ECLI:NL:RBNHO:2025:450

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/15/355825 / FA RK 24-4175
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek moeder tot eenhoofdig gezag en vaststelling zorgregeling na langdurige conflicten tussen ouders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 3 januari 2025, zijn de ouders van twee minderjarigen verwikkeld in een langdurige en heftige strijd over de zorg en het gezag over hun kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al bijna vier jaar geen vertrouwen meer bestaat tussen de ouders, waarbij vooral de vader zijn standpunt volhardt en de samenwerking met de moeder ernstig belemmert. De rechtbank concludeert dat de vereiste basis voor gezamenlijk gezag ontbreekt en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem raken tussen de ouders. De moeder heeft verzocht om eenhoofdig gezag, wat door de rechtbank is toegewezen, omdat er geen reële mogelijkheden zijn voor verbetering van de situatie binnen afzienbare termijn. De rechtbank heeft ook de huidige zorgregeling, die een 50/50 verdeling inhoudt, gehandhaafd, omdat de kinderen hieraan gewend zijn en een wijziging niet in hun belang zou zijn. De rechtbank heeft daarnaast een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder de vader maandelijks op de hoogte moet houden van belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die al te lang lijden onder de conflicten tussen hun ouders.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezag, hoofdverblijfplaats, zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/355825 / FA RK 24-4175
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 3 januari 2025
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. N.D. Groenewoud, kantoorhoudende te Nieuw-Vennep,
tegen
[de vader],
wonende op een adres dat bij de rechtbank bekend is,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.M. Wigman, kantoorhoudende te Den Haag,
--betreffende--
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna gezamenlijk ook: de kinderen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 augustus 2023;
- de (verwijzings-)beschikking van de rechtbank Den Haag van 9 augustus 2024;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 juni 2024;
- het e-mailbericht namens de vader van 16 september 2024;
- de brief namens de moeder van 17 september 2024;
- het aanvullend verweerschrift met bijlagen en zelfstandige verzoeken van de vader van 26 november 2024;
- het aanvullend verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 27 november 2024;
- het verweerschrift van de moeder tegen de zelfstandig verzoeken met bijlagen van 28 november 2024;
- de brief met bijlage namens de moeder van 27 november 2024;
- de brief met bijlage namens de vader van 28 november 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 december 2024 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. Groenewoud en de vader door mr. Wigman.
Daarbij waren ook ter zitting aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam), (hierna: de GI).
1.3.
Tegelijk met de verzoeken in deze zaak is ter zitting behandeld het verzoek van de Raad om de kinderen onder toezicht te stellen, bij de rechtbank bekend onder het nummer C/15/354342 / JU RK 24-974.

2.Eerdere beschikkingen met betrekking tot partijen

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 11 maart 2021 zijn in het kader van voorlopige voorzieningen de kinderen voorlopig toevertrouwd aan de vader, die het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning verkreeg. Daarbij is als tijdelijke zorgregeling vastgelegd de regeling die partijen ter zitting zijn overeengekomen, namelijk dat de kinderen bij de moeder verblijven:
- in week 1 van zaterdag 15.00 uur tot woensdag 12.15 uur;
- in week 2 van zondag 15.00 uur tot woensdag 15.00 uur.
2.2.
In de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 23 december 2021 is een zorgregeling vastgelegd waarbij de kinderen bij de moeder verblijven:
- in week 1 van zaterdag 15.00 uur tot woensdag 12.15 uur, waarbij de vader de kinderen op zaterdag naar de moeder brengt en op woensdag ophaalt van school (of bij de moeder, als de kinderen geen school hebben);
- in week 2 van zondag 15.00 uur tot woensdag 17.00 uur, waarbij de moeder de kinderen op zondag bij de vader ophaalt en op woensdag naar hem terugbrengt.
