024 geschorst in verband met een onderzoek naar mogelijke fraude.
2.9.
Op 24 december 2024 is [verweerder] op staande voet ontslagen wegens (kort gezegd) fraude, bestaande uit het – (i) voorliegen van TGI door de te doen alsof haar zoon was overleden en dat zij daardoor in geldnood zat, (ii) frauderen met de rouwkaart en de grafsteen-factuur en (iii) op valse gronden niet meer komen werken.
2.10.
Op 20 januari 2025 heeft TGI aangifte tegen [verweerder] gedaan bij de politie wegens fraude.

3.Het verzoek

3.1.
TGI verzoekt de kantonrechter – na vermindering van het verzoek ter zitting – om:
[verweerder] te veroordelen tot betaling van € 18.636,79 aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[verweerder] te veroordelen tot betaling van € 2.000,00 aan ‘begrafeniskosten’, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[verweerder] te veroordelen tot betaling van € 24.628,82 exclusief btw aan overige schade, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[verweerder] te veroordelen tot betaling van € 1.673,12 aan beschikbaar gestelde en niet teruggegeven bedrijfsmiddelen;
[verweerder] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek heeft TGI het volgende ten grondslag gelegd:
i. [verweerder] heeft door opzet en schuld aan TGI een dringende reden gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Daarom is [verweerder] aan TGI de vergoeding wegens onregelmatige opzegging [1] verschuldigd.
ii. TGI heeft de € 2.000,00 ter zake de (vermeende) grafsteen onverschuldigd aan [verweerder] betaald door het bedrog van [verweerder].
iii. TGI heeft schade [2] geleden door het opzettelijk handelen van [verweerder], bestaande uit:
  • € 2.000,00aan de bijdrage voor de begrafeniskosten;
  • € 4.715,82aan loon inclusief eindejaarsuitkering, omdat [verweerder] onder valse voorwendselen vrijgesteld was van werk met behoud van loon in november 2024;
  • € 8.280,00 exclusief btwaan kosten die TGI heeft gemaakt voor de werknemer die zij ter vervanging van TGI heeft moeten inzetten op het project bij de gemeente Rotterdam en welke kosten TGI niet in rekening kan brengen bij haar opdrachtgever;
  • € 2.750,00 exclusief btwaan interne onderzoekskosten in verband met het onderzoek dat TGI door meerdere van haar werknemers heeft laten plaatsvinden naar de door [verweerder] gepleegde fraude;
  • € 3.640,00 exclusief btwaan interne uren die de projectleider van de gemeente Rotterdam, de directeur van TGI en de backoffice van TGI aan het dossier van [verweerder] hebben besteed;
- € 3.243
€ 3.243 exclusief btwaan advocaatkosten.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat [verweerder] behoorlijk is opgeroepen om in de procedure te verschijnen. Zo is zij – naast bij brief van 12 februari 2025 door de griffier van de rechtbank te zijn opgeroepen – ook per deurwaardersexploot van 20 februari 2025 opgeroepen om op de zitting van 1 april 2025 te verschijnen. [3] Desondanks is [verweerder] niet verschenen in de procedure.
4.2.
TGI heeft onweersproken gesteld en onderbouwd dat zij recht heeft op (i) de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, (ii) terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag van € 2.000,00 voor de (vermeende) grafsteen en (iii) betaling van het bedrag aan beschikbaar gestelde en niet teruggegeven bedrijfsmiddelen. Deze verzoeken (ten bedrage van € 22.309,91) zullen dan ook worden toegewezen. Voor zover over deze bedragen wettelijke rente is verzocht, zal dat ook worden toegewezen. [4]
4.3.
Verder heeft TGI onweersproken gesteld en onderbouwd dat zij recht heeft op vergoeding van de schade die [verweerder] heeft veroorzaakt. De kantonrechter begroot de hoogte van die schade echter op een lager bedrag dan door TGI verzocht, te weten op een bedrag van € 22.628,82. Aldus een verschil van € 2.000,00 met hetgeen TGI heeft verzocht. Dit verschil wordt verklaard doordat TGI de aan [verweerder] betaalde € 2.000,00 zowel heeft verzocht in het kader van de schadevergoeding, als in het kader van de gestelde onverschuldigde betaling. Omdat hiervoor al is geoordeeld dat het verzoek van TGI om terugbetaling van de onverschuldigd aan [verweerder] betaalde € 2.000,00 wordt toegewezen, heeft zij hier niet (nogmaals) recht op als zijnde schadevergoeding. De verzochte schadevergoeding zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 22.628,82. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen zoals verzocht. De verzochte btw over deze schadevergoeding is echter niet toewijsbaar, omdat er geen prestatie tegenover de vergoeding staat, zodat dat deel van het verzoek wordt afgewezen.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder], omdat zij overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van TGI worden begroot op € 1.691,74 (€ 1.461,00 aan griffierecht, € 95,74 aan explootkosten en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan TGI van € 44.938,73 binnen zeven dagen na dagtekening van deze beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 43.265,61 vanaf 24 december 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten van € 1.691,74, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verweerder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [5] ;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Woerdman en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 april 2025.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:677 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 7:661 lid 1 BW in samenhang met artikel 6:74 BW, 6:96 BW en 7:611 BW.
3.Artikel 3.3.7 van het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken: kanton, handel en voorzieningenrechter.
4.Over het bedrag met betrekking tot de bedrijfsmiddelen is geen wettelijke rente verzocht.
5.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.