Daarnaast is een vakantieregeling vastgesteld.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 augustus 2023 zijn in deze procedure de navolgende beslissingen genomen;
- de zorgregeling voor de vakanties en feestdagen, zoals vastgesteld in de echtscheidingsbeschikking, is gewijzigd in een verdeling bij helfte en er is een regeling vastgesteld voor verdeling van verjaardagen, bijzondere dagen en feestdagen. Ook is vastgelegd wanneer de kinderen bellen met de ouder bij wie zij niet verblijven;
- de door de vader te betalen kinderbijdrage is vastgesteld;
- het advies van de Raad is gevraagd over het gezag, de zorgregeling en wat er nodig is om tot een betere en voor de kinderen minder belastende samenwerking te komen tussen de ouders en om het welzijn van de kinderen te waarborgen;
- de beslissing over het gezag, de zorgregeling en de proceskosten aangehouden.
Daarbij zijn afgewezen de navolgende verzoeken;
de verzoeken van de vader om:
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen;
- partijen te verwijzen naar Ouderschap Blijft;
- om vervangende toestemming voor inschrijving bij tandarts [de tandarts] ;
- te bepalen dat de vader kan kennismaken met de woning en partner van moeder;
verzoeken van de moeder om:
- een dwangsom vast te stellen als de vader de zorgregeling niet nakomt;
- de vader te verbieden de kinderen in het BRP bij hem in te schrijven.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 9 augustus 2024 heeft de rechtbank de eerdere beschikking gehandhaafd en de zaak in de stand waarin deze bevindt verwezen naar de rechtbank Noord-Holland om te worden behandeld samen met het verzoek van de Raad om de kinderen onder toezicht te stellen.
2.5.
De hierna te behandelen resterende verzoeken in deze procedure (nummering gelijk aan die in de beschikking van 17 augustus 2023) zijn:
de verzoeken van de moeder om:
I. te bepalen dat de moeder alleen het ouderlijk gezag zal uitoefenen over de kinderen;
II. vaststelling van een zorgregeling, waarbij de kinderen iedere veertien dagen bij de vader zullen verblijven van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag brengt en de vader hen op zondag terugbrengt:
III. bevestiging van de vakantieregeling als neergelegd in de echtscheidingsbeschikking van 23 december 2021 van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de overdracht plaatsvindt op zondag om 17.00 uur, waarbij de ouder bij wie de kinderen hebben verbleven hen terugbrengt;
VII. veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.
het verzoek van de vader om:
IV. de huidige zorgregeling aan te passen op de woensdagen en zondagen, inhoudende dat de kinderen alle woensdagmiddagen bij de vader verblijven en het wisselmoment elk weekend op zondag 10.00 uur zal zijn, alsmede de vakantiedagen vast te stellen met tijdstippen conform een nog na te zenden voorstel.

3.Het advies van de Raad

3.1.
In zijn rapport van 28 juni 2024 heeft de Raad geadviseerd om het gezamenlijk gezag niet te wijzigen. Volgens de Raad moeten de ouders samen tot beslissingen kunnen komen. De Raad vindt het (nog) niet passend of geboden om de moeder alleen met het gezag te belasten. Door verschillende omstandigheden is er nog geen passende hulp ingezet en er is slechts hulp in het vrijwillig kader geweest en niet in het kader van een ondertoezichtstelling. Beide ouders hebben het beste voor met de kinderen en staan open voor hulpverlening. Daardoor ziet de Raad op dit moment nog voldoende mogelijkheden voor de ouders om het gezag samen uit te oefenen.
3.2.
Verder heeft de Raad geadviseerd als zorgregeling vast te stellen dat de kinderen:
- bij de moeder verblijven van zaterdag 17.00 uur tot woensdag 12.15 uur;
- bij de vader verblijven van woensdag 17.00 uur tot zaterdag 17.00 uur;
- op woensdag van 12.15 uur tot 17.00 uur de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader verblijven;
Verder adviseert de Raad om de regeling voor de vakanties en feestdagen zoals eerder vastgelegd te handhaven.
3.3.
De Raad heeft dit advies in het rapport als volgt onderbouwd. Een heel weekend bij een ouder zou de voorkeur hebben boven een versnipperd weekend, met een spanningsvol overdrachtsmoment, zoals nu het geval is. Nu de ouders echter al jaren ‘hun eigen dagen’ hebben en hun werk en de opvang hierop zijn afgestemd en de kinderen hieraan gewend zijn, is er volgens het rapport nu geen andere, beter passende mogelijkheid. De kinderen hebben baat bij stabiliteit en duidelijkheid, dus een verandering in de zorgregeling acht de Raad niet in hun belang. Een grote verandering in de zorgregeling zou bovendien de strijd tussen de ouders weer doen oplaaien, wat niet in het belang van de kinderen is.
Ter zitting heeft de Raad het advies over de zorgregeling aangevulde met het advies om een 50/50 zorgregeling vast te stellen waarbij het wisselmoment niet in het weekend is vanwege de daarmee gepaard gaande onrust voor de kinderen.

4.De aanvullende verzoeken van de moeder

4.1.
De moeder heeft de rechtbank aanvullend verzocht:
I. de vader te verbieden om de kinderen zonder instemming van de moeder in te schrijven bij medische of tandheelkundige praktijken, bij gebreke waarvan hij vanaf de datum van de inschrijving tot de datum van de uitschrijving van de kinderen een dwangsom verbeurte van € 500 per dag met een maximum van € 50.000;
II. de moeder vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van identiteitsbewijzen voor de kinderen;
III. de vader te veroordelen in de proceskosten van dit aanvullend verzoek.
4.2.
Als onderbouwing van deze aanvullende verzoeken is namens de moeder naar voren gebracht dat gezamenlijk gezag niet mogelijk is omdat de vader zich niet laat sturen, eenzijdig beslissingen neemt en het gezamenlijk gezag ondermijnt. Zo legt de vader de beslissing tot afwijzing van zijn eerdere verzoek over de tandarts anders uit dan bedoeld en heeft hij de kinderen weer bij een andere tandartspraktijk ingeschreven. Daarom is een uitdrukkelijk verbod nodig om de kinderen zonder toestemming in te schrijven bij andere praktijken dan waar zij nu staan ingeschreven.
Verder is de vervangende toestemming voor de aanvraag van de identiteitskaarten nodig omdat de vader nog steeds zonder geldige reden niet meewerkt, althans onnodig lastig maakt door te eisen dat hij samen met de moeder naar het gemeentehuis gaat zodat de paspoorten, die hij in beheer heeft, niet onbeheerd blijven. De kosten van het aanvullend verzoek van de moeder moeten daarom voor zijn rekening komen.
De vader heeft verweer gevoerd tegen deze aanvullende verzoeken. Hierop zal hierna voor zover relevant nader ingegaan worden.

5.De aanvullende verzoeken van de vader

5.1.
De vader heeft verzocht de inleidende verzoeken van de moeder af te wijzen. Verder heeft hij bij wijze van zelfstandig verzoeken verzocht, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat de reguliere verdeling van de zorg over de kinderen als volgt zal zijn:
- in de ene week verblijven de kinderen bij de moeder van zaterdag 17.00 uur (althans 15.00 uur) tot woensdag 12.15 uur en bij de vader van woensdag 12.15 uur tot zondag 17.00 uur (althans 15.00 uur);
- in de andere week verblijven de kinderen bij de moeder van zondag 17.00 uur (althans 15.00 uur) tot woensdag 17.00 uur en bij de vader van woensdag 17.00 uur tot zaterdag 17.00 uur (althans 15.00 uur);
2. te bepalen dat de zomervakantie 2025 in afwijking van de beschikking van 17 augustus 2023 wordt verdeeld op basis van drie aangesloten weken bij de vader, waarbij de kinderen in de eerste drie weken bij de vader verblijven (en de tweede drie weken bij de moeder), althans in de laatste drie weken (en de eerste drie weken bij de moeder), of in de weken 2, 3 en 4 althans in de weken 3, 4 en 5 waarbij de kinderen in de andere weken bij de moeder verblijven;
3. te bepalen dat, met wijziging van de beschikking van 17 augustus 2023, vanaf 2026 de zomervakanties worden verdeeld op basis van drie weken aaneengesloten afwisselend bij de ene en de andere ouder, in die zin dat de kinderen in de even jaren gedurende de eerste drie weken bij de vader zijn (en gedurende de tweede drie weken bij de moeder) en de kinderen in de oneven jaren gedurende de tweede drie weken bij de vader zijn (en gedurende de eerste drie weken bij de moeder);
4. te bepalen dat, met wijziging van de beschikking van 17 augustus 2023, de voorjaars- en herfstvakantie niet beide naar één van de ouders gaan, maar worden afgewisseld per jaar, in die zin dat de kinderen in de even jaren in de voorjaarsvakantie bij de vader zijn en in de herfstvakantie bij de moeder, en in de oneven jaren precies andersom;
5. te bepalen dat bij elke ouder één van de kinderen wordt ingeschreven en daar diens hoofdverblijf heeft;
6. vast te stellen dat de kinderbijslag 50/50 wordt en blijft worden verdeeld;
7. vast te stellen dat de kinderen ook bij de tandarts van de vader, [tandartspraktijk] , worden ingeschreven en de vader zo nodig vervangende toestemming te verlenen om de kinderen daar te kunnen inschrijven;
8. te bepalen dat de kinderen per direct hulpverlening krijgen door inschakeling van een kindbehartiger, te weten [kindbehartiger] (of een door de rechtbank aan te wijzen kindbehartiger);
9. te bepalen dat de ambulante hulpverlening zal worden gecontinueerd zolang de hulpverlening dat noodzakelijk acht;
10. te bepalen dat de moeder de kosten van de kinderen voldoet, zoals de kosten voor judo, verjaardagscadeautjes enz.;
11. te bepalen dat de moeder voldoende passende, fatsoenlijke en geschikte kleding van de kinderen ter beschikking stelt aan de vader voor de duur dat de kinderen bij hem verblijven, althans te bepalen dat de vastgestelde kinderalimentatie wordt verlaagd met € 75,- per maand per kind (jaarlijks wettelijke te indexeren) zodat de vader daarmee zelf kleding voor de kinderen kan aanschaffen en de moeder geen kleding meer hoeft mee te geven;
12. te bepalen dat de moeder uitvoering moet geven aan het gezamenlijk gezag, dat zij de vader tijdig moet informeren over te nemen gezagsbeslissingen en dat zij geen gezagsbeslissingen mag nemen zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de vader;
13. te bepalen dat de moeder de vader onverwijld op de hoogte stelt van belangrijke aspecten en ontwikkeling van de kinderen (op sociaal en cognitief vlak, op school, op medische zaken, spoedeisende kwesties, enz.).
5.2.
De vader heeft zijn aanvullende verzoeken toegelicht en hierop zal voor zover relevant bij de beoordeling nader ingegaan worden. De moeder voert verweer en heeft verzocht om die verzoeken van de vader af te wijzen, met uitzondering van het verzoek tot wijziging van de zorgregeling in de voorjaars- en herfstvakantie.
De moeder stelt daartoe dat de verzoeken van de vader niet ontvankelijk zijn of moeten worden afgewezen omdat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij beschikking van de kinderrechter van 3 januari 2025 in de zaak die ter zitting gelijktijdig met deze zaak is behandeld (zaaknummer C/15/354342 / JU RK 24-974), is het verzoek van de Raad om de kinderen onder toezicht te stellen, afgewezen. De rechtbank verwijst naar de inhoud van die beschikking, die ook het uitgangspunt is voor de beoordeling van de verzoeken van partijen in deze procedure.
gezag
6.2.
Volgens vaste rechtspraak is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg ter zake en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen.
Zoals in deze zaak eerder overwogen in de beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 augustus 2023 kan het gezamenlijk gezag worden beëindigd indien;
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
als wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
6.3
Bij de beoordeling van de verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten is het navolgende van belang. Uit het rapport van de Raad is gebleken dat de kinderen zodanig opgroeien dat zij, in elk geval op de langere termijn, in hun ontwikkeling worden bedreigd door de voortdurende conflicten en escalaties tussen de ouders, die op geen enkele manier met elkaar kunnen samenwerken of in onderling overleg tot gezamenlijke en tijdige beslissingen over de kinderen kunnen komen. Hierdoor is er bij de kinderen sprake van een loyaliteitsconflict en zitten de kinderen klem tussen de ouders, aldus de Raad.
6.4
Verder is gebleken dat de ouders nu al bijna vier jaar zijn verwikkeld in een hevige strijd en dat elke beslissing over de kinderen veel conflicten tussen de ouders op levert waardoor het belang van de kinderen uit het oog wordt verloren. Zo staan in deze procedure onder meer weer ter discussie de zorgregeling, de inschrijving bij een tandarts of een sportvereniging, de aanvraag van identiteitsbewijzen en een medische behandeling. Bij spoedkwesties is geen sprake van contact of overleg tussen de ouders. Zo heeft de vader de moeder niet geïnformeerd over het letsel van een van de kinderen opgelopen door een hockeystick en heeft de moeder erna niet de vader, maar de tandarts gebeld om te achterhalen of de vader contact met de praktijk had opgenomen. Van constructieve samenwerking of overleg in de afgelopen jaren is niet gebleken en partijen hebben zich voor de hen verdeeld houdende gezag kwesties steeds tot de rechter moeten wenden. In de onderhavige procedure hebben beide partijen, afgezien van hun oorspronkelijke verzoeken, nog aanvullende verzoeken in gediend, de vader de hiervoor genoemde dertien verzoeken.
6.5
Ter zitting is verder duidelijk geworden dat er sprake is van een situatie waarin er geen enkel vertrouwen is tussen de ouders en waarbij vooral de vader in het eigen standpunt volhardt en kwesties rondom de kinderen steeds opnieuw ter discussie stelt, bijvoorbeeld over de inschrijving bij de tandarts waarover de rechtbank al geoordeeld heeft.
6.6
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet anders dan vaststellen dat de vereiste minimale basis voor gezamenlijke gezagsuitoefening tussen de ouders ontbreekt en dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen nog verder klem en verloren raken tussen de ouders terwijl verbetering van die situatie niet binnen afzienbare tijd valt te verwachten. Anders dan de Raad ziet de rechtbank noch in het Raadsrapport noch in de stellingen van partijen reële mogelijkheden om met hulpverlening in het kader van de door de Raad verzochte ondertoezichtstelling, binnen afzienbare termijn te komen tot de vereiste samenwerking tussen de ouders. Hiervoor wordt kortheidshalve verwezen naar de beschikking van 3 januari 2025 op het verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen.
6.7
De rechtbank zal gelet op het voorgaande het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag te belasten in het belang van de kinderen toewijzen. Het verzoek van de vader om het gezamenlijk gezag te handhaven wordt afgewezen.
identiteitskaarten en tandarts:
6.8.
Nu de moeder hierna met het eenhoofdig gezag wordt belast heeft zij geen belang meer bij een beslissing op haar verzoeken met betrekking tot de aanvraag van identiteitskaarten of inschrijving bij medische of tandheelkundige praktijken. De verzoeken van de moeder en ook van de vader hierover zullen daarom worden afgewezen.
De rechtbank wijst de vader er ten overvloede op dat hij de paspoorten van de kinderen moet overdragen aan de moeder, als gezaghebbende ouder. De rechtbank gaat er vanuit dat de moeder de vader de paspoorten ter beschikking zal stellen als hij met de kinderen naar het buitenland gaat, en ook dat de vader de paspoorten daarna weer aan haar zal teruggeven.
zorgregeling en vakantieregeling:
6.9.
De moeder verzoekt wijziging van de geldende 50/50 zorgregeling met dien verstande dat de kinderen een weekend per 14 dagen bij de vader doorbrengen, waarbij het wisselmoment niet in het weekend is. De vader wil de huidige regeling handhaven onder meer omdat hij dan een keer in de 14 dagen ook de zondag met de kinderen heeft.
De Raad adviseert om de 50/50 verdeling van de zorg te handhaven maar wijst erop dat het niet in het belang is van de kinderen dat het wisselmoment in het weekend is omdat dit leidt tot spanningen en escalaties tussen ouders.
6.10.
Bij de beoordeling van de verzoeken van partijen over de zorgregeling geldt het navolgende. Uitgangspunt is dat een vastgestelde zorgregeling op verzoek van een ouder gewijzigd kan worden als er sprake is van gewijzigde omstandigheden.
De vader heeft onweersproken gesteld dat de kinderen gewend zijn aan de huidige 50/50 zorgregeling, waarbij de wisseling plaatsvindt in het weekend. Dat wordt ondersteund door de bevindingen van de Raad in zijn rapport. Hoewel de Raad een wisseling in het weekend in het algemeen niet in het belang van kinderen van deze leeftijd acht, is niet of in elk geval onvoldoende gesteld of gebleken dat er sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat de geldende 50/50 zorgregeling – met het wisselmoment in het weekend – waaraan de kinderen ook gewend zijn, niet meer in het belang van deze kinderen is.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling worden afgewezen.
6.11.
De ouders zijn het wel eens over een wijziging van de verdeling van de voorjaars- en herfstvakantie waarin de kinderen in een kalenderjaar de ene vakantie bij de vader zijn en de andere bij de moeder. Nu de kinderen in 2024 beide vakanties bij de vader hebben doorgebracht zal de rechtbank als compensatie voor de moeder bepalen dat de kinderen in 2025 beide vakanties bij haar zullen doorbrengen. De rechtbank zal verder bepalen dat de kinderen vanaf 2026 in even jaren in de voorjaarsvakantie bij de vader zijn en de herfstvakantie bij de moeder, en in oneven jaren andersom.
6.12
Ten aanzien van de door de vader verzochte wijziging van de regeling voor de zomervakantie per 2025, is niet gebleken van een zodanige wijziging van omstandigheden die maakt dat de eerder in 2023 vastgestelde regeling in het belang van de kinderen moet worden gewijzigd. Dat de kinderen nu een jaar ouder zijn en dat de vader nu drie weken op vakantie wil met de kinderen is daarvoor onvoldoende.
Kinderbijdrage, kleding en overige kosten kinderen en inschrijving BRP
6.13.
De rechtbank stelt vast dat bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 augustus 2023 een kinderbijdrage is vastgesteld. Een onderbouwd verzoek tot wijziging van de kinderbijdrage ontbreekt. Daarom gaat de rechtbank aan de stellingen van de vader op dit punt voorbij en worden zijn verzoeken daarover, voor zover ontvankelijk, afgewezen.
6.14
Nu de moeder met het eenhoofdige gezag wordt belast, wordt ook het verzoek van de vader om een van de kinderen bij hem in te schrijven, afgewezen.
informatie- en consultatieregeling
6.15.
De vader heeft verzocht te bepalen dat de moeder hem op de hoogte stelt van belangrijke aspecten en ontwikkeling van de kinderen. Nu de moeder met het eenhoofdig gezag wordt belast en de communicatie tussen partijen ernstig is verstoord ziet de rechtbank aanleiding om de navolgende informatie regeling te bepalen; de moeder zal de vader eens per maand per e-mail op de hoogte stellen van belangrijke aangelegenheden met betrekking tot de kinderen, zoals school, medische kwesties en belangrijke gebeurtenissen.
hulpverlening
6.16.
De verzoeken van de vader over de ambulante hulpverlening aan de kinderen en over de kindbehartiger zijn gebaseerd op de situatie van gezamenlijk gezag. Nu de moeder met het eenhoofdig gezag wordt belast is de vader in die verzoeken niet-ontvankelijk.
proceskosten
6.17.
Gelet op de aard van deze familierechtelijke procedure zal de rechtbank zoals gebruikelijk bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt. In de stellingen van partijen heeft de rechtbank geen aanleiding gevonden om van dit uitgangspunt af te wijken.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over voornoemde minderjarigen toekomt;
7.2.
stelt, met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 augustus 2023, de volgende vakantieregeling vast:
De minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in te [plaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
verblijven met ingang van 2026 de voorjaarsvakantie in de even jaren bij de vader en de herfstvakantie bij de moeder, en in oneven jaren andersom. In 2025 zullen de kinderen nog beide vakanties bij de moeder verblijven.
Voor het overige blijft bovengenoemde beschikking ongewijzigd;
7.3.
bepaalt dat de moeder de vader eenmaal per maand per e-mail informeert over
gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen, zoals, maar niet beperkt tot, school, medische kwesties en belangrijke gebeurtenissen.
7.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.